door: Agnes Elling, Anita Vlasveld & Martine Prange
‘Er is een cultuurverandering nodig en dat kan met quota. Een shockwave, het helemaal op een ander manier doen, lijkt me de beste oplossing… Mannen moeten ruimte maken, mannen moeten zeggen dat ze het probleem zien en dat ze inderdaad de competenties van vrouwen interessant en belangrijk vinden’ - Sylvia Barlag, bestuurder IAAF over de ondervertegenwoordiging van vrouwen in leiderschapsposities in de sport.
Internationale vrouwendag - 8 maart - is aanleiding om te reflecteren op het thema 'gender en sport'. Via ontwikkelingswerk houdt Nederland zich onder meer bezig met het stimuleren van sportdeelname voor meisjes in niet-westerse landen. Maar hoe is het eigenlijk in Nederland gesteld met gelijkheid tussen meisjes/vrouwen en jongens/mannen in het beoefenen van de sport en in leiderschapsposities in de sport zoals coach en bestuurder?
Geen beleid
Op dit moment voert VWS geen beleid op gender en sport vanuit de argumentatie dat er vandaag de dag weinig verschillen zijn tussen mannen en vrouwen op het gebied van sport en bewegen en dat er ook weinig vragen vanuit praktijkorganisaties als NOC*NSF komen. Ook binnen de huidige beleidsthema’s 'veilig sportklimaat' en 'homo-acceptatie' in de sport is geen expliciete aandacht voor gender, terwijl deze thema’s sterk gendergeladen zijn, vanuit daders/slachtoffers en betekenisgeving aan mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het tegengaan van genderongelijkheid in de sport is wél een issue in EU-beleid. Het is het zelfs een van de prioritaire thema’s van dit jaar in het EU-subsidieprogramma Erasmus+sport.
Weinig onderzoek
Mede vanwege de afwezige beleidsprioriteit is er momenteel ook nauwelijks onderzoeksaandacht voor genderverschillen in sport. Een van de redenen dat er weinig ‘problemen’ gesignaleerd worden, is dat er te weinig genderspecifiek gemonitord en geëvalueerd wordt. Uitsplitsingen naar sportdeelname worden veelal alleen bivariaat gemaakt, naar onder meer gender (man/vrouw), opleiding en etniciteit. Wij pleiten voor het laten zien van interacties, dus bijvoorbeeld tussen gender en etniciteit en gender en opleiding. Zo zijn allochtone meisjes en laag opgeleide vrouwen de minst participerende groepen, zeker in verenigingsverband. Verder is de in de afgelopen jaren ingezette groei van het aandeel vrouwen in bondsbesturen onmiskenbaar tot stilstand gekomen, zie hier.
Over trainers/coaches bestaan geen concrete cijfers, maar we weten dat vrouwen in de begeleiding van jeugd volop zichtbaar zijn, terwijl ze op de hoogste wedstrijdniveaus van zowel mannen als vrouwen vrijwel afwezig zijn. Naast geringe specifieke monitoring van man-/vrouwverhoudingen in de deelname aan en organisatie van sport, is er momenteel ook nauwelijks verklarend onderzoek naar genderongelijkheid in organisatiestructuren en -culturen.
‘Vergeten’ in de praktijk
De sportdeelname van meisjes in publieke sportruimtes zoals trapveldjes (inclusief fancy Cruyff Courts) en schoolpleinen is beperkt. Alleen door specifieke regie te voeren (bijvoorbeeld aparte meisjesuren) worden dergelijke publieke ruimten voor onder meer allochtone meisjes toegankelijk. De specifieke aandacht die naar deze groep uitging vanuit bonden en gemeenten vanuit het beleidsprogramma ‘Meedoen alle jeugd door sport’ 2005-2009, lijkt steeds minder te worden. Terwijl het nog steeds de minst participerende groep is, lijken hedendaagse buurtsportcoaches en andere lokale sportprofessionals zich steeds minder bewust van de geringe toegankelijkheid van pleinen en georganiseerde sportactiviteiten voor meiden.
Zo werden binnen het Rotterdamse schoolsportstimuleringsprogramma Challenge 010 in het schooljaar 2013-2014 in totaal 555 leerlingen van 30 middelbare scholen bereikt die nog niet in clubverband actief waren 1. Driekwart bestond uit jongens.
Agnes Elling van het Mulier Instituut, Anita Vlasveld van NISB en Martine Prange (Universiteit Leiden) van het NWO- Sport project ‘Van voetbalvrouwen tot vrouwenvoetbal’ hebben het initiatief genomen om gender weer terug te krijgen op de beleids- en onderzoeksagenda sport. Tijdens een expertmeeting werd hun initiatief onder meer gesteund door onderzoekers van de USBO (Universiteit Utrecht), het Sociaal en Cultureel Planbureau, Repucom sportmarketing, stichting Atria (kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis) en door het Landelijk Netwerk Vrouwen in de Sport (LNVS) en Women Win.
De auteurs zijn benieuwd naar de meningen van andere sportprofessionals en onderzoekers:
- is hernieuwde aandacht voor sport en gender in beleid en onderzoek (door o.m. monitoring en evaluatie) nodig?
- zo ja, wat zijn de prioritaire thema’s die dan aandacht zouden moeten krijgen?
Reacties graag sturen naar: Agnes Elling; a.elling@mulierinstituut.nl
Noot
1. Eekeren, F. van, B. Dijk en A. van de Vijver (2014) Challenge010: Resultaten en werkzame mechanismen van het eerste jaar. Rotterdam: Stichting De Verre Bergen