door: Jeroen Weijermars
Wat is dat toch, het voortdurend blijven benoemen van de transitie in de sport alsof ‘de sportdag des oordeels’ slechts een kwestie van tijd is. De transitie in de sport is geen nieuwigheid maar altijd aanwezig. Het sportlandschap verandert. Dat deed het, doet het en blijft het doen. Net als de gehele maatschappij voortdurend verandert. Daar vormt de sport geen uitzondering op.
In de Sportagenda 2017+ wordt de onheilstijding genoteerd: 'als we niets doen lopen we vast. Gerard Dielessen benadrukt dat nog maar eens in zijn antwoord aan Hein Verbruggen vorige week.
In zijn interessante betoog wordt de suggestie gegeven dat de afgelopen jaren de sportbonden als logge instituten als stuurlui aan wal hebben zitten kijken hoe het schip dat georganiseerde sport heet vastliep op de zandbank. Ook hier geldt volgens mij: 'het is maar hoe je er tegenaan kijkt'.
"Nog steeds zijn er sportbonden die groeien en nog steeds zijn er sportbonden die slinken"
Sportlandschap was radicaal anders
Nog steeds zijn ca. 75 sportbonden ervoor verantwoordelijk dat 4.500.000 mensen georganiseerd sporten. Nog steeds zijn er sportbonden die groeien en nog steeds zijn er sportbonden die slinken. Ik noteer hier bewust ‘nog steeds’ want ook dat is van alle tijden. Belangstelling voor sporten verandert in de loop der jaren. Kijk het twitterbericht van sporthistoricus Jurryt van de Vooren er maar op na; halverwege de vorige eeuw was het sportlandschap radicaal anders.
En net als alle dingen verandert de belangstelling voor sport als gevolg van maatschappelijke trends. De sportmonitor leert ons al jaren dat er soms snelle en soms langzame verschuivingen plaatsvinden. Sportemancipatie leidt er toe dat meer vrouwen gaan sporten en in georganiseerd verband doen zij dat momenteel in nog steeds toenemende mate in het hockey en het voetbal. Nieuwe sporten ontwikkelen zich en groeien langzaam of gestaag. Wat te denken van padel, frisbee, skaten, kitesurfen en andere ‘nieuwkomers’.
Monster op de loer
Desondanks hoort ‘de sport’ vanuit Papendal voortdurend het geluid dat er meer en sneller veranderd moet worden. Het monster dat de ongeorganiseerde sport heet ligt op de loer en de bonden die niet veranderen lijken verzwolgen te worden door dat monster.
"Diezelfde bonden hebben er met elkaar voor gezorgd dat ons unieke sportlandschap er uit ziet zoals dat er tegenwoordig uit ziet"
Zo'n vijf tot tien jaar geleden klonk de roep om verandering het eerst. Inmiddels zijn we tien jaar verder en zijn die veranderingen ingezet. Het gaat niet snel, dat heeft te maken met de democratische inrichting van de bonden. Je hoort mij niet zeggen dat dit altijd gunstig is. Maar diezelfde bonden hebben er met elkaar voor gezorgd dat ons unieke sportlandschap er uit ziet zoals dat er tegenwoordig uit ziet en is verankerd in de maatschappij.
En wie inzoomt op de sportbonden ziet dat ze aan het veranderen zijn. Een paar voorbeelden, te beginnen met beachvolleybal. Misschien is dit zelfs wel meteen het grootste voorbeeld. Jaren terug het buitenbeentje van de volleybalsport dat wat meewarig werd aangekeken en inmiddels minstens zo belangrijk is als de ‘gewone’ indoor variant.
Een leven lang voetballen
Of zie de KNVB die op alle fronten een diversiteiten aan voetbalvarianten heeft geïntroduceerd. Zo kan iedereen een leven lang voetballen. Bovendien kennen zij met het omarmen van het vrouwenvoetbal de snelst groeiende sport van Nederland op dit moment. En ook de hockeyers hebben gekeken naar hun markt. Aangepaste spelconcepten en -competitievarianten zorgen ervoor dat zij sinds hun disruptieve aanpak van het WK Hockey in 1998 een enorme groei hebben doorgemaakt.
Er zijn dus succesformats ontwikkeld door diverse sportbonden. En het gaat niet snel. Maar is het niet juist die weloverwogenheid die de sportinfrastructuur sterk en duurzaam maakt en hebben verankerd in de maatschappij?
"Iedere bond kent zijn eigen pace en moet binnen de mogelijkheden die er zijn eigen weloverwogen keuzes maken"
In het bedrijfsleven blijken familiebedrijven die weloverwogen beslissingen maken met het oog op de lange termijn uiteindelijk vaker stabieler dan beursgenoteerde onderneming die op korte termijn de share holders willen plezieren. Het is niet erg dat het langzaam verandert. Iedere bond kent zijn eigen pace en moet binnen de mogelijkheden die er zijn eigen weloverwogen keuzes maken. Dat zijn zij aan de eigen sport en aan de achterban die hen groot heeft gemaakt verplicht.
Product Life Cycle
Het is evident dat een aantal sporten op enig moment een min of meer slapend bestaan zullen leiden dan wel van de kaart zullen verdwijnen. Dat is jammer maar onvermijdelijk. Het hoort bij de Product Life Cycle (PLC) van een product of dienst en ook hier is sport geen uitzondering. De PLC is een cyclus die een product doorloopt vanaf het moment dat het op de markt komt. Deze levenscyclus bestaat uit vier fases: 1) Introductiefase, 2) Groeifase, 3) Volwassenheidsfase en 4) Eindfase.
Het is aan de verschillende sporten en hun bonden om te bepalen waar zij in de cyclus zitten. Gegeven is dat in iedere fase is een andere marketingstrategie nodig is. En de meeste sporten aangesloten bij de NOC*NSF lijken zich in de volwassenheidsfase te bevinden. De helling naar de eindfase dreigt.
"Niet innoveren betekent dat het dal in zicht komt"
Volwassenheidsfase verlengen
Waar het dan om gaat is de volwassenheidsfase te verlengen. En dat kan doorgaans alleen maar door te innoveren. Die innovatiekracht is niet iedereen gegeven. Niet innoveren betekent dat het dal in zicht komt. Dat vrijwel alle bonden hier inmiddels mee bezig zouden moeten zijn is helder maar niet iedere bond zal succesvol zijn. Dit is sterk afhankelijk van slagkracht maar ook vernieuwingskracht. Terecht dus dat NOC*NSF ook met de bij hen aangesloten bonden gaat investeren in een innovatiefonds. Daarbij mogen, nee moeten, de innovaties wat mij betreft verder gaan dan de nu geopperde voorstellen die vooral efficiency-slagen lijken.
Wat momenteel ook lijkt te gaan gebeuren onder het motto ‘transitie in de sport’ is het incorporeren van de ongeorganiseerde sport onder de vlag van NOC*NSF. Vanuit het perspectief van deze organisatie een logische keuze maar vanuit het perspectief van de georganiseerde sport en dus de sportbonden minder logisch.
Tijd en effort
Het voelt toch een beetje of de ANWB ook de niet-aangesloten leden gaat servicen van het budget dat is beschikbaar gesteld vóór en dóór de reeds jaren aangesloten ANWB-leden. De tijd en effort (lees: budget) die ermee gemoeid zijn om de ongeorganiseerde sport op enige wijze binnen de NOC*NSF in te passen en mogelijk een vereniging voor alle sporters te worden, kan minstens zo goed worden besteed aan het innoveren, versterken en uitbouwen van de bestaande structuur. Daarnaast zijn er tenminste twee redenen te noemen waarom het geen prioriteit zou moeten zijn.
In de eerste plaats laat de ongeorganiseerde sporter zich moeilijk vinden. Ze zijn immers nergens verenigd. En in de tweede plaats staat er in de eigen statuten dat het doel van de NOC*NSF in het bijzonder de leden gediend dienen te worden.
"Totdat er heel scherp duidelijk is wat de echte conseqenties zijn van deze transitie lijkt zo'n pad onverstandig"
Kannabilisme
Die leden zijnde de sportbonden zijn er bij gebaat om zoveel mogelijk sporters bij hen aangesloten te krijgen. Daar is het businessmodel van de georganiseerde sport op gebaseerd. Door de bakens (nog) meer te verzetten naar de sport in de meest brede zin van het woord kanibaliseert de georganiseerde sport zichzelf. Totdat er heel scherp duidelijk is wat de echte conseqenties zijn van deze transitie lijkt zo'n pad onverstandig. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: 'onderzoek alles en behoud het goede'.
En dat goede is toch zeker de huidige sportinfrastructuur. Tijdens ALV’s wordt dat ook door NOC*NSF telkenmale benoemd. Alleen soms lijkt die uitspraak ter vergadering een opstapje om vervolgens om te buigen naar een transitie ‘omdat het moet’. Juist dat leidt tot het gevreesde vastlopen. Beter is om dat te laten varen en te kijken naar ‘transitie omdat het kan’ en dat resulteert vrijwel zeker in innovaties.
Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast is hij als docent verbonden aan de Johan Cruyff Academy en geeft hij daar les op het gebied van sportmanagement, -marketing en -media. In zijn vrije tijd is hij lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) met als aandachtsgebied marketing en communicatie. In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, Linkedin of www.zjerom.nl