Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Beter inzicht in de baten maakt de sport toekomstbestendiger 26 juni 2018

door: Jelle Schoemaker & Willem de Boer

Minister Bruno Bruins van Medische Zorg en Sport hoopt eind van de week een breed sportakkoord te sluiten met verschillende maatschappelijke partijen om de waarde van sport voor de samenleving te versterken. Dit moet de organisatie en financiering van de sport toekomstbestendig maken. Maar als de sport in de toekomst niet buitenspel wil komen te staan, moet het eerst beter zicht krijgen op de opbrengsten. Alleen als we transparanter over de doelen zijn en beter weten hoeveel sport de maatschappij oplevert, kan het politieke en maatschappelijke draagvlak voor investeringen in de sport behouden blijven. Maar de juiste instrumenten daarvoor ontbreken, vooralsnog.

De sportparticipatie in Nederland ligt al jaren op een constant hoog niveau. Zeker als we dat vergelijken met de meeste andere westerse landen. De vraag dringt zich op of meer investeren in sport nog wel loont en of het eigenlijk wel efficiënt is. Een probleem dat daarbij opdoemt, is dat het voor investeringen in sport wel duidelijk is wat deze kosten, maar veel minder zichtbaar is wat deze dan zoal voor onze maatschappij opleveren. 

XL23-OpenPodium-1Lastig te meten
Er is voor sport een nadrukkelijk kennistekort, vooral op sociaal gebied en op het gebied van gezondheid. Zo is het plezier dat sport ons geeft direct zichtbaar op de velden, maar lastig in euro’s uit te drukken. Andere opbrengsten van sporten, zowel voor de sporter als voor de maatschappij, zijn nog veel lastiger te meten. Daarbij komt dat deze baten ook voor een belangrijk deel pas op de lange termijn zichtbaar worden. 

Binnen de sport hoor je zo vaak de roep om meer aan te sluiten bij andere (beleids)terreinen. Dat kan alleen als de sport beter zijn waarde kan laten zien

Zo worden vanuit de gezondheidshoek wel nadrukkelijk de positieve effecten van bewegen erkend, maar wordt de link met sport lang niet altijd gelegd. De tendens lijkt zelfs dat er meer en meer wordt ingezet op beweeginterventies en -beleid en steeds minder op sport. Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat de sportwereld regelmatig buitenspel komt te staan, terwijl er binnen de sport zo vaak de roep is om meer aan te sluiten bij andere (beleids)terreinen. Dat kan alleen als de sport beter zijn waarde kan laten zien. 

Tekortkoming
Recent heeft Kenniscentrum Sport samen met Ecorys een eerste voorzet hiertoe gegeven met hun onderzoek naar de sociaal-economische waarde van sport en bewegen1. Daaruit wordt duidelijk dat als iemand aan de beweegnorm voldoet dit ook een positief algemeen maatschappelijke effect heeft, vooral op het gebied van arbeidsproductiviteit en gezondheid. Maar de kosten van sporten worden hierbij niet goed zichtbaar. 

XL23OpenPodium-2

Een half uur fietsen van en naar het werk heeft andere gezondheids-, sociale en welzijnseffecten dan twee uur intensief racefietsen, een wedstrijd korfballen of een avondje bridgen

Een andere tekortkoming is dat een belangrijk deel van de uitkomsten gebaseerd is op onderzoek naar bewegen en het dus nog niet duidelijk is in hoeverre sport 'sec' bijdraagt. Een half uur fietsen van en naar het werk heeft andere gezondheids-, sociale en welzijnseffecten dan twee uur intensief racefietsen, een wedstrijd korfballen of een avondje bridgen. Dit onderscheid kan nu nog vrijwel niet worden gemaakt, maar is wel van belang bij specifieke doelgroepen en bij het realiseren van die gezondheids-, sociale en welzijnsdoelstellingen.

Deze huidige kennisleemte was voor de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen een belangrijke aanleiding om - samen met Rijksuniversiteit Groningen en de Aletta Jacobs School of Public Health - het initiatief te nemen voor onderzoek naar de relatie tussen sport(deelname en -accommodaties) en gezondheid en zorgkosten. Dit soort onderzoek moet meer duidelijkheid geven over korte termijneffecten van sporten, waarmee sport zich veel nadrukkelijker in het domein van gezondheid kan profileren, zoals bij het preventieakkoord. Misschien heeft sport ook veel meer baat bij een prominente rol in dát akkoord dan een eigen op zichzelf gericht sportakkoord. En bovendien: wat gebeurt er als de ambities en de ‘keiharde KPI’s'2 van het sportakkoord niet worden gerealiseerd?

