4 september 2000
Opinie
Voor de meeste sportbestuurders is het geen nieuws dat verenigingen moeten worden opgeheven omdat er geen bestuursleden meer zijn te vinden. Je hoeft niet ver te zoeken om zoiets zelf te ervaren. Ook ‘mijn’ club - volleybalvereniging Martinus uit Amstelveen - heeft moeite om goede bestuursleden te vinden. Net als bij turnvereniging CGV leveren noodkreten wel wat mensen op die zeggen ‘iets’ te willen doen, maar hun commitment is zo vrijblijvend, dat je er niets aan hebt. Of in het positiefste geval wil men wel tot een bestuur toetreden, maar dan voor één jaar.
Dat helpt dan even, maar aangezien goed bestuur gebaat is met stabiliteit en continuïteit heb je er toch niet zo veel aan. Tenminste als je als bestuur de ambitie hebt om je vereniging een rol te laten spelen in de (plaatselijke) maatschappelijke en culturele leven, zoals de overheid in toenemende mate vraagt.
Mijn club Martinus is groot gemaakt door een groepje mensen dat het vooral goed met elkaar kon vinden, serieus de club op een hoger plan wilde brengen, begreep dat een groot ledenaantal nodig is om een top te kunnen schragen, voorop liep als er gesjouwd en aangepakt moest worden, maar tegelijkertijd een groep mensen was die bestuurlijke meningsverschillen kon scheiden van hun persoonlijke relatie met de collega-bestuursleden en hun respectievelijke partners. Het was een groep die het leuk vond met elkaar om te gaan en het leuk vond via een bestuursfunctie in de club jonge mensen iets te bieden. Liefst wat meer dan bij een andere club.
Die drang heeft er altijd bij gezeten, gestimuleerd – want dat is zeker - door de rivaliteit met plaatsgenoot AMVJ. En zo konden een stuk of tien mensen in wisselende functies gedurende zo’n dertig jaar bij Martinus een belangrijke rol spelen. Dat gaf ervaring, stabiliteit en continuïteit. Zij hadden gemeen dat ze niet zo nodig op de voorgrond wilden treden en bij succes al helemaal niet met de spelers/speelsters op het veld wilden dansen. Liever genoten ze later thuis van de tv-reportages of de krantenartikelen.
Die mensen zijn op een leeftijd gekomen dat zij iets anders willen of moeten doen of zich gewoon te oud voelen. Opvolgers dienden zich wel aan, maar er ontbrak iets. De man of vrouw die mensen aan zich kan binden, de man of vrouw waarmee men het leuk vindt om op te trekken. Je ziet het ook in teams van lagere niveaus. Ze worden bij elkaar gehouden door één of twee figuren in het team, die mensen kunnen binden, die de sfeer bepalen, mensen die zelfs een verplichte zaaldienst tot een leuke klus maken.
In mijn vereniging heb je nog zo’n groep - letterlijk – ouwe getrouwen. Deze mensen hebben het besturen wel gehad, maar vonden het leuk om te tekenen voor de organisatie van de Champions League-wedstrijden van het damestopteam. Een immens karwei, waarbij men ’s nachts voor de wedstrijd moest doorwerken om de zaal in orde te maken. Je mag het eigenlijk niet van vrijwilligers vragen, maar men deed het. Drie jaar lang nu.
Ik zie het ook bij een groepje rondom Joan Haanappel; dat werd gevormd uit onvrede over het beleid van de schaatsbond. Joan heeft een stel mensen om haar heen verzameld die het bestuur van de Stichting Kunstrijden Nederland vormt. Joan kan mensen binden, maakt het gezellig, zoekt de mensen die een beetje bij elkaar passen en ook echt wat willen doen en vooral wat willen bereiken: in dit geval het kunstrijden een zelfstandige plaats in Nederland geven.
Een bestuur dat goed wil functioneren en ook voldoening van zijn werk wil hebben, moet – liefst meer dan één – een bindende figuur hebben. Meestal een voorzitter of vicevoorzitter, maar dat hoeft niet per se. Maar hij/zij moet wel zijn vrijwilligers inspireren en stimuleren, want ook het ‘lagere’ kader moet voldoening kunnen putten uit het soms simpele, maar noodzakelijke werk. Besturen moet leuk zijn, vrijwilligerswerk moet leuk zijn. Dat is een eerste vereiste. Met iemand onder wiens leiding dat gerealiseerd wordt, begint het succesvol besturen.
Frits Suèr was zo’n twintig jaar sponsormanager bij Nationale Nederlanden en later ING Bank. Vanuit die functie was Suèr in het volleybal één van de grondleggers van het zogenaamde Bankras-model; later was hij vooral nauw betrokken bij het Nederlands voetbalelftal (Nationale-Nederlanden is sinds 1992 hoofd/shirt-sponsor van de KNVB). Vóór Suèr in dienst trad van Nationale-Nederlanden werkte hij als televisie- en radiojournalist; hij was onder meer medepresentator van het populaire AVRO’s Sportpanorama. Suèr was vice-voorzitter van de Stichting Top Volleybal Martinus. Momenteel is hij bestuurslid van de Stichting Kunstrijden Nederland, verantwoordelijk voor commercie en communicatie. Bovendien is hij commissaris van sportmarketingbureau Triple Double.
Deel dit bericht:
0 reacties
Nog geen reacties. Wees de eerste!
Voeg je reactie toe
Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.