Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Vraag & Antwoord-Item

De vraag van Steven Vos aan Maikel Waardenburg 19 mei 2020

  • De vraag van… Steven Vos, lector ‘Move to Be’ aan de Fontys Sporthogeschool en hoogleraar ‘Design and Analysis of Intelligent Systems for Vitality and Leisure Time Sports’ aan de TU/e
  • Aan... Maikel Waardenburg, universitair docent verbonden aan het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) van de Universiteit Utrecht


StevenVos150FCDe vraag

We zijn nog volop aan het ervaren wat de impact is van de coronamaatregelen op de sportsector, maar de komende tijd wordt het ook belangrijk om gaan na te denken hoe we de sport gaan organiseren na de versoepeling van de coronamaatregelen, en met name de actieve sportbeoefening in de sportvereniging, het fitnesscentrum of de openbare ruimte. Hoe moeten we 1,5 meter-afstand bewaren? Wat mag een overheid verwachten van sportverenigingen? Zorgt dit voor meer ongelijkheid in de sportbeoefening voor kwetsbare groepen? Ik wil je vragen om vanuit jouw expertise een antwoord te formuleren op deze vragen.

Het antwoord

MaikelWaardenburg175FCJe stelt belangrijke vragen. De coronacrisis doet de sportsector volledig op haar grondvesten schudden. Uiteraard was ook ik daarom blij opgelucht toen premier Rutte aankondigde dat alle kinderen en jongeren vanaf 28 april weer het sportveld op mochten. En vanaf 11 mei mogen mijn 35+ teamgenoten en ik ook weer een balletje schieten bij de club. Maar dat betekent allerminst dat we langzamerhand teruggaan naar normaal. Althans, niet in organisatorische zin. De coronamaatregelen hebben het institutionele evenwicht doorbroken. In de organisatiewetenschap noemen we zo’n situatie een institutionele schok (jolt). Daarop volgen niet alleen de directe aanpassingen die we de afgelopen twee maanden hebben ervaren, er is ook sprake van blijvende verandering.

Paden van verandering
Verandering heeft twee gezichten: continue en discontinue verandering (Meyer, Brooks & Goes, 1990). Continue verandering vindt plaats in een stabiel systeem. Het gaat eigenlijk om veelvuldige, kleine aanpassingen binnen dat systeem. Denk aan de langzame, maar gestage veranderingen in de afgelopen twee decennia waarin een deel van de sportverenigingen meer maatschappelijke taken op zich is gaan nemen. Van discontinue verandering is sprake wanneer fundamentele eigenschappen van een systeem transformeren. Het is een verschil tussen beweging en acceleratie. Tussen langzaam en snel. Praktisch alle sectoren, waaronder de sport, hebben nu te maken met een situatie van acceleratie en transformatie.

"Krijgt de maatschappelijke waarde van topsport(evenementen) een nieuwe dimensie, met meer oog voor publieke waarden als gezondheid, duurzaamheid en proportionaliteit?"

Denk bijvoorbeeld aan de wijze waarop waarden als internationaal aanzien, city marketing, economische bedrijvigheid en publieksmassa leidend waren in de organisatie van grote sportevenementen en nu stevig onder druk staan. Als de maatregelen nog lang aanhouden – en voor de evenementenbranche lijkt het daar zeker op – dan zal de online activatie van sportevents een verdere vlucht nemen. Krijgen we een soort e-vents in de sport? Wat vraagt dat van organisatoren? Hoe verleggen de maatregelen de focus van het Nederlandse sportevenementenbeleid? Krijgt de maatschappelijke waarde van topsport(evenementen) een nieuwe dimensie, met meer oog voor publieke waarden als gezondheid, duurzaamheid en proportionaliteit?

Meer gelijkwaardige ontwikkelkansen
In korte tijd omarmt de sportsector, noodgedwongen, diverse type veranderingen. Ik zie het bij mijn eigen atletiekvereniging, waar de online interactie tussen leden en trainers tot een scala aan nieuwe trainingsopdrachten leidt. Mijn buurman staat al enkele weken in zijn tuin te bootcampen, onder begeleiding van een instructor die over Zoom zijn sporters aanmoedigt. 

VraagAntwoord-MW-corona-1Naast digitale toepassingen brengt de beperking van anderhalve meter mogelijkheden voor nieuwe spelvormen. Jeugd vanaf 12 jaar krijgt nu letterlijk de ruimte en tijd om andere vaardigheden te ontwikkelen dan hun prestatiegerichte mentaliteit en vaardigheden. In plaats van degene die het snelst bij een bal is, of het sterkst in een duel, gaat het nu meer om passtechnieken, balbehandeling en spelinzicht. Deze trainingsvormen kunnen grote impact hebben op een meer gelijkwaardige ontwikkeling van kinderen. Maar vooral zal het bijdragen aan de eigenwaarde van het kind en het plezier dat veel kinderen beleven aan sportbeoefening.

Uitgangspunten ter discussie
De institutionele schok wil niet zeggen dat alles wat de sport kenmerkt nu op de schop gaat, maar wel dat als vanzelfsprekende veronderstelde uitgangspunten ter discussie (gaan) worden gesteld. Het wordt interessant wanneer alternatieve keuzes op microniveau (dus keuzes gemaakt door trainers) doorvloeien naar mesoniveau (clubverband, fitnesscentrum, trainersgroepen) en macroniveau (bondsbeleid, opleidingen). 

"De reacties op de coronamaatregelen kunnen op die manier de al ingezette verandering van een dominante prestatielogica naar een ontwikkellogica in de georganiseerde sport verder versterken"

Nieuwe praktijken die binnen een organisatie zijn geïntroduceerd en 'opschuiven' naar sectorniveau stimuleren een potentiële verschuiving in de institutionele logica (Smets, et al., 2012). Mijn verwachting is dat dit op termijn implicaties heeft voor de sportpedagogische visie binnen sportdisciplines. De reacties op de coronamaatregelen kunnen op die manier de al ingezette verandering van een dominante prestatielogica naar een ontwikkellogica in de georganiseerde sport verder versterken.

Publiek-private verwachtingen
Dat sport, naast onderwijs, het eerste domein is waar de coronamaatregelen zijn versoepeld zegt veel over de betekenis die we in onze samenleving toekennen aan sportparticipatie en de rol van sportclubs daarin. Plezier, fysieke gezondheid, sociaal contact en het hebben van een uitlaapklep zijn belangrijke waarden die aan sport worden toegeschreven. In de keuze sportclubs weer vroeg open te stellen zal ook het welzijn van het kind een rol hebben gespeeld. De sportclub biedt, naast de schoolomgeving, een veilig heenkomen voor die kinderen en jongeren die zich in een problematische thuissituatie bevinden.

VraagAntwoord-MW-corona-2Het is opvallend dat het kabinet ervoor koos wel de sport en bijvoorbeeld niet de culturele sector gedeeltelijk open te stellen. Ik verklaar dat niet alleen op basis van het gegeven dat sportactiviteiten, meer dan culturele activiteiten, buiten plaatsvinden. Hier speelt ook dat de sportsector, ondanks alle discussies die zich daarbinnen afspelen, een sterke institutionele verbondenheid kent. De banden tussen NOC*NSF, VSG, en het ministerie van VWS zijn nauw en sinds het Nationaal Sportakkoord nog directer. Daarmee gaat een hoge mate van vertrouwen binnen dit publiek-private samenwerkingsverband op nationaal niveau gepaard. Voor dat vertrouwen verwachten partners wel iets van elkaar. Niet voor niets riepen diverse landelijke sportorganisaties het kabinet op een noodfonds voor de sport op te richten en gaf het kabinet daar gehoor aan met een noodfonds van 110 miljoen euro voor sportverenigingen. Op haar beurt verwacht de overheid dat lokale sportorganisaties ruimte bieden aan jeugdige niet-leden: 'kinderen en jongeren moeten zoveel mogelijk de kans krijgen om mee te doen. Ook als ze geen lid zijn van een vereniging'. 

Wederkerigheid sport-publieke samenwerkingsrelatie
Gemeenten en sportclubs geven nu vorm aan deze uitdaging. De gevraagde maatschappelijke verantwoordelijkheid is tegelijk minder bindend en meer dwingend. Het doet namelijk een beroep op de wederkerigheid van de sport-publieke samenwerkingsrelatie, zonder de inzet van beleidsinstrumenten (zoals een Sportimpuls). Sportorganisaties hebben hier wat te bewijzen.

"Als de economische situatie langdurig onder druk komt te staan heeft dat te verwachten consequenties voor de (publieke) financiering van sportfaciliteiten en sportstimuleringsregelingen"

De komende jaren gaan tevens uitwijzen hoe de relatie onder een meer gespannen financiële huishouding gestand houdt. Als de economische situatie langdurig onder druk komt te staan heeft dat te verwachten consequenties voor de (publieke) financiering van sportfaciliteiten en sportstimuleringsregelingen. Bij een langdurige situatie van hoge werkloosheid kan ook het lidmaatschap van sportverenigingen teruglopen. En andere baten dan lidmaatschapsgelden komen onder druk te staan. Het onderzoek naar de toekomstbestendigheid van sportverenigingen dat Resie Hoeijmakers de komende jaren uitvoert, is in dit licht interessant. Welke factoren maken dat clubs zich weten aan te passen aan de veranderende omstandigheden, en welke factoren hinderen hun overlevingskansen juist? Organisatieliteratuur wijst in ieder geval uit dat organisaties een voordeel kunnen behouden ten tijde van institutionele verandering (Micelotta et al., 2017). 

Belangrijke factoren hierin zijn de al bestaande stabiliteit van de organisatie (zowel in termen van financiën, als bijvoorbeeld hun human resources) en het leiderschap van de organisatie. Deze twee factoren interacteren ook met elkaar: de mate waarin (leiderschaps)initiatieven nuttig zijn voor een organisatie bij het reageren op een institutionele schok hangt af van de bestaande organisatorische capaciteit van de organisatie (Allmendinger & Hackman, 1996). Er is overheden dan ook veel aan gelegen bij te dragen aan de stabiliteit van sportorganisaties, als zij sportparticipatie en de daaraan toegeschreven effecten, als een belangrijke publieke waarde beschouwen.

XL10ColumnXL-BvN-1Buurtsportnetwerken
Als we ons meer richten op kwetsbare groepen, dan ligt hier een versterkte uitdaging met implicaties voor sport in de buurt. Vanwege de grote maatschappelijke, psychische, en economische impact van het coronavirus en de daarmee gepaard gaande maatregelen, kan kwetsbaarheid een meer verspreid en meer zichtbaar fenomeen worden. Al snel leidt dat tot doemscenario’s waarbij een groter deel van de Nederlandse bevolking meer moeite ondervindt met het meedoen in de samenleving. 

Ik wil daar niet van uitgaan. Vooral omdat mensen die als kwetsbaar worden beschouwd op diverse, vaak minder geaccepteerde of zichtbare wijze, op hun eigen manier meedoen. Ik vermoed wel dat hier een stevige beleidsopdracht ligt de komende jaren. Meer positief bezien kunnen de publieke investeringen van de laatste 10 tot 15 jaar in de orgware van de buurtsport juist de komende tijd hun vruchten gaan afwerpen. 

"Het relatieve succes van de regeling buurtsportcoaches zou een argument moeten zijn voor gemeenten om hierin te blijven durven investeren"

Naast een sterke verenigingsstructuur, kennen we in Nederland inmiddels ook een sterke buurtsportstructuur. Buursportcoaches, combinatiefunctionarissen, sportleiders, streetsportcoaches, ze hebben allemaal een belangrijke rol in het betrekken van vooral meer kwetsbare groepen bij sportactiviteiten. Zeker in de anderhalvemetersamenleving. 

Hoe weten diverse betrokken organisaties elkaar te vinden? Hoe manifesteert dit netwerk zich? Hoe creëren deze organisaties ruimte voor diverse type professionals om meer in het verlengde van elkaar met mensen in kwetsbare posities te werken? Deze vragen staan centraal in het door ZonMw gefinancierde onderzoeksproject ‘Calibrating Inclusive Sporting Encounters’ dat wij de komende jaren gaan uitvoeren in twee living-labs in Utrecht en Eindhoven:

Het doet mij deugd te zien dat deze frontline professionals in diverse gemeenten alweer actief zijn op playgrounds en in parken. Het relatieve succes van de regeling buurtsportcoaches zou een argument moeten zijn voor gemeenten om hierin te blijven durven investeren. Ook als het de komende jaren economisch zwaarder wordt.

Geraadpleegde literatuur

  • Allmendinger, J., & Hackman, J. R. (1996). Organizations in changing environments: The case of East German symphony orchestras. Administrative Science Quarterly, 337-369.
  • Meyer, A. D., Brooks, G. R., & Goes, J. B. (1990). Environmental jolts and industry revolutions: Organizational responses to discontinuous change. Strategic Management Journal, 93-110.
  • Micelotta, E., Lounsbury, M., & Greenwood, R. (2017). Pathways of institutional change: An integrative review and research agenda. Journal of Management, 43(6), 1885-1910.
  • Smets, M., Morris, T., & Greenwood, R. (2012). From practice to field: A multilevel model of practice-driven institutional change. Academy of Management Journal, 55: 877-904.

HenkStokhof150FC Volgende keer het antwoord op de vraag van Maikel Waardenburg aan Henk Stokhof, Hoofd afdeling Sportbeleid & Ontwikkeling bij de gemeente Amsterdam:
Gemeenten hebben na het versoepelen van de coronamaatregelen regie gekregen in het realiseren van sportaanbod voor jeugd, ook voor hen die niet lid zijn van een sportvereniging. Daarnaast is zeker in een stad als Amsterdam het gebruik van buitensportaccommodaties (in een anderhalvemetersamenleving) een aandachtspunt, evenals het gebruik van de openbare ruimte (o.a. Urban Sports). Hoe gaan jullie om met deze nieuwe verantwoordelijkheden en bijbehorende beleidsdilemma’s? Welke impact verwacht je dat hiervan uitgaat op het Amsterdamse sportbeleid voor de komende jaren? Welke beleidsinstrumenten komen onder druk te staan, en waar liggen juist ook kansen?

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst