door: Jan RijpstraNa een vlucht van ongeveer tien uur
volgde een feilloze landing. Direct aansluitend kwam er een onvervalste Duitse
Schlager uit de luidsprekers. Waren we weer terug van waar we vertrokken,
Frankfurt? Nee, we waren in Windhoek, hoofdstad van Namibië, het voormalig
Zuidwest Afrika. Maar de Duitse invloeden van het vroegere kolonialisme zijn
goed merkbaar. Gründlichkeit in wegen en spoorlijnen. En ook de straatnamen
verwijzen naar de invloed van Duitsland. Maar goed, na deze ontnuchtering
stapten we zonder jetlag uit en gingen op weg naar ons hotel waar we de ‘Next
Step’ Conferentie zouden bijwonen. Next Step staat voor het zetten van een
volgende stap in de relatie tussen sport en ontwikkelingssamenwerking. Door het
uitwisselen van kennis en ervaringen over hoe sport een rol kan spelen om
bijvoorbeeld gedrag te veranderen, wil men sport in meer ontwikkelingslanden een
centrale functie geven. Nederland is in de jaren negentig één van de aanjagers
geweest. Toenmalig minister Jan Pronk en staatssecretaris Erica Terpstra
brachten in 1998 het rapport uit: ‘Sport in ontwikkeling: samenspel scoort’. In
dit rapport wordt het doel van het beleid beschreven: het bevorderen van een
optimale inzet van lichamelijke opvoeding, sport, spel en bewegingsactiviteiten
in ontwikkelingslanden met als doel het welzijn, de gezondheid en de
ontwikkeling van individuen te verbeteren en de cohesie en ontwikkeling van de
samenleving te verhogen. Dit beleid wil men op twee manieren uitvoeren: via
ondersteuning van zogenoemde ‘sport-plus’-activiteiten gericht op sport en
lichamelijke opvoeding zelf waarbij de maatschappelijke effecten van deze
activiteiten zo optimaal mogelijk benut worden. En door het toevoegen van sport
en bewegingsactiviteiten aan andere activiteiten, zoals
plattelandsontwikkelingsprojecten, straatkinderenprogramma’s, vrouwenprojecten
of in vluchtelingenkampen. Dit worden ‘plus-sport’-activiteiten
genoemd.
Nederland liep voorop met dit beleid en organiseerde in 2003 de
eerste Next Step Conferentie in Amsterdam. En het ging lopen. Sport werd ontdekt
en steeds meer ‘NGO’s’ (Niet Gouvermentele Organisaties) gingen sport in hun
programmalijn opnemen. Ook het aantal landen dat ging deelnemen steeg. Na een
vervolg Next Step in 2005 in Zambia werd in september van dit jaar de derde
conferentie gehouden. Wat mij is opgevallen is dat men de fase van waarom sport
belangrijk is voorbij is. Men weet dat sport een bijdrage kan leveren, zowel in
sport-plus als in plus-sport. Daar hoeven geen zieltjes meer voor gewonnen te
worden. Waar het nu om gaat is om de politieke processen te gaan beïnvloeden. De
leiders van de landen hebben sport ook ontdekt, vooral de topsport want daar kan
mee gescoord worden. Een voetbalteam dat een derde ronde haalt op een WK is de
verdienste van de regering, zo wordt geredeneerd. Over breedtesport wordt door
hen nauwelijks nagedacht, laat staan over het gebruik van het middel sport om
andere doelen - zoals voorlichting over AIDS/HIV te geven - te bereiken. Daar
moet nu het accent op komen te liggen. Hoe beïnvloeden we de beleidsmakers, de
politieke strategen in die landen. Tijdens de conferentie merk je ook dat daar
behoefte aan is. Men wil een plan maken om sport breder in te zetten. Men wil
invloed uitoefenen, kortom sport en ontwikkelingssamenwerking is de
kinderschoenen van het aanbieden van leuke sportactiviteiten aan het ontgroeien.
De sportactiviteiten hebben een basis gekregen in het veld, maar nu nog de ‘next
step’ om dat tussen de oren van de regering te krijgen. Dat was ook ons doel: om
voor de volgende Next Step Conferentie dit thema centraal op de agenda te
krijgen. Samen met SCORE-Zuid-Afrika zal de volgende conferentie in dat land in
2009 plaatsvinden. Strategisch een goed moment want een jaar later is er het
WK-voetbal.
De komende weken wordt de laatste hand gelegd aan een nieuwe
nota over sport en ontwikkelingssamenwerking. Minister Koenders en
staatssecretaris Bussemaker hebben in september aangegeven door te willen gaan
met sport in ontwikkelingssamenwerking. Er zullen wel keuzes gemaakt moeten
worden bijvoorbeeld welke landen prioriteit gaan krijgen. Waarschijnlijk zullen
Zuid-Afrika en Suriname speerpunten van beleid worden. Dat neemt niet weg dat de
NGO’s rustig in andere landen sport kunnen blijven aanbieden. In Nederland is er
veel belangstelling onder studenten om een periode in een ontwikkelingsland te
gaan werken en de NGO’s bieden daar mogelijkheden voor.
Jaarlijks komt het Nederlandse Platform Sport en Ontwikkelingssamenwerking
één of twee keer bijeen om ervaringen uit te wisselen. Elke keer valt me weer op
hoe gedreven, kundig en enthousiast de mensen zijn. In de gesprekken met mensen
uit ontwikkelingslanden wordt dat bevestigd. In Namibië is een volgende stap
gezet met een nieuwe Nederlandse inbreng. Daar mogen we best trots op zijn!
Jan Rijpstra is burgemeester van Tynaarlo en was elf jaar lid van de
Tweede Kamer. Hij vervult verschillende bestuursfuncties in de sport, houdt zich
bezig met sportbeleid en is voorzitter van het Platform Sport en
Ontwikkelingssamenwerking.