Go with Golazo
Sportknowhowxl
Home
Opinie
Voorbij de beleidsspagaat naar een eerlijkere waardering van sport

Voorbij de beleidsspagaat: naar een eerlijkere waardering van sport

30 september 2025

Opinie

door: Jelle Schoemaker

We rechtvaardigen sportbeleid met idealen, maar meten het af aan rendementen. Het is tijd voor een kritische analyse van onze morele voorkeuren van sport om voorbij de collectieve spraakverwarring te geraken.

De verkiezingscampagnes draaien op volle toeren. Na jaren van politieke stilstand en het doorschuiven van problemen is de boodschap helder: er moeten moeilijke knopen worden doorgehakt. Of het nu gaat om de stikstofcrisis, de woningnood of de betaalbaarheid van de zorg, we zullen schaarse middelen moeten verdelen en pijnlijke afwegingen moeten maken. In dit krachtenveld lijkt sport vaak een oase van vanzelfsprekendheid.

Achter de façade van vanzelfsprekendheid worden de scheuren in ons sportbestel pijnlijk zichtbaar

Deze vanzelfsprekendheid is tegelijk de kracht en de zwakte van sport. De kracht bleek toen een voorgestelde btw-verhoging op sport na massaal verzet uit de volle breedte van de samenleving van tafel ging. De zwakte is dat dit gedeelde vertrouwen ons ontslaat van de plicht om fundamentele vragen te stellen. Want als de middelen schaars zijn, op basis waarvan kiezen we dan waar we dat ene sportveld aanleggen, welke club we financieel ondersteunen en welke maatschappelijke doelen we prioriteren?

Scheuren in het fundament
XL33 - 1. AtletiekbaanDie fundamentele vragen worden steeds urgenter, want achter de façade van vanzelfsprekendheid worden de scheuren in ons sportbestel pijnlijk zichtbaar. Deze manifesteren zich op twee fronten die elkaar pijnlijk raken.

Enerzijds worstelen we met krappere grenzen voor een toereikend sportaanbod – dat wil zeggen: een aanbod dat voor iedereen, ongeacht achtergrond, inkomen of fysieke gesteldheid, voldoende toegankelijk en bereikbaar is. De traditionele pijlers hiervan, de publieke infrastructuur en het verenigingsleven eroderen: accommodaties verouderen en leggen beslag op schaarse publieke ruimte; het verenigingsmodel worstelt met steeds hogere eisen en leunt sterk op gemeenten, die zelf financieel onder druk staan. Tegelijkertijd zien we een groei van commerciële sportaanbieders die vaak goed inspelen op specifieke behoeften van doelgroepen, maar wel tegen een hogere prijs. De vraag is hoe we dekkend aanbod kunnen garanderen als de financiële, ruimtelijke en organisatorische grenzen zijn bereikt.

Van lekkende douches tot toenemende sociale ongelijkheid: dit zijn geen losse incidenten

Anderzijds, en misschien nog wel pijnlijker, is er het falende gebruik door de groepen die we het liefst willen bereiken. Ondanks alle investeringen stagneert de sportdeelname en daalt deze zelfs onder jongeren. We falen om de mensen te activeren waar de meeste welzijnswinst te behalen valt. Mensen met een beperking, mensen in armoede, of mensen met afstand tot de arbeidsmarkt sporten minder, omdat het aanbod niet aansluit of omdat ze praktische en sociale drempels ervaren.

De spanning tussen de moeizame strijd voor een minimumaanbod voor iedereen en het teleurstellende maatschappelijke gebruik ervan is onhoudbaar. Van lekkende douches tot toenemende sociale ongelijkheid: dit zijn geen losse incidenten. Het zijn de symptomen van een dieper, systemisch mankement.

De beleidsspagaat: rechtvaardig verdelen versus nuttig besteden
De reden dat we er niet in slagen dit mankement te repareren, is dat we gevangen zitten in een collectieve spraakverwarring. Deze beleidsspagaat verlamt ons denken, omdat we twee fundamenteel verschillende logica’s voor het verdelen van publiek geld door elkaar gebruiken zonder dit te erkennen.

XL33 - 1. back-view-woman-exercising-gymnastics-olympicsDe eerste is de logica van de rechtvaardige verdeling. Vanuit dit perspectief – een principekwestie – is toegang tot sport een soort basisrecht. Hoewel Nederland geen sportwet kent waarin sport als basisrecht is vastgelegd, lijken we er wel maatschappelijk zo over denken, vergelijkbaar met sectoren als onderwijs, zorg of jeugdhulpverlening. Iedereen heeft recht op toegang tot basisvoorzieningen, ongeacht inkomen of achtergrond. Het doel van dit beleid is dan ook het garanderen van een minimum en het wegnemen van barrières, zodat deelname aan sport niet afhangt van de wieg waarin je bent geboren of de portemonnee die je hebt. We richten ons op een eerlijke spreiding van voorzieningen en het invullen van ‘witte vlekken’ op de kaart. Heeft een wijk nog geen sportveld? Dan is de aanleg ervan een kwestie van rechtvaardigheid, ongeacht het precieze gebruik of de opbrengst. Dit is de taal die op politiek en beleidsniveau domineert: nobel, principieel en gericht op gelijke kansen en een minimumaanbod voor iedereen.

De principiële keuze aan de voorkant wordt een keiharde afrekening op nut aan de achterkant

Daartegenover staat de logica van de nuttige besteding. Deze benadering ziet sport als een investering die een meetbaar maatschappelijk rendement moet opleveren. Het gaat niet om het principe, maar om het resultaat: minder zorgkosten, meer sociale cohesie, betere schoolprestaties. Dit is de taal van impact, effectiviteit en return on Investment. En dit is de taal die we steeds dwingender eisen van de uitvoerende partijen: de sportbonden, de clubs en de buurtsportcoaches.

Hier ontstaat de onwerkbare spagaat. Politiek en beleid legitimeren investeringen met de nobele taal van rechtvaardigheid, maar schuiven de verantwoordelijkheid om het nut ervan te bewijzen door naar het veld.

XL33 - 1. SCS_Wiebes21507067Kijk naar topsportfinanciering. De politieke wil is gebaseerd op een principe van rechtvaardigheid: we vinden dat onze sporters de kans moeten kunnen krijgen om het beste uit zichzelf te halen. Dat is geen kosten-batenanalyse, maar tegelijkertijd wordt de sportbond die het geld ontvangt afgerekend op de logica van nut en efficiëntie: een zo hoog mogelijk rendement in de vorm van medailles, behaald met een zo effectief mogelijk programma. Vervolgens vragen we ons elke olympische cyclus af of de medailles leiden tot meer sportparticipatie, nationale trots en/of verbetering van het vestigingsklimaat. De principiële keuze aan de voorkant wordt een keiharde afrekening op nut aan de achterkant.

Hetzelfde patroon zien we in de breedtesport. De aanleg en programmering van een sportveld in een achterstandswijk wordt gelegitimeerd met de rechtvaardigheidslogica: ‘elk kind moet kunnen spelen’. Dat is een prachtig principe, maar de lokale sportorganisatie die het veld beheert, moet vervolgens in elke projectaanvraag in de taal van nut aantonen hoeveel overgewicht het voorkomt of hoeveel jongeren het van de straat houdt.

Het is het beleid dat achterloopt op de wijsheid van de samenleving

We omarmen op beleidsniveau de idealen van rechtvaardigheid, maar dwingen de praktijk om de bewijslast van het nut te leveren. Dat is de kern van onze beleidsstilstand. We laten na de principiële keuzes te toetsen op hun effectiviteit en we vertalen de effectiviteitsvragen niet terug naar principiële keuzes. In de praktijk betekent dit dat we niet achterhalen wat de samenleving rechtvaardig vindt en niet toetsen of dat doel wordt bereikt. Tegelijk laten we investeringen zonder aantoonbare effecten doorlopen, terwijl effectieve projecten niet worden opgeschaald. Het gevolg is dat we noch rechtvaardig, noch nuttig zijn, en de echte problemen zoals dalende sportdeelname bij kwetsbare groepen en drempels in toegankelijkheid onopgelost blijven.

Op weg naar moreel beraad over onze voorkeuren
Hoe doorbreken we deze verlammende impasse? We hebben een andere benadering van beoordeling nodig om van impliciete aannames naar expliciete keuzes te gaan. Dit vereist geen betere rekenmodellen, maar een open, eerlijk en kritische analyse van onze morele voorkeuren voor sport samen met de samenleving. We moeten daarbij de Nederlander niet langer enkel als consument van sport benaderen, maar als burger en deelgenoot in de publieke zaak.

Nu worden de afwegingen te vaak verstopt in de ‘zwarte doos’ van een rekenmodel

Het verschil is cruciaal. Een consument maakt individuele keuzes op basis van eigenbelang: prijs en gemak. Dat laat zien wat mensen belangrijk vinden, maar is op zichzelf geen reden voor overheidsingrijpen. Een burger is in staat om collectieve keuzes te maken op basis van gedeelde waarden: eerlijkheid, duurzaamheid en solidariteit. Een klassiek voorbeeld is het legbatterij-ei. Jarenlang bleven consumenten in de supermarkt het goedkoopste ei kopen, terwijl ze in enquêtes massaal aangaven tegen de bio-industrie te zijn. De doorbraak kwam pas toen de staat Californië het in 2018 via een referendum aan haar burgers voorlegde. Een ruime meerderheid stemde vóór een verbod op de kleinste kooien en accepteerde daarmee collectief een hogere prijs voor een gedeelde waarde: dierenwelzijn.