Middel zoekt doel
Bij vrijwel alle investeringen in de sport, groot of klein, is nog onvoldoende inzicht in de relatie tussen de kosten en maatschappelijke opbrengsten om een goede afweging te maken voor die specifieke sportaccommodatie of interventie. Bij veel (publieke) investeringsbeslissingen in de sport hoort de eerste vraag te zijn: wat is het doel? Een goede analyse van wat het probleem is, ontbreekt daarbij ook nogal eens. Bij een discussie over het openhouden van een zwembad gaat het vaak over de kwestie dat het zwembad onrendabel is of dat er ‘te veel geld’ naartoe gaat. Maar wat ‘te veel’ is, hangt vooral af van de vraag wat je met het zwembad wilde bereiken en wat het alternatief is. 

Natuurlijk kan het nationaal sportakkoord gebaat zijn bij duidelijke doelen en misschien zelfs bij een (nieuwe) stip aan de horizon, maar het gevaar is dat sport als een maatschappelijk wondermiddel wordt gezien

De Nederlandse Sportraad geeft in haar startadvies aan dat één van de redenen waarom de waarde van sport onbenut blijft, komt doordat overheden en andere organisaties geen slagkracht kunnen ontlenen aan helder omschreven doelen en verantwoordelijkheden3. Dit zorgt ervoor dat investeringen in sport dan ook vaak op zoek zijn naar een doel, terwijl doelen juist het vertrekpunt zouden moeten zijn. 

Zin en onzin van sport
Natuurlijk kan het nationaal sportakkoord gebaat zijn bij duidelijke doelen en misschien zelfs bij een (nieuwe) stip aan de horizon, maar het gevaar is dat sport als een maatschappelijk wondermiddel wordt gezien. Hoewel sport veel waarden heeft - met name op het veld en in minder mate daarbuiten - kan het onmogelijk het antwoord op ieder probleem zijn. 
Het is daarom te hopen dat het sportakkoord tot een stevige, meerjarige onderzoeksagenda leidt waarin de effecten van sport op de samenleving in volle breedte centraal staan. De hieruit ontwikkelde kennis zou moeten helpen om de zin en onzin van sport zichtbaar te maken. Er zijn twee economische instrumenten die volgens ons goed kunnen worden ingezet om waarde van sport inzichtelijk te maken: de Maatschappelijke Kosten- en Batenanalyse (MKBA) voor specifieke interventies en beleid en de SROI voor sport in het algemeen.

De moeilijkheid van een goede Maatschappelijke Kosten- en Batenanalyse zit hem voornamelijk in de veelvoud van effecten die onderzocht moeten worden en in causale relatie worden gebracht met de uitgaven

Kosten- en batenanalyse
Het meest uitgebreide instrument dat wel antwoord kan geven op de vraag wat de maatschappelijke opbrengsten zijn in relatie tot de kosten, is de MKBA. Deze analyse wordt vaak toegepast wanneer grote publieke uitgaven gepaard gaan met ingrijpende veranderingen in de publiek sfeer, zoals de aanleg van een weg of het invoeren van een nieuwe belastingmaatregel. In zo’n geval worden alle financiële en niet-financiële lasten (denk bij dit laatste aan overlast en milieu) in causale relatie gebracht met de financiële en niet-financiële baten. Dit levert de politiek inzichten op die gebruikt kunnen worden bij het maken van een goede afweging bij de besteding van publieke middelen. 

De moeilijkheid van een goede MKBA zit hem voornamelijk in de veelvoud van effecten die onderzocht moeten worden en in causale relatie worden gebracht met de uitgaven. Met andere woorden: welke effecten zouden niet plaatsvinden als deze uitgaven niet gedaan worden. Belangrijke uitdaging daarbij is om de niet-financiële baten en kosten te waarderen in de specifieke context van de sport. Dat laatste is nu nog niet mogelijk.

XL23-OpenPodium-3Kortere reistijd
Recent deed econoom Michiel de Nooij een maatschappelijke kosten-batenanalyse4 voor het open houden van een zwembad/gymzaal in Abcoude. Hij raamde de baten op 218.000 euro per jaar, tegenover 86.500 euro jaarlijkse kosten.

Op zich een mooie uitkomst voor de zwemmers in Abcoude. Maar nadere besturing liet zien dat van de baten liefst 90 procent (188.000 euro) voor rekening komt van de kortere reistijd van de zwemmers. Dit reistijdvoordeel is een typische baat bij infrastructurele projecten, waar MKBA’s oorspronkelijk voor ontwikkeld zijn. Het zal voor een gemeente – vrijwel altijd de belangrijkste financier van een zwembad - niet direct horen tot de belangrijkste doelstellingen voor het openhouden van de sportfaciliteit. Een betere zwemvaardigheid bij kinderen, gezondere inwoners en een bijdrage tot meer sociale contacten zullen dat eerder zijn. Deze effecten worden echter in deze MKBA niet gekwantificeerd. En juist hierin - het meetbaar maken (en liefst monetariseren) van de effecten die tot de kerndoelstellingen van het sportbeleid horen - ligt de uitdaging.

Veel en te brede doelstellingen
In sport worden effecten relatief vaak gemeten bij evenementen. Hierbij zijn soms echter helemaal geen doelen geformuleerd. In andere gevallen werken welwillende wethouders of gedeputeerden zich een slag in de rondte werken om politiek draagvlak voor publieke financiering te krijgen, met als gevolg dat er juist heel veel (en veel te brede) maatschappelijke doelstellingen aan het sportevenement worden gehangen. Paradoxaal gebeurt dit echter veelal bij de eenmalige sportevenementen, waar juist duurzame effecten het minst voor de hand liggen. En afgezien van een economische impact blijken veel van de beloofde effecten lastig meetbaar, anekdotisch of heel beperkt in omvang en duur. 

Als belangrijkste baten van sport worden gezondheidswinst en plezier aangewezen. Dat zal minister Bruins deugd doen

Een positieve ontwikkeling is dat de Rebel Group door de Nederlandse Sportraad is gevraagd om een MKBA-instrument te ontwikkelen speciaal voor sportevenementen. Dit instrument zal nog zijn beperkingen hebben, onder meer omdat specifieke kennis of bewijslast voor de effecten van evenementen nog ontbreken. Maar het is mooi dat enkele specifieke effecten van sportevenementen wel worden gekwantificeerd. Onder meer gaat het om het waarderen van het plezier en trots van bezoekers en de bevolking bij sportevenementen, via een methode die onder meer bij de Girostart is ingezet. Daarnaast worden naar alle waarschijnlijkheid ook de gezondheidseffecten van breedtesportevenementen gewaardeerd, mede aan de hand van een door de HAN ontwikkelde methode5.

Economische en sociale waarde
Op macroniveau is er voor maatschappelijke effecten van sportdeelname (in zijn algemeenheid) wel enig bewijs, alleen ontbreekt hiervoor in Nederland nog de samenhang. Om deze samenhang tussen kosten en opbrengsten beter voor het voetlicht te krijgen én inzicht te krijgen in het doel van sport, is in Engeland door onderzoekers van de Sheffield Hallam Universiteit het instrument van de Social Return on Investment6 voor sport ontwikkeld. Dit instrument maakt duidelijk welke financiële opbrengsten samenhangen met de uitgaven die we doen rondom sport. Het biedt een kader waarin gemeten wordt wat de economische en sociale waarde is van sport en wat het doet met de gezondheid van sporters. 

De uitkomsten laten zien dat in Engeland van alle kosten die een samenleving maakt voor het mogelijk maken van sport ongeveer 10 procent voor rekening komt van de overheid. Het grootste gedeelte wordt daar gefinancierd door de beoefenaars zelf via hun uitgaven aan lidmaatschap, kleding, materiaal en door de tijd die ze er als vrijwilliger in stoppen om het organisatorisch mogelijk te maken. Als belangrijkste baten van sport worden gezondheidswinst en plezier aangewezen. Dat zal minister Bruins deugd doen.

Drie keer zoveel waarde
XL23-OpenPodium-4Door dit overzicht wordt ook duidelijk dat voor iedere pond dat de Britten gezamenlijk aan sport uitgeven, bijna twee keer zoveel aan waarde wordt gecreëerd in de vorm van plezier, onderwijs en gezondheid. Als de overheidskosten afgezet worden tegenover de opbrengsten die de overheid nastreeft op het gebied van gezondheid, criminaliteit en onderwijs, dan levert elke pond publiek geld drie keer zoveel waarde op.

Anders dan een MKBA zegt deze SROI niks over de causaliteit, maar het is een samenhang die op dat moment gemeten wordt. Het zegt niets over de opbrengsten van extra investeringen, of op welke manier geld het beste besteed moet worden om de meeste waarde te realiseren. Maar het kan wel laten zien hoe waardevol investeren in sport is. 

