Go with Golazo
Sportknowhowxl
Home
Nieuws
Volop bewegen must voor motorische ontwikkeling jonge kinderen

Volop bewegen <em>must</em> voor motorische ontwikkeling jonge kinderen

6 november 2025

Nieuws

door: Emilie Maclaine Pont | 6 november 2025

Hoe kunnen we kinderen — en eigenlijk iedereen — letterlijk in beweging brengen, van huis naar school, naar werk, naar de sportclub of de fysiotherapeut? Dat was het centrale thema van de derde bijeenkomst van de ASM Masters of Movement op 31 oktober in Amsterdam. Onderzoekers, docenten en praktijkprofessionals gingen er tijdens een veelzijdig programma dieper op in.

Vanuit de visie van het Athletic Skills Model (ASM) zijn dagelijkse verplaatsingen niet alleen functioneel, maar ook motorisch waardevol. Lopen, fietsen, steppen of zelfs stunten op een BMX, het zijn allemaal momenten waarop kinderen hun beweegvaardigheid kunnen ontwikkelen. Het ASM wil scholen, gemeenten en ouders enthousiasmeren om hier structureel aandacht aan te geven, niet met weer extra gymlessen bovenop het rooster, maar door beweging vanzelfsprekend te maken, onderweg, tijdens pauzes of tussen lessen door.

“Wat je vóór je twaalfde leert, bepaalt hoe vaardig je later blijft bewegen”

Als grondlegger van het Athletic Skills Model (ASM) beet Geert Savelsbergh het spits af met het weergeven van de grootste verschillen tussen lessen lichamelijke opvoeding volgens het ASM en volgens het reguliere onderwijs. Dat zit niet alleen in het aantal gymuren – vier keer 45 minuten per week bij ASM-scholen tegenover twee keer bij reguliere scholen – maar vooral in de aanpak. Waar in het reguliere onderwijs vaak sportspecifieke vaardigheden centraal staan, richt het ASM zich op basic movement skills en een meer impliciete instructie.

XL38 - 4. MoM 9Kinderen die ’s ochtends bewegen, blijken in de middag scherper en geconcentreerder, zo deelde Savelsbergh. En wie dagelijks fysiek actief is, sport later op de dag ook vaker. “Zelfs twintig minuten bewegen heeft al positieve effecten op fysieke én cognitieve parameters”, aldus Savelsbergh. In het driejarige onderzoek werden kinderen gevolgd die dagelijks ASM-onderwijs kregen. Toen zij overstapten naar een school met minder gymlessen, voelden ze zich onrustiger en minder in balans.

Volgens Savelsbergh onderstreept dit het belang van coördinatie en een actieve leefstijl vanaf jonge leeftijd. “Wat je vóór je twaalfde leert, bepaalt hoe vaardig je later blijft bewegen. En dat geldt niet alleen voor sport, maar ook voor leren, concentreren en welzijn. Zelfs de manier waarop kinderen naar school gaan, lopend, fietsend of met de auto, maakt verschil. Elk stukje beweging telt.”

De motorische drempel van het jonge kind
Na Savelsbergh nam Pim Koolwijk het stokje over. De bewegingswetenschapper en docent aan de HALO in Den Haag promoveerde dit voorjaar aan de Vrije Universiteit Amsterdam op een proefschrift getiteld Movement Matters, over de dynamiek van motorische ontwikkeling in de vroege kindertijd.

“Rond zes à zeven jaar, precies de leeftijd waarop kinderen vaak kennismaken met sportverenigingen, vallen velen buiten de boot”

Koolwijk schetste de opeenvolgende fasen van motorische groei die elk kind doormaakt. In de reflexieve periode, de babytijd, domineren automatische reacties. Daarna volgt de pre-adaptieve fase, waarin het kind leert controle te krijgen over hoofd en ledematen. Vervolgens breekt de periode van motorische basispatronen aan: rollen, kruipen, lopen, springen. Die vormen de bouwstenen voor de contextspecifieke vaardigheden, zoals gooien, vangen of fietsen. Uiteindelijk komen kinderen in de behendigheidsfase, waarin ze bewegingen combineren en verfijnen; de essentie van sportvaardigheid.

XL38 - 4. MoM 6“Het probleem”, stelde Koolwijk, “is dat steeds minder kinderen die stap van de basis naar de context weten te maken.” Rond zes à zeven jaar, precies de leeftijd waarop kinderen vaak kennismaken met sportverenigingen, vallen velen buiten de boot bij een gebrek aan een goede ontwikkeling in de jaren ervoor. Het gevolg is een groeiend aantal jonge kinderen met een zorgwekkende motorische ontwikkeling.”

Zijn promotieonderzoek onder ruim 1100 kinderen van 36 basisscholen bracht een confronterend beeld naar voren: één op de vijf kleuters heeft een achterstand in motorische vaardigheden. Overgewicht bleek samen te hangen met minder beweegplezier, terwijl juist ouders die zelf bewegen hun kinderen positief beïnvloeden. Ook de fysieke omgeving speelt een rol. “In provincies als Drenthe en Groningen zien we dat grotere afstanden tot school leiden tot minder actief transport”, aldus Koolwijk.

De boodschap was duidelijk: motorische ontwikkeling draait om een samenspel van factoren. Beleid, onderwijs, opvoeding en sport moeten beter op elkaar aansluiten. Koolwijk pleitte daarom voor een systeemaanpak, waarin leraren, sportverenigingen en zorgprofessionals samenwerken. “En zorg voor een dynamische schooldag”, benadrukte hij. “Laat kinderen niet te lang stilzitten. Beweegmomenten tussen lessen door zorgen dat concentratie en taakgerichtheid hoog blijven.”

Feiten en fabels over actief transport
Na de keynotes bracht Myrthe Heijnen, werkzaam bij VeiligheidNL, de zaal van de theorie naar de dagelijkse praktijk. Haar bijdrage richtte zich, aan de hand van het uitlichten van een aantal feiten en fabels, op een veelbesproken thema: hoe krijgen we kinderen weer bewegend naar school?

Veel ouders zien gevaar op de weg als belangrijkste reden om hun kind met de auto of bakfiets te brengen. Maar dat beeld is objectief gezien niet terecht, liet Heijnen zien. “Meer verkeer betekent niet automatisch meer onveiligheid. Sinds de jaren zeventig is het aantal verkeersdoden met ruim tachtig procent gedaald dankzij betere infrastructuur.”

“Ruim zeventig procent van de fietsongevallen bij kinderen ontstaat door balansverlies of onoplettendheid, niet door aanrijdingen met andere weggebruikers”

Wel is het waar dat de meeste ongevallen dichtbij huis plaatsvinden, binnen vijf kilometer en dat het vaak om eenzijdige ongelukken gaat. Heijnen: “Ruim zeventig procent van de fietsongevallen bij kinderen ontstaat door balansverlies of onoplettendheid, niet door aanrijdingen met andere weggebruikers.”

Heijnen rekende ook af met de hardnekkige mythe dat bakfietsen veiliger zouden zijn. “Kinderen leren juist door zelf deel te nemen aan het verkeer te anticiperen en te reageren. Bovendien veroorzaken trillingen in bakfietsen belasting voor jonge kinderen.” En dat slechte weer dan? “Gemiddeld regent het in Nederland maar zeven tot acht procent van de tijd.”

XL38 - 4. MoM 7Met cijfers en nuance liet Heijnen zien dat veiligheid en bewegen hand in hand kunnen gaan, mits kinderen de kans krijgen om te oefenen, fouten te maken en te groeien. “Elke kilometer die een kind fietst, levert netto gezondheidswinst op.”

Stunten
Na het diner verplaatste de bijeenkomst zich van de collegezaal naar de sportvloer. Tijdens de praktijkworkshops stond actief transport centraal: hoe maak je de route naar school leuker, uitdagender en motorisch rijker?

In de eerste workshop leerden deelnemers hoe je met een BMX balans, behendigheid en durf kunt stimuleren – vaardigheden die kinderen helpen om met plezier te fietsen. De tweede workshop draaide om de step: een ideaal middel om evenwicht, timing en coördinatie te trainen, ook binnen de muren van de gymzaal.

Meer weten over de Masters of Movement?
De ASM Masters of Movement zijn een initiatief van het Athletic Skills Model, waarin wetenschap, onderwijs en praktijk elkaar ontmoeten om veelzijdig bewegen te stimuleren. De volgende bijeenkomst wordt binnenkort aangekondigd. Houd daarvoor de website van het Athletic Skills Model in de gaten: www.athleticskillsmodel.nl

Deel dit bericht:

0 reacties

Nog geen reacties. Wees de eerste!

Voeg je reactie toe

Meer over:

Blijf op de hoogte

Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de 
belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.