4 juli 2024
Nieuws
door: Leo Aquina | 4 juli 2024
‘De opstelling op het speelveld’. Dat was de titel van een adviesrapport van de Nederlandse Sportraad aan de minister van sport in 2020. Kernpunt van dat advies: er moet een sportwet komen die sport verankert als publieke voorziening. Op die manier worden verantwoordelijkheden en verplichtingen duidelijker vastgelegd en krijgt de financiering van de sport een solide fundament. Over die sportwet is de afgelopen kabinetsperiode verschillende malen gedebatteerd. De Tweede Kamer toonde zich wispelturig en vooralsnog wordt er in Den Haag niet gewerkt aan een sportwet. Lennart Langbroek, secretaris-directeur van de Nederlandse Sportraad, verwonderde zich vanaf de zijlijn over de gang van zaken. Op de ochtend na de EK-nederlaag van het Nederlands Elftal tegen Oostenrijk verwijst hij in een voetbalvergelijking naar de titel van het rapport. “Met goede voetballers alleen kom je er niet als er geen bondscoach is die de spelers vertelt in welke opstelling ze moeten spelen en wat de tactiek wordt.”
In 2021 liet toenmalig minister van sport Tamara van Ark in een eerste reactie op het advies van de NLSportraad weten in samenwerking met VSG en NOS*NSF zich te willen ‘verdiepen welke doelgroepen we met sportbeleid in beweging kunnen en willen krijgen.’ Zij vervolgde: ‘Vanuit die doelstelling kan dan ook dieper worden gekeken naar de instrumenten (ook de wettelijke en financiële) die daarvoor kunnen worden ingezet, en de effecten die dat instrumentarium heeft op de verhoudingen in financiële en organisatorische zin binnen en tussen de sport en overheden.’ De Tweede Kamer neemt een kleine maand later met 142 van de 150 stemmen vóór een motie aan: 'De Kamer spreekt uit deze Kamerperiode toe te willen werken naar een Sportwet.’ De verdiepingsslag van de minister laat meer dan een jaar op zich wachten.
In 2022 komt minister Conny Helder, die Van Ark heeft opgevolgd als minister van sport, dan toch eindelijk met de conclusie naar aanleiding van de verdiepingsslag waarvoor VWS aan GovernEUR opdracht had gegeven. De onderzoekers sluiten af met een vooruitblik naar een toekomstbestendig sportstelsel. Daarin schrijven zij: 'Er zijn serieuze problemen als het gaat om beweegarmoede, toegankelijkheid, veiligheid en kwaliteit. Een brede sportwet lijkt op dit moment niet direct bij te dragen aan het oplossen van deze problemen.' Daarmee is de discussie echter nog niet afgedaan. In december neemt de Tweede Kamer opnieuw een motie aan, omdat zij de conclusies van het rapport niet kan volgen. In die motie wordt de tegenstribbelende minister opnieuw verzocht een sportwet uit te werken die deze Kamerperiode behandeld kan worden. De minister zegt in het voorjaar van 2023 toe dat de ambtelijke voorbereiding voor een sportwet in gang is gezet, maar uiteindelijk komt het er toch niet van. Een paar dagen voor de val van het kabinet Rutte IV dienen Kamerleden Van den Brink en Heerema van de regeringspartijen CDA en VVD een motie in om pas in 2026 te bezien of een sportwet noodzakelijk is. Naar aanleiding van die motie laat de minister begin 2024 in een Kamerbrief weten eerdere toezeggingen om de sportwet uit te werken als afgedaan te beschouwen.
Noodzaak
Lennart Langbroek, secretaris-directeur Nederlandse Sportraad, zucht meewarig als we gezamenlijk het relaas doornemen: “De uitwerking is vier jaar na ons advies inhoudelijk eigenlijk nog niet opgeschoten,” zegt hij. Hoewel hij er nadrukkelijk voor waakt een politieke positie in te nemen, staat hij nog altijd vierkant achter het advies van de NLSportraad om de sportsector een wettelijk kader te geven:
“Ik snap heel goed dat politieke partijen vanwege hun ideologische achtergrond terughoudend zijn als het gaat om wetgeving omdat zij de branche niet willen opzadelen met regelgeving, maar het is wel nodig. Bewegingsarmoede is een enorm probleem in Nederland en dat probleem wordt de komende jaren alleen maar groter. Als we er echt werk van willen maken om dat te bestrijden voldoet het huidige vrijblijvende stelsel niet, dat constateerden we in 2020 al. Er is regie nodig van het Rijk, inclusief afspraken met decentrale overheden wie waarvoor verantwoordelijk gehouden kan worden, inclusief controle namens de burger door Tweede Kamer, provinciale staten en gemeenteraden.”
Verwarring
Langbroek benadrukt dat hij het vanaf de zijlijn - de NLsportraad is immers adviseur van parlement en kabinet - vooral jammer vindt dat er in vier jaar tijd weinig is gediscussieerd over de inhoud van een sportwet. “Wij hebben op verzoek van de minister zowel het wettelijk als het financieel kader van een sportwet verder uitgewerkt in een addendum. Daarin staat een zorgplicht opgenomen voor de overheid om te zorgen voor toegankelijkheid en kwaliteit van sport- en beweegaanbod. Een lichte vorm van wetgeving, die vooral taken verdeelt maar waarbij beleidsvrijheid van overheden en ondernemerszin van de branche niet wordt beperkt en voor de burger duidelijk is wat van de overheid verwacht kan worden. Dat is een prima vertrekpunt voor de landelijke politiek om met decentrale overheden in gesprek te gaan over invulling ervan. Of om te constateren dat dit niet wenselijk is.”
“In de praktijk is er vooral verwarring ontstaan. Er is gediscussieerd over het middel, een wet, er is van alles aan vastgeplakt, bijvoorbeeld veiligheid, verantwoordelijkheden van de overheid zijn uitgebreid, tot een beweegplicht of tegengaan van ongelijkheid, en het is voor veel partijen onduidelijk wat de sportwet nu ook alweer ging oplossen: een stelsel inrichten zodat een maatschappelijk probleem organisatorisch aangepakt kan worden. Het is zonde van alle energie dat er zo’n onduidelijk proces is geweest en dan snap ik heel goed dat politieke partijen of de sportbranche niet weet hoe ze zich moeten positioneren ten opzichte van die 'sportwet'."
Sportakkoorden
Sinds 2018 schuift het ministerie van VWS in samenwerking met de branche de sportakkoorden naar voren als beleidsinstrument, maar dat is volgens Langbroek onvoldoende: “De sportakkoorden zijn uiteindelijk vrijblijvend, constateerde de raad in het advies. Daarin is niet vastgelegd waar verantwoordelijkheden liggen en wat verplicht is. Sport heeft een belangrijke maatschappelijke functie en als we die goed willen benutten, moet duidelijk zijn wie wat doet en waar welke verantwoordelijkheden liggen.”
Naast duidelijkheid over die verantwoordelijkheden, is de financieringsbasis van de Nederlandse sport wankel. Gemeenten zijn vooral vanwege de accommodaties de grootste subsidieverstrekker van de Nederlandse sport, maar die gemeentelijke subsidie kent geen wettelijke basis of verplichting, waardoor sportvoorzieningen in hoge mate afhankelijk zijn van gemeentelijke begrotingen en de voorkeuren van een wethouder.
“Zeker nu gemeentebegrotingen onder zware financiële druk komen te staan is het risico dat wij in 2020 signaleerden levensgroot: gemeenten gaan kiezen voor investeringen die ze wettelijk (!) verplicht zijn om te doen. Ik word er niet vrolijk van als ik dan naar 2026 kijk, het jaar waarin veel gemeenten grote financiële tekorten zullen hebben. Kies je als wethouder er dan nog voor om miljoenen te investeren in een zwembad, of gaat de jeugdzorg voor? Alle afspraken in een sportakkoord en een sterke lobby uit de sportbranche ten spijt, kiest die wethouder toch voor jeugdzorg omdat hij of zij daar een wettelijke taak heeft. Die zou er voor sport ook moeten zijn, dan heb je in ieder geval een betere kans als er politieke keuzes gemaakt moeten worden.”
Voor meer informatie: Advies 'De opstelling op het speelveld'
Deel dit bericht:
0 reacties
Nog geen reacties. Wees de eerste!
Voeg je reactie toe
Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.