Go with Golazo
Sportknowhowxl
Home
Opinie
De vraag van henk kesler aan frank backx

De vraag van Henk Kesler aan Frank Backx

18 december 2007

Opinie


De vraag van... Henk Kesler, directeur betaald voetbal van de KNVB
Aan...  Frank Backx, sportarts en hoogleraar klinische sportgeneeskunde

De aanleiding voor de vraag
Dr. Frank Backx is benoemd tot hoogleraar Klinische Sportgeneeskunde binnen de afdeling Revalidatie & Sportgeneeskunde van de Divisie Hersenen in het UMC Utrecht. De nieuwe hoogleraar werkt inmiddels vier jaar in het UMC Utrecht als sportarts. Daarnaast is hij medisch directeur van het Universitair Centrum Sportgeneeskunde (UCS). Dit centrum is vijf jaar geleden opgericht in samenwerking met het Sportmedisch Centrum van de KNVB en wordt financieel ondersteund door NOC*NSF en het ministerie van VWS.

De vraag 
Beste Frank,
Op 6 december jl. hield jij je indrukwekkende oratie. Ik wil je langs deze weg nogmaals feliciteren met je prachtige leerstoel. Nu is mijn vraag aan jou op welke wijze jij denkt de komende jaren een bijdrage te kunnen leveren aan de sportgeneeskunde (voor zowel de topsport als de breedtesport) in Nederland.

Het antwoord
Beste Henk,

Je stelt een boeiende vraag waar ik graag op reageer.

Laat ik allereerst stellen dat de sportgeneeskunde, mede door jouw steun, aardig in de lift zit. Als hoogleraar beschouw ik mijzelf als vertegenwoordiger van een jonge, relatief onbekende discipline in de geneeskunde, welke een brug slaat naar de (top)sport. De KNVB was ooit de eerste bond, die midden jaren zestig een bondsarts aanstelde, waarna vele jaren later een enkele sportbond schoorvoetend volgde. Sinds tien à twaalf jaar beseffen de meeste BetaaldVoetbalOrganisaties (BVO's) dat een sportarts van grote waarde kan zijn in de begeleiding van topvoetballers. Daarnaast hebben NOC*NSF en het ministerie van VWS kwaliteitscriteria opgesteld zodat ook in andere sporttakken de vertegenwoordigende nationale teams optimaal begeleid worden door gespecialiseerde sportartsen en sportfysiotherapeuten. Voor de top van sportend Nederland is het dus al redelijk goed geregeld. Maar voor de breedtesport is nog veel winst te boeken op het gebied van preventie en vroegdiagnostiek. Hierbij zijn sporters zelf belangrijk, maar evenzo trainers. De laatste groep dient via bondsopleidingen adequaat geschoold en bijgeschoold te worden, zodat trainingen en wedstrijden zo veilig en verantwoord mogelijk plaatsvinden.

Maar je vraag spitste zich toe op mijn bijdrage in de toekomst. Welnu, vanuit mijn universitaire functie heb ik een drietal taakgebieden, namelijk patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. T.a.v. patiëntenzorg hebben wij mogelijkheden om complexe klachten van sporters (top en breedte!) multidisciplinair aan te pakken en op te lossen. Dit genereert nieuwe kennis welke we weer overdragen op jonge aankomende dokters en andere zorgverleners.

Op het terrein van het wetenschappelijk onderzoek voorzie ik dat het UMC Utrecht - samen met partner Sportmedisch Centrum van de KNVB en met andere universitaire onderzoeksgroepen - veel voorkomende sportblessures blijft bestuderen met als doel te komen tot de meest effectieve behandelmethode. Momenteel verrichten we onder meer onderzoeken naar chronische liesblessures en naar enkelbraces. In de naaste toekomst willen we frequent optredende overbelastingsletsels aan de hamstrings nader analyseren en aanpakken. Daarnaast zijn we druk doende om personen met een chronische ziekte (bijv. na een hersenbloeding, met schizofrenie en Parkinson) op maat gesneden beweeg- en revalidatieprogramma's aan te bieden op weg naar sportactiviteiten. De bevindingen die deze nieuwe studies gaan opleveren, moeten uiteraard verspreid worden en indalen om aldus ter beschikking te komen van relevante sportgroepen. Dit zullen we doen door middel van publicaties en voordrachten. Hierbij zullen we gebruik maken van elektronische nieuwsbrieven (zoals Topzorg van de KNVB) en internetsites.

Kortom, er is de komende jaren veel effort nodig om alle sportmedische knowhow bij de sporter te krijgen. Gelukkig sta ik er niet in mijn eentje voor. Zo’n honderd collega-sportartsen dragen in den lande hun steentje fors bij om sporters optimaal bij te staan. Ik zie mijzelf meer als een aanvoerder die - naast representatie - innovatie moet aanjagen en zijn team moet leiden naar grotere hoogte. Die uitdaging pak ik graag op, want sportgeneeskunde verdient het om nog steviger op de kaart gezet te worden.

Volgende keer de vraag van Frank Backx aan Peter Blangé, bondscoach herenvolleybalteam
Ik heb als medisch begeleider van het Nederlands herenvolleybalteam in de periode 1984-1986 twee geweldige spelverdelers meegemaakt, te weten Avital Selinger en Peter Blangé. Het verbaast me dus niets dat ze nu beiden succesvol zijn met het huidige nationale dames- en herenteam. Het succes van Atlanta (goud op de Olympische Spelen in 1996) werd gedeeltelijk toegeschreven aan het feit dat Nederland beschikte over een basisteam, waarvan iedereen langer was dan 2 meter, hetgeen ten koste ging van een basisplaats voor Avital. Nederlanders behoren met de Noren tot het gemiddeld langste volk ter wereld. Momenteel beschikt zowel het Nederlands dames- als herenteam over een paar uitschieters qua lengte. Maar ook buitenlandse naties kunnen grote 'lantaarnpalen' selecteren.

Jij bewijst met je aanpak dat trainingsomvang en – inhoud (techniek; tactiek) essentieel zijn om succes te boeken, maar hoe belangrijk is de factor lichaamslengte in het hedendaagse volleybal? Betekent dat ook dat een goed jeugd- en selectiebeleid van de NeVoBo (o.a. op lengte) ervoor moet kunnen zorgen dat we ons langdurig in de mondiale top handhaven?

Deel dit bericht:

0 reacties

Nog geen reacties. Wees de eerste!

Voeg je reactie toe

Meer over:

Blijf op de hoogte

Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de 
belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.