13 mei 2025
Opinie
door: Peter van Tarel
Wat hebben sportverenigingen anno nu écht nodig? Niet méér beleidswoorden of druk van bovenaf, maar ruimte om te doen waar ze al decennialang goed in zijn: mensen verbinden. Dit is een pleidooi voor sportbeleid dat niet begint met regels en modellen, maar met het versterken van wat lokaal al werkt. Geen zoektocht naar uniformiteit, maar vertrouwen in verschil en erkenning van de praktijk. Zeker met de gemeenteraadsverkiezingen en het aflopen van het Sportakkoord op komst is het tijd om scherpe keuzes te maken.
Wat gebeurt er als de bodem onder een gemeenschap uitdroogt? De aarde scheurt open. Wat overblijft zijn losse eilandjes, schijnbaar van elkaar gescheiden. Maar onder de oppervlakte zijn ze nog altijd verbonden. Die metafoor is treffend voor de sportwereld van vandaag.
Op elk congres, in beleidsnota’s en netwerkbijeenkomsten is samenwerking hét sleutelwoord. Sportverenigingen moeten samenwerken: met elkaar, met scholen, zorginstellingen, gemeenten – het liefst allemaal tegelijk. De term Open Club waait al jaren door vergaderruimtes. En sportbonden? Die mogen vooral niet allemaal 'hun eigen wiel uitvinden'. Efficiëntie is het toverwoord. Transitie de vlag waaronder alles mag veranderen.
De kracht van onze verenigingen
In 2023 sportten ruim 5,2 miljoen Nederlanders bij een sportvereniging. 2,3 miljoen vrijwilligers zetten zich met hart en ziel in voor hun club. Ze staan op het veld, in de kantine, achter de schermen. Dat model, onze unieke sportinfrastructuur, bestaat nergens anders ter wereld. Het is geen verouderd systeem. Het is een kracht. Een kracht die we dreigen te onderschatten.
Onlangs bezocht ik een bijeenkomst over de toekomst van sport. We kregen een reeks aan trends te zien: AI, startups, apps, gepersonaliseerde trainingsdata. Veel innovaties van buiten de sport, vooral gericht op de individuele consument. Alsof sportverenigingen bedrijven moeten worden. Alsof elk lid een klant is, elk team een productlijn.
Maar een club is geen franchise. Geen techplatform. Een sportvereniging is een gemeenschap.
Dat betekent niet dat we innovatie moeten afwijzen. Integendeel. Juist binnen de sportinfrastructuur liggen enorme kansen voor slimme, doelgerichte vernieuwing. Niet om verenigingen te veranderen in iets wat ze niet zijn, maar om ze te versterken in wat ze al doen. Denk aan digitale tools die vrijwilligers helpen met administratie. Software die het aanvragen van subsidies eenvoudiger maakt. Systemen die AVG- en VOG-processen automatisch afhandelen. Techniek die regeldruk vermindert, in plaats van vergroot.
De vraag is dus niet óf we moeten innoveren, maar voor wie en met welk doel. Innovatie moet niet over verenigingen heen vliegen, maar landen in hun praktijk. Daar waar mensen met beperkte tijd grote dingen doen voor hun gemeenschap.
En juist die gemeenschap kraakt onder druk.
Vraag het aan een willekeurige clubvoorzitter en je hoort het meteen: de regeldruk groeit. Jaarlijks verantwoordingspapier voor subsidies. VOG-aanvragen voor vrijwilligers die slechts één uur per week actief zijn. AVG-checks, risicoanalyses, evaluatiecycli, meldprocedures. En altijd weer een nieuwe enquête van een andere instantie. Hierdoor verdwijnt ruimte voor wat sport eigenlijk is: spelplezier, spontaniteit en ontmoeting.
Ondanks die druk wordt er op grote schaal samengewerkt. Verenigingen slaan bruggen naar scholen, zorginstellingen, lokale ondernemers. Niet omdat het moet, maar omdat het werkt. Niet omdat het opgelegd wordt, maar omdat het past. Dit is geen beleidsjargon, maar gezond verstand. Gedreven door mensen, niet door modellen.
Maar beleid kan die keuzes wel faciliteren. Door ruimte te geven in plaats van te sturen. Door belemmeringen weg te nemen in plaats van kaders op te leggen. Door initiatieven van onderop te ondersteunen met middelen, vertrouwen en flexibiliteit. Geen blauwdruk, maar een springplank.
En natuurlijk verschillen clubs. De een is professioneel georganiseerd, de ander draait op vier ouders en een flinke dosis toewijding. Maar allemaal vervullen ze een rol van betekenis. Ze brengen mensen samen. Ze leren jongeren verantwoordelijkheid. Ze maken vreemden tot teamgenoten. Zoals een coach het laatst treffend zei: 'Op de club leer je niet alleen serveren, maar ook samenleven.' En die ontmoeting tussen mensen is niet altijd vanzelfsprekend, zeker niet in een samenleving die steeds diverser wordt.
Samen, maar niet altijd hetzelfde
De sport is van oudsher gebouwd op homogene groepen. Vrienden uit dezelfde buurt, ouders via de school, leden van dezelfde kerk of gemeenschap. Dat werkte, omdat de wereld toen overzichtelijker was. Maar de samenleving is veranderd. En terecht streven we nu naar inclusie, integratie en gemengde verenigingen. De sport moet een afspiegeling zijn van de maatschappij.
Toch zien we in de praktijk dat dit niet altijd eenvoudig is. Verenigingen werken hard aan inclusie, maar worstelen met verschillen in opvattingen, gewoonten, culturen, beweegredenen, leeftijden, talen. Het maakt het organiseren van passend en toegankelijk aanbod ingewikkelder. Trainers en vrijwilligers krijgen er taken bij waarvoor ze niet altijd zijn toegerust. Dat verdient erkenning en ondersteuning.
En laten we ook dit erkennen: soms vinden mensen juist hun plek binnen een groep met wie ze veel gemeen hebben. Studenten onder studenten. Ouderen onder ouderen. Meiden met een niet-westerse migratieachtergrond die zich vrijer bewegen in een omgeving die vertrouwd voelt. Ouders die na jaren weer beginnen met bewegen, samen met anderen die dat begrijpen.
Dat is geen tegenstelling met inclusie. Soms ís inclusie juist het creëren van een veilige, herkenbare groep waar mensen zichzelf durven zijn. Waar gelijkgestemden elkaar vinden in sport, gezondheid, plezier of persoonlijke ontwikkeling.
De kracht van sport zit niet in één model van verbinding, maar in het vermogen om aan te sluiten bij wat mensen nodig hebben om mee te doen. Niet óf inclusief of homogeen, maar afgestemd, doordacht en met aandacht georganiseerd.
Samenwerken vanuit kracht en synergie
Samenwerken is geen verplichting. Het is een keuze. Een proces dat begint bij weten wie je bent, waar je voor staat en wat je wilt behouden. Effectieve samenwerking ontstaat wanneer er een gedeeld belang is. Net als in de natuur: samenwerking heeft alleen zin als er synergie ontstaat. Als beide partijen er sterker van worden.
Soms is die samenwerking aan de oppervlakte zichtbaar, in gezamenlijke projecten, evenementen of gedeelde middelen. Maar vaker is ze impliciet aanwezig, in onderlinge loyaliteit, gedeelde waarden of stille afspraken. Zoals bij droge grond: de barsten lijken te scheiden, maar onder de oppervlakte is alles nog met elkaar verbonden.
Wat sportbeleid nu nodig heeft
Beleid werkt pas als het begint bij wie het moet uitvoeren. Laten we dit niet onderschatten. Laten we het versterken. Niet door méér op te leggen, maar door ruimte te geven. Ruimte die versterkt, niet belemmert. En dat begint bij praktische keuzes:
2026: het moment om te investeren in duurzame sport
Ruimte geven betekent loslaten waar het kan, ondersteunen waar het nodig is en vertrouwen waar het gebeurt. Loslaten zonder te laten vallen. In 2026 lopen veel lijnen samen: de gemeenteraadsverkiezingen, het einde van het Sportakkoord en de noodzaak om sportbeleid opnieuw te positioneren. Dit vraagt om keuzes die niet alleen ambities weerspiegelen, maar ook uitvoerbaar zijn voor de mensen die het moeten doen.
Nu is het moment om beleid te bouwen dat rekening houdt met verschillen tussen verenigingen, dat ruimte laat voor lokale invulling en dat gebaseerd is op wat in de praktijk werkt. Geen strak keurslijf, maar een stevig fundament waarop sportverenigingen verder kunnen bouwen.
Dat vraagt om gerichte investering. Juist wanneer middelen onder druk staan, is het verleidelijk om te beknibbelen op de basis. Maar duurzame impact ontstaat alleen als je durft te investeren in wat mensen daadwerkelijk nodig hebben om te kunnen blijven bewegen, verbinden en organiseren, ook op de lange termijn.
Als we willen dat sport verenigt, moet beleid beginnen met vertrouwen. Niet straks. Nu.
Peter van Tarel is werkzaam bij de Nederlandse Volleybalbond (Nevobo), waar hij als manager sportontwikkeling werkt aan thema’s als participatie, jongerenbetrokkenheid, professionalisering, innovatie, inclusie, clubondersteuning en sportinfrastructuur. Internationaal is hij sinds 2016 lid van de Empowerment Commission van de wereldvolleybalbond FIVB. Daarnaast was hij zes jaar voorzitter van een omnisportvereniging in Assen, is mede-initiatiefnemer van het Asser Sportakkoord en bestuurslid van Assen Sportstad. Hij verbindt strategische vraagstukken met inzichten uit de praktijk en is vader van drie sportende kinderen. Voor meer informatie: peter.van.tarel@nevobo.nl.
Deel dit bericht:
0 reacties
Nog geen reacties. Wees de eerste!
Voeg je reactie toe
Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.