Go with Golazo
Sportknowhowxl
Home
Nieuws
Sportprofessionals als lokale verbinders

Sportprofessionals als lokale verbinders

20 november 2025

Nieuws

In samenwerking met ZonMW presenteert Sport Knowhow XL een reeks interviews over projecten uit het programma MOOI in Beweging. Vandaag: Wij(k) in Beweging.

door: Emilie Maclaine Pont | 20 november 2025

Waar vrijwilligers jarenlang het kloppend hart van een sportvereniging vormden, zijn er ook steeds vaker betaalde krachten actief, zoals verenigings- en sportparkmanagers. Zij moeten laveren tussen leden, bestuur, gemeente, bonden en buurtorganisaties; en dat vraagt om meer dan alleen organisatorisch talent. Jora Broerse, hoofddocent aan de opleiding Sportkunde en verbonden aan het lectoraat Sport Management & Sport Business van de Hogeschool van Amsterdam (HvA), onderzoekt met het landelijke project SportPro hoe deze professionals zich kunnen ontwikkelen tot verbinders in een complex sportecosysteem.

XL40 - 4. JoraBroerse-1Het project richt zich op het hele ecosysteem rondom de sportprofessional. “We kijken dus niet alleen naar de verenigings- of sportparkmanager zelf”, zegt Broerse. “Het gaat om de context waarin die professional opereert: het bestuur, de vrijwilligers, de gemeente, de sportserviceorganisatie, de bond, opleidingen en NOC*NSF. Hoe zorg je dat die hele omgeving bijdraagt aan sociaal en duurzaam sportmanagement?”

Broerse vertelt dat de nadruk in sportmanagement tot nu toe vaak lag op de rationele kanten: de begroting, de organisatie, de ledenaantallen. “Maar een vereniging heeft zowel bedrijfsmatige als sociale kanten. Ze draait juist ook op sociale waarden, op mensen die plezier hebben in wat ze doen en die iets willen betekenen voor elkaar. Dat sociale aspect vraagt om andere competenties, zoals verbinding en het vermogen om met uiteenlopende partijen samen te werken.”

“De verhouding tussen bestuur en verenigingsmanager is niet altijd vanzelfsprekend”

Binnen SportPro wordt onderzocht welke vaardigheden sportprofessionals nodig hebben om die rol goed te vervullen. De focus ligt op sociaal management: hoe ga je om met vrijwilligers, hoe verbind je partijen binnen en buiten de vereniging, en hoe maak je gebruik van het potentieel van de lokale sportinfrastructuur?

De maatschappelijke context
Het onderzoek sluit aan bij twee actuele uitdagingen uit het ZonMw-programma MOOI in Beweging: de betaalbaarheid van sport en het de onderbenutting van de sportinfrastructuur. Broerse: “Sportprofessionals staan midden in die realiteit. Ze hebben dagelijks te maken met het benutten van sportparken en met het ondersteunen van vrijwilligers. Daarom willen we weten hoe je dat effectief doet en wat je daarvoor nodig hebt aan kennis en vaardigheden.”

Het project onderzoekt die vragen via twaalf casestudies in onder meer Groningen, Zwolle, Arnhem, Nieuwegein, Amsterdam en Den Haag. In elke gemeente is de situatie anders, maar overal speelt dezelfde uitdaging: hoe combineer je de maatschappelijke waarde van sport met een professionele, toekomstbestendige organisatievorm?

Bij veel verenigingen is het bijvoorbeeld nog zoeken naar een goede balans tussen vrijwilligers en betaalde krachten. “De verhouding tussen bestuur en verenigingsmanager is niet altijd vanzelfsprekend. Sommige professionals geven training of coaching, anderen richten zich vooral op de organisatie en externe contacten. De kern is dat ze het bestuur ontlasten, zodat het zich kan richten op beleid, terwijl de vrijwilligers het plezierige, uitvoerende werk kunnen blijven doen.”

“We brengen de betrokken partijen bij elkaar en vragen: wat is hier het praktijkprobleem en wat is ieders rol in de oplossing?”