Toekomstbestendige sport
Ondanks hun beperkingen kunnen MKBA’s en een SROI voor de sport een goed beginpunt vormen voor de discussies over investeringen in sport. Het verdient wat ons betreft dan ook sterk de aanbeveling om op korte termijn deze instrumenten voor de Nederlandse context door te ontwikkelen. Daarmee wordt inzichtelijk waarom investeringen in sport kunnen lonen en het helpt om een onderzoeksagenda te formuleren waarin de effecten van sport in relatie tot de kosten goed in kaart te brengen. Alleen door de brede maatschappelijke waarde van sport beter inzichtelijk te maken, kan de veelgenoemde kracht van sport volledig worden benut. Daarnaast helpt het bij het formuleren van realistische doelen en het efficiënt benutten van de middelen voor sportbeleid én die op andere beleidsterreinen. Door de waarde van sport te kennen kan de organisatie en de financiering van sport toekomstbestendig worden gemaakt. 

Deze column is geschreven met medewerking van Karin van der Maat en Dirk Schaars (Kenniscentrum Sport).

Willem de Boer en Jelle Schoemaker zijn als docent en onderzoeker verbonden aan HAN Sport en Bewegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, op het expertisegebied Sports Economics & Strategic Sports Management (SESS). Zij doen onderzoek naar economische aspecten rondom sport, zoals de relatie tussen contributieverhoging en ledenaantal of de baten en kosten rondom grote sportevenementen. Tevens zijn ze lid van de Werkgroep Evaluatie Sportevenementen (WESP). HAN Sport en Bewegen leidt sport- en beweegprofessionals op middels de Bacheloropleidingen Leraar Lichamelijke Opvoeding (ALO), Sportkunde en de Master Sport- en Beweeginnovatie.

Noten

  1. Ecorys, (2017). De sociaaleconomische waarde van sporten en bewegen. Hier opgevraagd 
  2. KNVB ziet centrale rol voor vereniging in sportakkoord
  3. Nederlandse Sportraad (2018). Startadvies Sportakkoord
  4. De Nooij, M., (2018). Maatschappelijke baten zwem-/gymgebouw. Hier opgevraagd 
  5. Ex Ante and Ex Post Willingness to Pay for Hosting a Large International Sport Event
  6. Sheffield Hallam University (2015). Social Return on Investment in Sport. Hier opgevraagd
« terug

Reacties: 2

Sandra Meeuwsen
26-06-2018

Beste Willem en Jelle, ondanks jullie vurig pleidooi voor meer onderzoek / bewijslast, zal het op korte termijn niet helpen sport lokaal beter te positioneren. Er zijn nu nieuwe colleges met wethouders die de sport graag willen inzetten voor meer. Hoe kunnen we hen helpen? Met die ultieme SROI of MKBA...? Daar gaat het lokaal helemaal niet om. Het versterken en verbreden van sport vergt vooral bestuurlijk leiderschap; de durf om sport (en zeker ook het verenigingsaanbod) intern te 'verkopen' als leverancier van preventie. En dan niet enkel vanwege de kostenbesparende effecten, dat is een fuik waar de sport het aflegt tegen de calculaties van controllers die bestaande aanbestedingsrelaties in het sociaal domein verdedigen. Wie overtuigd is van de toegevoegde waarde van sport in allerlei programma's in de sfeer van gezondheid, integratie en inclusie, heeft niet nog meer onderzoek nodig om lokaal deze waarde te claimen. Laten we onze energie richten op de ondersteuning van deze bestuurders bij het slagvaardig doorlopen van de juiste stappen om deze ambities met sport waar te maken. Van meer onderzoek floreren vooral de lectoraten en kenniscentra in en rond de sport, niet de lokale (sport-)bestuurders.

Willem de Boer
26-06-2018

Beste Sandra. Bedankt voor je reactie. We zijn het met je eens dat wethouders de sport beter zouden kunnen verkopen, maar denken dat ze vooral gebaat zijn bij echte argumenten en goede informatie om hun collega-bestuurders te overtuigen (als ze zélf al overtuigd zijn). De MKBA is juist zo’n mooie tool omdat deze de baten overtuigend zichtbaar maakt in de discussies over investeringen in sport én tegenover die in bewegen, cultuur, of op andere sociale domeinen. Die brengen immers ook allerlei positieve maatschappelijke effecten met zich mee. En een euro kan maar één keer uitgegeven worden. Daarnaast is lang niet iedereen zo overtuigd van de ‘kracht’ van sport. Alleen maar inzetten op het verbeteren van het ‘bestuurlijk leiderschap’ lijkt ons zowel arrogant vanuit de sport (want die is blijkbaar boven alle discussie verheven) als minachtend richting de wethouders, als zijnde matige predikers van de blijde boodschap. Van dat geloof zijn wij allang afgevallen.

Jelle Schoemaker en Willem de Boer

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst