Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Landelijke Taxatiewijzer Sport ter discussie 3 maart 2015

door: Arthur van der Hoeff

De wet Waardering Onroerende Zaken regelt de waardering van onroerende zaken ten behoeve van de heffing van belastingen. Ook sportverenigingen kunnen hiermee te maken krijgen. Het gaat dan om de waarde van de grond, het clubhuis, de kleedkamers en andere opstallen. Op basis van de vastgestelde waarde (de 'WOZ-waarde') worden de gemeentelijke heffingen vastgesteld, waaronder de onroerende zaakbelasting (OZB). De heffing bestaat uit twee gedeelten: de eigenaren- en de gebruikersbelasting. In sommige gemeenten geldt voor verenigingen een vrijstelling voor de OZB. Als dat niet het geval is, ontvangt de vereniging een aanslag van vaak enkele honderden tot wel enkele duizenden euro’s.

Een voetbalvereniging uit Goedereede speelt al jaren op dezelfde accommodatie. De gebouwen zijn normaal onderhouden, zonder dat grote verbouwingen hebben plaatsgevonden. Inmiddels is het clubgebouw behoorlijk verouderd en eigenlijk toe aan renovatie. Het bestuur van de club was dan ook zeer onaangenaam verrast dat de aanslag voor de OZB ineens fors hoger uitviel: een stijging van maar liefst 65% ten opzichte van het jaar ervoor. Dit scheelde de club vele honderden euro’s. Voor het bestuur onbegrijpelijk en ook onacceptabel. Vooral omdat de club beschikt over een sterk verouderd complex dat logisch gezien alleen maar in waarde kan zijn gedaald. Dit moest welhaast een vergissing zijn. Met een bezwaarschrift werd de gemeente verzocht de aanslag te corrigeren.

"Op grond van bestaande jurisprudentie leek mij een beroepszaak kansrijk"

Het bestuur meende goede gronden te hebben voor het bezwaar. Toch ving het bestuur bot bij de gemeente. De gemeente verklaarde het bezwaar ongegrond. De vastgestelde waarde van de accommodatie bleef ongewijzigd en de gemeente handhaafde de oorspronkelijke aanslag. Teleurstellend en onbevredigend voor de vereniging, te meer omdat de gemeente geen andere uitleg kon geven dan dat zij bij de waardering was uitgegaan van de kengetallen zoals die zijn opgenomen in de landelijke Taxatiewijzer Sport. Deze taxatiewijzer wordt door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) uitgegeven ten behoeve van WOZ-taxaties. Dit gaf voor de vereniging nog altijd geen acceptabele verklaring voor de enorme stijging in de lasten. Via de KNVB werd mij gevraagd of ik die verklaring kon geven. Dat kon ik niet. Sterker nog, op grond van bestaande jurisprudentie leek mij dat het instellen van beroep kansrijk moest zijn. Het bestuur verzocht mij om namens de vereniging het oordeel van de rechtbank te vragen. Aldus geschiedde.

"De landelijke Taxatiewijzer Sport is niet meer dan een richtlijn"

De eerste vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld zag was of de gemeente bij een taxatie van een sportaccommodatie kan volstaan met een verwijzing naar de landelijke Taxatiewijzer Sport. Daarover was in de rechtspraak al eerder duidelijkheid verschaft. Het betreft hier een niet-dwingendrechtelijke taxatiewijzer en deze is dan ook niet meer dan een richtlijn voor taxaties. In het voorwoord van de taxatiewijzer wordt dit door de VNG overigens ook zo gepresenteerd. De rechtbank Rotterdam oordeelde in dit geval ook niet anders. Daarmee kwam de rechtbank toe aan een oordeel over de kern van de zaak.

Niet in geschil was dat sportaccommodaties moeten worden gewaardeerd op basis van de zogenaamde gecorrigeerde vervangingswaarde. Daarbij wordt voor opstallen bij ingebruikname een te verwachten levensduur bepaald en geldt aan het einde daarvan een restwaarde.

Het clubgebouw van de vereniging had de oorspronkelijk bepaalde levensduur bereikt en zou volgens de vereniging dan ook op de restwaarde moeten worden getaxeerd. In plaats daarvan had de gemeente de oorspronkelijk vastgestelde levensduur van de gebouwen echter verlengd. Dit verklaarde waarom de gemeente nu uitkwam op een hogere waarde van het clubgebouw dan de jaren ervoor. De gemeente voerde aan dat zij daarmee aansloot bij de Taxatiewijzer Sport. Hierin is volgens de gemeente bepaald dat indien een object na afloop van zijn levensduur nog in gebruik is, er vanuit moet worden gegaan dat er meer dan normaal onderhoud is gepleegd aan het object en dat de levensduur om die reden moet worden verlengd.

Gelukkig voor de vereniging volgde de rechtbank deze redenering niet. Zij sloot daarbij aan bij een eerdere uitspraak van het Hof Amsterdam. Het enkele feit dat de onroerende zaak nog bruikbaar is, was volgens de rechtbank onvoldoende om daaruit te concluderen dat er dan meer dan normaal onderhoud moet zijn gepleegd. Alleen indien er sprake is geweest van een ingrijpende renovatie of verbouwing kan dit aanleiding zijn om de oorspronkelijk bepaalde levensduur te verlengen. Daarvan was naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake.

De rechtbank oordeelde dan ook dat de gemeente ten onrechte is uitgegaan van verlengde levensduur van het clubgebouw en verklaarde het beroep van de vereniging gegrond. Succes dus voor de vereniging.

Maar helaas voor de vereniging is de zaak nog niet ten einde. Inmiddels heeft de gemeente laten weten het er niet bij te willen laten zitten. De gemeente gaat in hoger beroep. Het gerechtshof Den Haag zal zich dus gaan buigen over deze zaak. Wordt vervolgd!

Juridisch advies voor verenigingen
Voor meer informatie: www.verenigingenrecht.nl of bel direct naar de juridische infolijn voor verenigingen en stichtingen (010-458 8431).

Mr. Arthur van der Hoeff is specialist op het gebied van verenigingsrecht en voorzitter van de Nederlandse Stichting voor Vereniging en Recht. In die functie bedient hij een groot aantal verenigingsorganisaties, zowel binnen als buiten de sport. Daarnaast publiceert hij regelmatig in vakbladen en schrijft hij boeken en brochures over sport en recht. Voor meer informatie: 010-458 8431, info@verenigingenrecht.nl of www.verenigingenrecht.nl.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst