Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Meedoen is belangrijker dan winnen… 7 juli 2015

door: Jeroen Weijermars

De kracht van de herhaling wordt vaak geroemd door marketeers. En in de sport heeft men daar ook een handje van. Sommige uitspraken worden zo vaak herhaald dat na verloop van tijd niemand meer zich afvraagt of de stelling nog wel klopt. Begin 2015 beloofde ik een aantal veel gehoorde uitspraken - soms clichés - van sportbesturend Nederland tegen het licht houden. Daarmee kijkend of bestuurders nu echt een punt hebben of papegaaien zijn. Eerder schreef ik over 'Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst' , 'Een fusie? Daar zijn onze leden nog niet aan toe…' , 'Jongeren willen niet besturen' , De 24 uurs-economie sloopt de georganiseerde sport en Het mag niets kosten... Vandaag: 'Meedoen is belangrijker dan winnen…'

De uitspraak 'Meedoen is belangrijker dan winnen' wordt vaak toegeschreven aan een van de grondleggers van de moderne Olympische Spelen: Pierre de Coubertin. Het niet-wetenschappelijke Wikipedia leert mij dat dat niet helemaal terecht is. Hij had namelijk een mooie, langere volzin bedacht die vervolgens geframed is naar het overzichtelijke 'Meedoen is belangrijker dan winnen'. Hoe het ook zij, de essentie van deze opmerking staat wat mij betreft als een huis: het beoefenen van sport - al of niet in teamverband - is belangrijker dan winnen en de beste te zijn. Anders gezegd: het gaat niet om de knikkers, het gaat om het spel.

Sportbonden hebben met NOC*NSF dit ooit onderschreven als gezamenlijk doel. Nog concreter en zo van de site van NOC*NSF geplukt: 'Bonden en NOC*NSF werken met elkaar samen aan het verder versterken van de georganiseerde sport met het doel het aantal mensen dat wekelijks aan sport doet te vergroten van 50 naar 60 procent in 2016. Het versterken van sportclubs, sportaanbod op maat, aantrekkelijke accommodaties, meer en beter betaald kader en lokale samenwerking staan hierbij hoog op de agenda. Leggen we de Rapportage Sport 2014 ernaast dan valt te lezen we dat voorgaande kabinetten - evenals het huidige - inzetten op het verhogen van de sportstimulering. Binnen alle lagen van de bevolking en ook voor mensen met een handicap.

"Het beleid dat top down wordt ingezet lijkt erop te duiden dat in Nederland het meedoen nog steeds voorop staat"

Kortom, het beleid dat top down wordt ingezet lijkt erop te duiden dat in Nederland het meedoen nog steeds voorop staat. Ik schrijf bewust 'lijkt', want inmiddels worden de knikkers belangrijker dan het spel. De ombuiging in het denken werd duidelijk zichtbaar in 2013. Voor die tijd zette NOC*NSF de beschikbare budgetten in om de sport in de breedte te ondersteunen. Door het teruglopen van de Lotto/Toto-gelden zien sportbonden zich - in de periode 2014-2016 - geconfronteerd met een bezuiniging van 15% over deze periode. Bij die bezuinigingen vond er een trendbreuk plaats. De kaasschaaf wordt sindsdien niet meer gehanteerd over alle fronten maar sommige sporten worden door NOC*NSF ontzien. Het gaat dan vooral om de sporten die medaillekansen hebben op de Olympische Spelen. Feitelijk gaat er meer geld naar sporten die bewezen hebben medailles te kunnen winnen en minder naar sporten in ontwikkeling.

Arbitrair
Gegeven het feit dat de NOC*NSF een belangrijke gateway is naar de door de overheid beschikbaar gestelde financiën voor de sport is dat een arbitrair vertrekpunt. Zeker als de sportkoepel zelf zegt dat het doel is meer mensen aan het sporten te krijgen. Het zou kunnen zijn dat men er van uitgaat dat successen leiden tot een verhoogde sportparticipatie. Tot nog toe is het nog niet hard gemaakt dat successen op de Spelen leiden tot structurele groei van leden. De enige sport die structureel leden heeft weten over te houden aan successen die breed zijn uitgemeten op de televisie was de dartsport. En dat was nu net geen sport die je terug vindt op de Olympische Spelen…

"Om sportdeelname in het geheel te laten stijgen, zou voldoende geld moeten worden uitgetrokken voor de sport. Het tegendeel lijkt waar"

Op dit moment zijn er 4,5 miljoen georganiseerde sporters en de ambitie is om sportdeelname in het geheel (georganiseerd en ongeorganiseerd) te laten stijgen. Een logische redenatie lijkt dan ook dat daarvoor voldoende geld wordt uitgetrokken voor de sport. Het tegendeel lijkt waar. Op dit moment wordt er zo'n 1,2 miljard via de gemeenten doorgesluisd naar de sport. Dat is een behoorlijk bedrag maar lijkt niet meer voldoende. Ter vergelijking: aan de zorg in Nederland wordt 90 miljard besteed. 'Meer voor minder' is een magische spreuk geweest waarmee de overheid het draagvlak voor de bezuinigingen van de afgelopen jaren heeft proberen te vergroten en cruciaal daarbij was de oproep aan de burgers om als vrijwilliger te participeren in de maatschappij.

Overheveling taken
Daarnaast zijn sinds het aantreden van het huidige kabinet er steeds meer taken van de centrale overheden naar lokale overheden overgeheveld. En hoewel nagenoeg alle gemeenten beloofden dat zij de sport in Nederland wilden ontzien, werden er sindsdien direct (huurverhoging) of indirect (subsidieverlaging) meer lasten bij de georganiseerde sport neergelegd. Uiteindelijk bezuinigde 93% van de Nederlandse gemeenten op sport.

Verder liep de koopkracht bij gezinnen terug en ook sponsors bezuinigde op het sponsoren van de lokale verenigingen. Een greep uit diverse recente onderzoeken van het Mulier Instituut: in 2014 zag 48% van de verenigingen hun sponsorinkomsten dalen. Daarnaast zorgen toenemende kosten in combinatie met dalende sponsorinkomsten ervoor dat in het afgelopen jaar twintig procent van de verenigingen een negatief resultaat heeft gehad. En maar liefst 41% van de sportclubs is de afgelopen drie jaar ingeteerd op de reserves. De toenemende kosten worden direct doorgerekend aan de leden want meer dan de helft van de verenigingen heeft de contributie verhoogd.

"De rek lijkt er bij vrijwilligers ondertussen wel uit"

Verenigingen leken afgelopen jaren het hoofd boven water te houden door nog meer taken door vrijwilligers te laten opvangen. Niet meer taken door een toenemend aantal vrijwilligers, maar meer taken door eenzelfde aantal vrijwilligers meer tijd aan hun vereniging besteden. Daarbij lijkt de rek er bij die vrijwilligers ondertussen wel uit. Met anderhalf miljoen vrijwilligers is de sport hét voorbeeld van de participatiemaatschappij. Er is geen sector in Nederland die dat de sport nadoet.

Kostenverhogingen kunnen niet meer opgevangen worden door toenemende zelfredzaamheid van verenigingen. Des te wranger is dat zonder blikken of blozen diezelfde sport in het kader van het nieuwe belastingplan opnieuw geconfronteerd dreigde te worden met lastenverzwaringen. De BTW optrekken van 6 naar 21% voor veldhuur en/of zaalhuur had onvermijdelijk geleid tot het omvallen van verenigingen en verschraling van het sportaanbod.

Aantal opzeggingen neemt toe
Positivo’s onder ons zullen erop wijzen dat de lastenverzwaringen in de sport en de daaruit voortvloeiende contributieverhogingen tot nog toe niet geleid hebben tot veel opzeggingen bij sportverenigingen. En dat klopt. Het zijn er niet veel. Maar het aantal neemt inmiddels toe. Waar een paar jaar geleden nog geschoven kon worden in de gezinsbudgetten zijn zaken zoals het gezinsuitje nu reeds opgeofferd en is ook de rek bij de gezinnen er wel uit. Gelukkig is er nog ‘de voedselbank van de sport’: het Jeugdsportfonds. Een prachtig instituut dat sportkansen biedt aan kinderen die leven in gezinnen waar niet genoeg geld aanwezig is om lid te worden van een sportvereniging. Voor die kinderen betaalt het Jeugdsportfonds de contributie en in bepaalde gevallen de sportattributen.

Waarbij ik graag opmerk dat de contributie van sportverenigingen laag is. Voor jeugdleden is de sportcontributie doorgaans tussen de 12,50 en 20 euro. Dit kan alleen maar omdat de sportverenigingen door vrijwilligers gerund worden. Ondanks die beperkte hoogte van de verenigingscontributie wordt momenteel zoveel gebruik gemaakt van het Jeugdsportfonds dat zij in sommige grote steden de hulpvraag niet meer aan kunnen of dat het geld gewoon op is.

"Ongeveer een derde leeft in een sociaal isolement doordat zij onder meer niet kunnen meedoen aan bijvoorbeeld sportactiviteiten"

Vooral de hulpvragen van 'nieuwe armen' - zoals zzp'ers en ontslagen werknemers - vallen op. In Nederland groeien bijna vierhonderdduizend kinderen op in gezinnen die op of onder het bestaansminimum leven, honderdduizend meer dan vijf jaar geleden. Ongeveer een derde leeft in een sociaal isolement onder meer doordat zij niet kunnen meedoen aan bijvoorbeeld sportactiviteiten.

Sportveld uit zicht
Wat ik maar wil zeggen is dat sporten voor een groot aantal gezinnen de komende jaren business as usual zal zijn. Maar voor een groeiend aantal gezinnen zal het sportveld uit zicht verdwijnen. Sport dreigt voorbehouden te gaan worden aan hen die dat kunnen betalen. Sport als luxeartikel. Het is even wennen maar wel een groeiende realiteit. En dat staat ver af van de ambities die in fraaie slogans geformuleerd zijn als 'Iedereen doet mee'. Juist de sport waaraan zoveel waarde wordt toegedicht op het gebied van gezondheid, sociale cohesie, waarden- en normenvorming heeft een steuntje in de rug nodig. Niet alleen de topsport maar ook juist de breedtesport.

Daarbij passen geen lastenverzwaringen. Komen die er toch dan kunnen we De Coubertin’s slogan maar beter helemaal verbasteren en omzetten naar het realistischere: 'Meedoen is minder belangrijk dan innen'.

Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast geeft hij als parttime docent aan de Johan Cruyff University les in de vakken sportmanagement, sportmarketing en media. In zijn vrije tijd is hij lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) met als aandachtsgebied marketing en communicatie. In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, Linkedin of www.zjerom.nl

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst