16 september 2025
Opinie
door: Robert Barclay
Nederland wil in 2032 het sportiefste land ter wereld zijn. Dat betekent: 12 miljoen mensen die minimaal drie keer per week bewegen. Op dit moment voldoet slechts 46% van de bevolking aan de beweegrichtlijn. De sprong naar 75% is enorm en met de huidige aanpak onhaalbaar. Tijdens het eerste Nationaal Sportcongres op Papendal werd dit pijnlijk duidelijk. Er ligt een torenhoge ambitie, maar geen concreet plan. Futuroloog Bart Götte wees tijdens het congres op het uitstellen van de broodnodige transitie in de sport. ‘Willen we substantieel meer mensen aan het sporten en bewegen krijgen, dan hebben we een transitie van organiseren en organisatie nodig’, aldus Götte.
De vraag die centraal staat bij zowel gemeenten als bonden is: hoe krijgen we meer mensen aan het sporten en bewegen? Als we goed naar de cijfers kijken dan zien we dat de doelgroep 4- tot 12-jarigen al behoorlijk dicht bij de ambitie komt. Ieder kind komt via het basisonderwijs in aanraking met sport. Zo’n 70% sport daarnaast nog wekelijks. Mijns inziens moet het vertrekpunt dus vooral zijn: hoe zorgen we dat we deze doelgroep niet kwijtraken? Want dat is helaas wel wat er binnen het huidige systeem gebeurt.
Wankele basis
Het is ook niet zo verwonderlijk dat de uitstroom binnen sport zo groot is. We willen de hoogste flat bouwen op een wankele fundering.
Waarom is die fundering wankel?
De kans op een leven lang bewegen hangt dus in grote mate af van toevalligheden. Wie zijn je influencers? Krijg je het via je ouders mee, heb je een gymdocent die je het plezier in het sporten bijbrengt of heb je een trainer op de sportvereniging die je weet te inspireren?
Stel sportlidmaatschap uit tot 8 jaar
Mijn voorstel: laat kinderen in hun eerste schooljaren niet instromen bij verenigingen, maar investeer extra in professioneel bewegingsonderwijs. Benut het bewegingsonderwijs in deze levensfase als volwaardig substituut van de vereniging.
Waarom?
Pas vanaf groep 5 (8 jaar) kan doorstroom naar verenigingen plaatsvinden. Dan zijn kinderen motorisch sterker, gemotiveerder en hebben ze een grotere kans om de juiste sport te vinden.
Het offer van de sportvereniging
Deze visie vraagt om een pijnlijk offer. Een offer in het hart van de Nederlandse breedtesport: de sportvereniging. Latere instroom betekent circa 800.000 leden minder (20%). Op korte termijn zorgt dit voor minder inkomsten en mogelijk fusies of het verdwijnen van kwetsbare clubs. Maar er zijn ook voordelen:
Op de lange termijn groeit het ledenpotentieel juist, doordat meer mensen hun hele leven blijven bewegen. Daarmee zal een significant hoger percentage Nederlanders aan de beweegnorm voldoen.
Onderwijs als sleutel
Deze verschuiving kan alleen slagen als het onderwijs de rol van de sportvereniging deels overneemt. Concreet betekent dit:
Het vraagt ook een andere kijk op onderwijs. De opkomst van artificial intelligence (AI) in combinatie met de dynamische maatschappij waarin we leven vraagt om een gezondere balans tussen het ontwikkelen van cognitieve, sociale, mentale en fysieke vaardigheden. Er komt dus minder nadruk te liggen op alleen taal en rekenen. Scandinavische landen laten zien dat dit prima kan: kortere tijd aan cognitieve vakken, maar meer aandacht voor gezondheid, bewegen en gelijke kansen.
Ruimte en clustering
Naast onderwijs is ruimtelijke ordening een sleutel. Nederland besteedt 75% van het sportbudget (2 miljard euro) aan accommodaties. Die liggen nu veelal verspreid en zijn vaak onderbenut door pieken en dalen in de bezetting. Deze maatschappelijke uitgaven zijn steeds minder goed verdedigbaar. Door clustering van onderwijs, sportverenigingen en openbare ruimte kunnen kosten omlaag en gebruik omhoog.
Het is mijn overtuiging dat het per saldo ruimte oplevert wanneer er vanuit ruimtelijke ordening actiever wordt meegedacht over sport en bewegen en er bereidheid is om logische combinaties te maken tussen onderwijs en sport. Een mooi voorbeeld vind ik de sport- en onderwijscampus in ’s-Hertogenbosch, waar tegen Sportpark De Groote Wielen een basisschool en middelbare school zijn herbouwd.
Financiële haalbaarheid
Het plan vraagt verschuiving van budgetten. Als 20% van de leden wegvalt bij verenigingen, kan er fors worden bespaard op accommodaties, zeker op buitensportaccommodaties. Dit kan worden geïnvesteerd in:
Ik geloof dat het haalbaar is om 20% te besparen op de accommodatiekosten door:
Daarnaast pleit ik voor een directe besparing op accommodaties door het verhuren aan verenigingen minder te subsidiëren. Nu wordt slechts 25-30% van de kostprijs per uur in rekening gebracht. Hiermee subsidiëren we alle gebruikers, ook de mensen die het makkelijk kunnen betalen en waarvoor, zeker verenigingssport, goedkoop is. Ik pleit voor een model waarbij de vereniging minder gesubsidieerd wordt en het individu meer. Dit vergroot de financiële toegankelijkheid van sport. Hiermee voorkomen we dat sporten in Nederland te veel overeenkomsten gaat vertonen met het Brits onderwijssysteem. Daar is sporten via de vereniging voor de minder welvarenden. De meer welvarenden sporten bij de ondernemende sportaanbieders of zij vullen hun verenigingslidmaatschap aan met betaalde, professioneel georganiseerde extra’s, zoals voetbalscholen en sportkampen. We zien op dit vlak nu al verontrustende ontwikkelingen die de gelijkheid zeker niet ten goede komen.
Er wordt op dit moment door de overheid 2 miljard euro uitgegeven aan sport, waarvan 75% aan accommodaties. Als we door deze maatregelen in staat zijn om 20% te besparen, kunnen we dus 300 miljoen euro van hardware verschuiven naar orgware. Hiermee kunnen we alle kinderen tot 8 jaar de sportieve basis geven die ze nodig hebben om een leven lang te sporten en bewegen.
Samenvatting van het plan
Een goed plan hoeft niet complex te zijn. Het moet schaalbaar zijn, geen onrealistische financiering vragen of andere onoverkomelijke drempels die moeten worden geslecht.
Concreet betekent dit:
Voordelen
Voor kinderen en ouders:
Voor de sport:
Voor de maatschappij:
Conclusie
Willen we écht van 46% naar 75% sportende Nederlanders, dan moeten we durven veranderen, in het belang van het kind, het gezinsleven, onderwijs, ruimte, economie en maatschappij.
Dit model tracht de voordelen van het Britse, Scandinavische en Nederlandse systeem te bundelen. Het vraagt visie, lef en offervaardigheid van bonden, verenigingen en overheid, maar zo brengen we de ambitie van 12 miljoen sportende Nederlanders wel een stap dichterbij.
Mijn pleidooi
“Denk aan de risico’s van niet veranderen”, zei Bart Götte. Ik ben ervan overtuigd dat we als sport het onderwijs nadrukkelijker als volwaardige coalitiepartner moeten betrekken om dichter bij de ambitie te komen dat uiteindelijk 75% van de Nederlanders voldoen aan de beweegnorm. Ik hoop dus van harte dat op het volgende Nationaal Sportcongres ook het bewegingsonderwijs medeorganisator is naast NOC*NSF en de VSG.
Robert Barclay is Consulent Sport & Bewegen in Gemeente ’s-Hertogenbosch en Bestuurslid van de Adviesraad Sport & Bewegen Meierijstad. Voor meer informatie r.barclay@s-hertogenbosch.nl
Deel dit bericht:
0 reacties
Nog geen reacties. Wees de eerste!
Voeg je reactie toe
Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.