Dit principe geldt ook voor de keuzes in het sportbeleid. Ons eerste onderzoek naar de publieke waardering van sportaccommodaties laat dit duidelijk zien. Wat blijkt? Burgers hanteren een verfijnde, gelaagde moraal die de starre beleidslogica’s overstijgt. Hun vertrekpunt is vaak het principe van rechtvaardigheid: ze hebben een sterke afkeer van publieke investeringen in wijken waar de welvaart al hoog is. Toch zijn ze niet dogmatisch. Zodra diezelfde investering aantoonbaar nuttig is – bijvoorbeeld omdat die een grote groep mensen die te weinig bewegen in actie brengt – vinden ze die wél te rechtvaardigen.

Het is het beleid dat achterloopt op de wijsheid van de samenleving

Ditzelfde patroon zien we bij de keuze tussen openbare en private voorzieningen. Gratis toegankelijke sportvelden krijgen, vanuit datzelfde rechtvaardigheidsgevoel, een veel hogere publieke waardering dan velden waarvoor een clublidmaatschap nodig is. Maar ook hier kan een duidelijke maatschappelijke opbrengst, zoals het faciliteren van extra sociaal contact voor een geïsoleerde groep, die principiële voorkeur overrulen. Zelfs bij een thema als duurzaamheid is de burger pragmatisch: een abstracte, procentuele CO₂-reductie zegt weinig, maar tastbare, lokale oplossingen zoals wateropvang bij extreme regenval of het gebruik van restwarmte voor woningen worden wél hoog gewaardeerd.

De les is dat burgers niet vastzitten in de beleidsspagaat. Ze zijn in staat om de principes van rechtvaardigheid en het streven naar nut met elkaar te verenigen en een afweging te maken. Het is het beleid dat achterloopt op de wijsheid van de samenleving.

XL33 - 1. TEest JS3Het openen van de zwarte doos
Het is tijd voor een paradigmaverschuiving. Laten we impactstudies en maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA) gebruiken om normatieve keuzes en morele afwegingen transparant en bespreekbaar te maken. In plaats van onderzoek te zien als een controlemiddel om beleid achteraf te verantwoorden, kunnen we aan de voorkant inzetten bij politieke besluitvorming. Het doel mag nooit zijn om de publieke waarde van sport te vangen in één perfect, ogenschijnlijk objectief getal. Het onderzoek moet dienen als startpunt van een dieper maatschappelijk gesprek.

Nu worden de afwegingen te vaak verstopt in de ‘zwarte doos’ van een rekenmodel. Onderzoekers presenteren een hard getal voor de maatschappelijke waarde, zonder de onderliggende – en vaak diep morele – keuzes bloot te leggen. Dan dreigen we achter een getal aan te lopen zonder te begrijpen wat het werkelijk vertegenwoordigt. Ik zie het in mijn eigen werk: als we wél uitleggen hoe een berekening tot stand komt, zie je soms de ontnuchtering in de ogen van bestuurders en beleidsmakers. Die bijbehorende twijfel is geen zwakte; het is de essentie. Het legt de normatieve discussie terug op tafel, waar die thuishoort: in het hart van de democratie.

Om deze nieuwe aanpak handen en voeten te geven, ben ik begonnen aan een promotieonderzoek aan de Universiteit Utrecht en Technische Universiteit Delft. Het doel is om met behulp van afruilmodellen, waarbij niet alle wensen tegelijk kunnen, maar gekozen moet worden, de stem en de waarden van de burger een systematische plek te geven in de besluitvorming over de publieke waarde van sport. Ik streef naar een methode die de afwegingen van burgers expliciet maakt en ons helpt de beleidsspagaat te overbruggen, zodat we keuzes kunnen maken die niet alleen efficiënt zijn, maar ook als rechtvaardig en legitiem worden ervaren.

“Laten we stoppen met het herhalen van holle frasen over het belang van sport”

De komende tijd biedt een uitgelezen kans om daar ook alvast in de praktijk mee aan de slag te gaan. Laten we stoppen met het herhalen van holle frasen over het belang van sport. Laten we een fundamenteler, eerlijker debat met heel Nederland voeren over de keuzes die we moeten maken en tegen welke prijs we die bereid zijn te dragen, dan kan juist in een tijd van schaarste en pijnlijke afwegingen de ware publieke waarde van sport naar boven komen.

Jelle Schoemaker is als sport- en beweegeconoom verbonden aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen waar hij onderzoek doet naar de maatschappelijke opbrengsten van sport en bewegen in Sports & Economics Research Centre van het lectoraat Sport, Bewegen en Samenleving.

Deel dit bericht:

0 reacties

Nog geen reacties. Wees de eerste!

Voeg je reactie toe

Meer over:

Blijf op de hoogte

Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de 
belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.