door: Leo Aquina | 26 september 2019
Veldvoetbal, fitness en hardlopen zorgen in Nederland voor de meeste sportblessures. "Dat zijn ook de sporten die het meest worden beoefend", legt manager sport Casper Dirks van VeiligheidNL uit. Op 19 september koppelde die organisatie alweer voor de vierde keer het Symposium Sportblessurepreventie aan de uitkomst van de jaarlijkse cijferrapportage over sportblessures. Tijdens dat symposium gingen binnen- en buitenlandse experts in op specifieke thema's als het gaat om blessurepreventie. Er is de afgelopen jaren winst geboekt. Het aantal bezoeken aan de spoedeisende hulp als gevolg van een ernstige sportblessure is in de periode 2009-2018 met veertien procent gedaald. Over trends in het totaal aantal sportblessures kan Dirks niets zeggen.
Uit de Cijferrapportage Sportblessures 2018 blijkt dat naar schatting 4,1 miljoen sporters tenminste één blessure opliepen, wat leidde tot in totaal ongeveer 5,4 miljoen blessures. "Dat komt overeen met 3,4 blessures per 1.000 sporturen", vertelt Casper Dirks. Of ook hier sprake is van een neergaande trend, kan Dirks helaas niet zeggen. "Sportblessures worden in Nederland sinds mei 2017 voor het eerst op de huidige wijze via de Leefstijlmonitor van VeiligheidNL en het RIVM/CBS gemeten", legt hij uit.
Cijfers en verklaringen
Dat voetbal, fitness en hardlopen de grootste aantallen sportblessures opleveren, komt vooral doordat het de meest beoefende sporten zijn. "Fitness is een relatief veilige sport, met 1,8 blessures per duizend uren sport. Bij voetbal is dat 7,3 en bij hardlopen 6,3." Deze cijfers zeggen niets over de aard van de blessures. Dirks vertelt dat het aantal ernstige blessures op de spoedeisende hulp in de afgelopen jaren weliswaar is afgenomen, maar dat geldt niet voor alle sporten.
"Bij wielrennen, mountainbiken en rugby zien we daar juist een enorme stijging. In 2009 kwamen er 1.500 wielrenners met ernstig letsel op de spoedeisende hulp en in 2018 waren dat er maar liefst 3.500." Een sluitende verklaring heeft Dirks niet voor dat cijfer. "Natuurlijk hebben we daar wel ideeën over. Er zijn steeds meer wielrenners en het wordt bovendien steeds drukker op de fietspaden, met allerlei verschillende vormen van vervoer."
"Wij hebben de afgelopen jaren uit ZonMw-gelden diverse interventies kunnen ontwikkelen die we nu gaan implementeren"
Effectieve interventies
Als onafhankelijk expertisecentrum richt VeiligheidNL zijn pijlen als het gaat om blessurepreventie enerzijds op kennisontwikkeling, en anderzijds op het informeren van intermediairs. Dirks: "Wij zijn niet de organisatie die enorme budgetten heeft om zelf allerlei programma's uit de grond te stampen. Vanuit VWS worden middelen beschikbaar gesteld om sportblessurepreventie programma’s te ontwikkelen, die door ZonMW worden verdeeld en wij hebben de afgelopen jaren uit deze gelden diverse interventies kunnen ontwikkelen die we nu gaan implementeren."
"Op het gebied van veldvoetbal is dat bijvoorbeeld het programma FIFA 11+, dat we geschikt maken voor de Nederlandse situatie om het komende seizoen te kunnen implementeren. Ook voor volleybal (VolleyVeilig) en hockey (Warming-up) hebben we interventies ontwikkeld die we dit seizoen gaan implementeren. Voor hardlopers introduceren we in januari op grote schaal de Runfitcheck. Dat zijn interventies waar we effectiviteit hebben aangetoond en die goed aansluiten bij de cijfers in het rapport."
Ook heeft VeiligheidNL aandacht voor sporten met relatief veel ernstig letsel zoals wielrennen en paardrijden. "Daar maken we ons sterk voor de interventies 'Zeker op je zadel' (wielrennen) en 'Fit en veilig' (paardrijden).' Dirks waarschuwt voor de komende jaren als het gaat om de implementatie en continuering van interventies. De subsidies van ZonMW lopen tot en met 2020 door en daarna is het de vraag hoe we in de toekomst omgaan met het voorkomen van sportblessures. We hebben dan een aantal bewezen effectieve programma's staan, maar deze moeten we wel blijven uitvoeren om blessures te voorkomen."
Symposium
Als het gaat om het informeren van intermediairs, richt VeiligheidNL zich vooral op trainers/coaches, fysiotherapeuten, en andere professionals in de sport. "Via hen kunnen we veel meer impact genereren dan wanneer we ons op de individuele sporter richten", aldus Dirks. Een van de manieren om die intermediairs te bereiken is het Symposium Sportblessurepreventie. Als buitenlandse spreker had VeiligheidNL dit jaar de Britse professor Keith Stokes uitgenodigd.
"Hoe kun je de sport veiliger maken met betere regels en hoe kun je het gedrag van sporters zodanig beïnvloeden dat de sport veiliger wordt?"
"Hij doet wereldwijd onderzoek als het gaat om het voorkomen van rugbyblessures. Hij maakt een interessant onderscheid in drie soorten preventieve methodes: ten eerste regelgeving, ten tweede gedragsverandering van de sporters en ten derde beschermende materialen. Hij vond dat je bij blessurepreventie in eerste instantie vooral moet inzetten op de eerste twee. Hoe kun je de sport veiliger maken met betere regels en hoe kun je het gedrag van sporters zodanig beïnvloeden dat de sport veiliger wordt."
Minder blessures is meer punten
Gedragsverandering is noodzakelijk om sporters bijvoorbeeld effectieve oefeningen in de - vaak routineuze - warming-up te laten doen. Als voorbeeld geeft Dirks de Nordic hamstring exercise. "Een bewezen effectieve interventie om hamstringblessures in het voetbal te voorkomen, maar het wordt heel weinig gedaan. Dat kan komen door de manier waarop het wordt aangeboden. Het is niet de meest prettige oefening en als trainers het vrijblijvend aanbieden, verwatert het snel. We weten uit onderzoek in de Champions League dat een ploeg die minder geblesseerde spelers heeft, meer punten pakt. Op die manier kun je trainers natuurlijk wel overtuigen."
Het thema van professor Jan de Jonge sloot goed aan bij die gedragsverandering van de sporter. Dirks: "Hij vertelde over de mentale oorzaken van blessures. Bij hardlopers maakte hij onderscheid tussen de harmonieuze en de obsessieve hardloper. De obsessieve hardloper bleek vaker geblesseerd te raken. Als een trainer of begeleider ziet of hij met een harmonieuze of obsessieve loper te maken heeft, kan hij daar in de begeleiding rekening mee houden."
Voor meer informatie: Cijferrapportage Sport (pdf)