Een sportparkmanager heeft weer een andere rol. Broerse: “Die zoekt samenwerking tussen verenigingen of fungeert als schakel tussen sportaanbieders en de gemeente. In Amsterdam-Noord bijvoorbeeld, is zo iemand de contactpersoon tussen de verenigingen op het sportpark en diensten van de stad.”

Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met een breed consortium aan partners, waaronder NOC*NSF, zes sportbonden, de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), Kenniscentrum Sport & Bewegen, het Mulier Instituut, de Universiteit Utrecht, de Haagse Hogeschool, diverse gemeenten, sportservicebureaus en CIOS Zuidwest. “Het werk van de sportprofessional speelt zich lokaal af”, zegt Broerse, “maar de visieontwikkeling gebeurt op nationaal niveau. Die twee willen we dichter bij elkaar brengen.”

Responsieve evaluatie
Om de praktijk goed te begrijpen en nuttige interventies uit te voeren, maakt het onderzoek gebruik van responsieve evaluatie. Dat is een aanpak die draait om interactie en leren van elkaar. In de casestudies worden steeds twee groepssessies georganiseerd met sportprofessionals, bestuurders, gemeenten en andere stakeholders.

Broerse geeft een voorbeeld uit Amsterdam-Noord, waar de bereikbaarheid van een sportpark centraal staat. “We brengen de betrokken partijen bij elkaar en vragen: wat is hier het praktijkprobleem en wat is ieders rol in de oplossing? Vervolgens wordt een voorstel geprobeerd en bespreken we in een volgende sessie wat wel en niet werkt. Het is een soort feedbackloop: reageren, aanpassen, verbeteren. Op die manier ontstaat kennis die direct toepasbaar is.”

“We willen studenten laten ervaren hoe het is om als sportmanager in zo’n complexe omgeving te werken”

Hoewel elke casus lokaal gekleurd is, ontstaat er gaandeweg een gemeenschappelijke kern. “Elke sportprofessional opereert in een complexe sociale omgeving. Binnen de vereniging spelen verschillende belangen, daarbuiten heb je te maken met gemeente, wijkorganisaties, scholen en commerciële partijen. De vraag is steeds: hoe ga je om met die complexiteit? Welke competenties helpen om die verbindingen goed te leggen? Dat interdisciplinair werken, het schakelen tussen domeinen, is in alle gevallen de gemene deler.”

Onderwijs
XL40 - 4. JoraBroerse-2De opgedane kennis vloeit terug naar het onderwijs. Binnen de opleidingen Sportkunde van de HvA en de Haagse Hogeschool wordt verkend hoe de bevindingen kunnen worden geïntegreerd in bestaande vakken, gastcolleges en projectweken. Broerse: “We willen studenten laten ervaren hoe het is om als sportmanager in zo’n complexe omgeving te werken. Dat doen we bijvoorbeeld door ze een sportpark te laten analyseren: wat speelt hier? Wie zijn de betrokkenen? Hoe kun je de samenwerking versterken? Daarnaast vindt er samenwerking plaats met mbo-instellingen en sportbonden om lesprogramma’s en cursussen door te ontwikkelen.”

Voor de zomer van 2026 verwacht het consortium een duidelijk beeld te hebben van wat er speelt bij de verenigingen. Daarna volgen landelijke enquêtes, onder meer via de VSG en nieuwe vragen in de Verenigingsmonitor. De eindresultaten worden medio 2027 verwacht. Broerse: “Ik ben tevreden als organisaties echt beter begrijpen hoe ze kunnen omgaan met de sociale complexiteit van deze functies. We willen inspiratie bieden voor iedereen die met sportprofessionals werkt, ook buiten het consortium.”

MOOI in Beweging laat onderzoek en innovaties rond sport en bewegen beter aansluiten bij de praktijk. Zes complexe maatschappelijke uitdagingen zijn daarbij het startpunt. Om impact te maken, zijn verschillende partijen nodig: gebruiker/sporter, onderzoeker, overheid en bedrijfsleven; mensen die samen willen leren en innoveren. Samen zorgen zij dat de juiste kennis wordt ontwikkeld en dat die kennis daadwerkelijk leidt tot verandering.

Deel dit bericht:

0 reacties

Nog geen reacties. Wees de eerste!

Voeg je reactie toe

Meer over:

Blijf op de hoogte

Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de 
belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.