25 juni 2025
Opinie
door: Jeroen Weijermars
Op 3 juni 2025 viel het kabinet. Niet onverwacht, niet schokkend, maar wel onthutsend snel. Ruim elf maanden stond deze ploeg aan het roer. Korter dan een sportseizoen. En eerlijk is eerlijk: het team van premier Schoof heeft zich in politieke zin zelden sportief gedragen. Maar ook het sportbeleid zelf, als je het zo mag noemen, wist in ruim elf maanden geen moment te overtuigen dat er sprake was van liefde voor sport(verenigingen) en bewegen.
Hoe zat het alweer met sport voordat het kabinet aftrapte. Wat stond er in de diverse partijprogramma’s van inmiddels twee jaar geleden? Sport kwam er bekaaid vanaf. Sommige partijen wijdden er een enkele paragraaf aan, andere slechts een enkele zin. Wel leek de nieuwe partij NSC sport hoger op de agenda te willen zetten dan de gevestigde orde. De grootste, de PVV, vond sport onbelangrijk en had andere prioriteiten. En vrijwel iedere partij zag sport vooral als een middel (voor gezondheid of integratie) in plaats van een doel op zich. Ter herinnering zie hier en hier.
Wat na een moeizame formatie volgde was een omgekeerde visie op logisch sportbeleid. Waar sporten aantoonbaar een palet aan voordelen heeft en juist gestimuleerd zou moeten worden, al was het maar omdat we er gewoon gezonder door worden, zag het ter ziele gegane kabinet het anders. Bijvoorbeeld met het plan om het btw-tarief op commerciële sportaanbieders te verhogen van 9% naar 21%. En ook had het kabinet-Schoof plannen om de SPUK-regelingen (Specifieke Uitkeringen) voor sport en bewegen te hervormen. In plaats van gerichte SPUK-subsidies was het idee om het geld over te hevelen naar het gemeente- en provinciefonds. Daar ging dan wel een korting van 10% op het budget aan vooraf. Dat betekende minder geoormerkt geld voor sport, en meer beleidsvrijheid voor gemeenten. Maar óók nam het risico toe dat sportprojecten onder druk zouden komen te staan. Gegeven het in gemeenteland gevreesde ravijnjaar van 2026 was dat een weinig rooskleurig vooruitzicht. Hoewel het huidige bewind het nog geen jaar volhield, waren de contouren duidelijk. Sport zwaarder belasten en minder middelen toebedelen voor een vitaler Nederland, terwijl die ambitie wel bleef staan. Een paradox die niemand uitgelegd kreeg, waardoor die plannen terecht onderuit werden gehaald.
En nu? De PVV is eruit gestapt, de coalitie strompelt demissionair verder met BBB, NSC en VVD. Het vierde wiel onder de kar is verdwenen, maar de rit is nog niet ten einde. Inmiddels mag deze ploeg geen nieuw beleid maken en moet het omstreden plannen laten liggen. Wat 'omstreden' is, bepaalt de Tweede Kamer. In de catacomben van het parlementaire stadion staan de oppositiepartijen als vanouds te trappelen om het politieke speelveld weer te betreden.
Sport blijft voetnoot in partijprogramma
Vooralsnog is mijn verwachting van hen niet hoog. Het verleden heeft aangetoond dat , wanneer deze oppositiepartijen aan het bewind komen, er niet ineens grote plannen worden gesmeed voor een beter sportklimaat in Nederland. Sport zal, zo verwacht ik, een voetnoot in de partijprogramma’s blijven. Natuurlijk, de politieke arena heeft grote crises te bestrijden, van bestaanszekerheid tot geopolitieke grilligheid. Maar wie visie zegt te hebben kijkt ook naar de lange termijn en moet dan ook vitaliteit durven meenemen. Je mag toch hopen dat de volgende regering bestaat uit bestuurders die snappen wat een vitaler Nederland hen brengt. Want laat het helder zijn: investeren in sport rendeert nooit binnen de termijn waarin een kabinet regeert. Zelfs niet als ze de volledige rit uitzitten. Sport rendeert juist daarbuiten.
Het vraagt politieke lef om keuzes te maken waarvan het dividend pas over tien, twintig jaar incasseerbaar is. In lagere zorgkosten. In fitte zestigplussers, in minder zware Nederlanders. In veerkrachtige wijken waar kinderen rennen in plaats van swipen. Maar zolang beleid wordt afgerekend in peilingen en termijnen van 48 maanden zal sport zelden meer zijn dan een sympathiek bijschrift in alle plannen. Een sluitpost in ambities. Er volgt vast weer de nodige obligate verkiezingsretoriek. De bingokaart kan erbij worden gepakt:
En je kunt er allemaal niet tegen zijn maar het is weinig concreet. Dus, zoals vaker gepleit op deze plaats: het zal, wanneer het om de daadwerkelijke vertaling van plannen naar uitvoering gaat, wederom van buitenaf moeten komen. Van sportbonden, beleidsmakers en burgers die als vrijwilligers wekelijks – soms dagelijks – zich inspannen voor een sportief Nederland. Zij weten wat sport waard is, maatschappelijk, sociaal, preventief. Voor iedereen die dit leest en dan nu bedenkt 'je schrijft het lekker op maar jij hebt ook geen concreet plan' zou de makkelijkste weg zijn om te benoemen dat ik geen politicus ben. Maar als je uit de sport komt en er nog steeds werkt ben je doorgaans pragmatisch. Dus here we go een concreet vijfpuntenplan voor de sport:
Het is een goedbedoelde een voorzet, en volgens mij sowieso met meer inhoud dan we in 337 dagen op het gebied van sport uit Den Haag hebben gehoord.
Ik kijk met belangstelling uit naar de verkiezingsprogramma’s maar wanneer sport alleen meetelt als het in de peilingen scoort, dan is het geen beleid meer maar scorebordpolitiek…
Jeroen Weijermars is als docent verbonden aan de opleiding Sportkunde van de Haagse Hogeschool en geeft les op het gebied van sportmanagement, -marketing en -beleid. In zijn vrije tijd vervult hij al ruim 35 jaar verschillende bestuursfuncties, met name binnen de sport. Als Chef de mission van de Stichting Sport in Beeld organiseert hij breedtesportevenementen in de regio Leiden waarmee per jaar meer dan 30.000 mensen in beweging worden gezet. Voor meer informatie: jeroen@StichtingSportInBeeld.nl of www.StichtingSportInBeeld.nl.
Deel dit bericht:
0 reacties
Nog geen reacties. Wees de eerste!
Voeg je reactie toe
Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.