26 november 2024
Opinie
door: Hans Zwerver
Voor mensen met een aandoening is het belangrijk lichamelijk actief te zijn vóór, tijdens en na behandeling. Ze herstellen sneller en voelen zich beter met gepast bewegen en sporten. Toch is bewegen nog geen integraal onderdeel van zorg en preventie. Het is zaak de kloof tussen de zorg en de sport- en beweegwereld te overbruggen.
In het stimuleren dat mensen meer bewegen en sporten zit veel energie, denk aan de Beweegalliantie. Ook voor sporten en bewegen in de zorg is aandacht, bijvoorbeeld via de Coalitie Leefstijl in de Zorg. Die wil leefstijl integraal onderdeel maken van de reguliere zorg. Ikzelf was betrokken bij de oprichting van het National Center Exercise is Medicine. Dit initiatief vormde als het ware de opmaat naar het consortium dat nu binnen het ZonMw-programma MOOI in Beweging is gestart. We gaan werken aan een systeemverandering om de werelden van de zorg en die van sport en bewegen – en nog veel meer relevante stakeholders – bij elkaar te brengen (zie kader helemaal onderaan, red.).
Veel verschillende partijen
Het woord systeemverandering past bij de term ‘complexe maatschappelijke uitdaging’ (wicked problem) die MOOI in Beweging gebruikt. Wat maakt het zo complex? Om sport en bewegen een structurele plek te geven in en buiten de gezondheidszorg, heb je met veel verschillende partijen te maken. Die kennen elkaar vaak nog onvoldoende. Er zijn kansrijke initiatieven, maar het continueren daarvan is lastig omdat ze afhankelijk zijn van projectsubsidies. Veel projecten draaien op een paar enthousiastelingen. Zij krijgen veel voor elkaar, maar als ze wegvallen – bijvoorbeeld omdat de financiering ophoudt – stopt vaak ook het initiatief. De laatste complicerende factor: dit vergt een gedragsverandering. Bij zorgverleners die bewegen in hun behandelarsenaal moeten opnemen. En bij (ex)patiënten die bewegen of sporten een vaste plek in hun dagelijks leven moeten geven.
Om dat laatste te bewerkstelligen, moeten we (ex)patiënten een soepele ‘beweegreis’ laten maken. Die ‘reis’ begint vaak tijdens hun behandeling – of al daarvoor – totdat ze ook thuis met passende vormen van sporten en bewegen doorgaan. Of het start bij een preventief advies van een zorgverlener of sportprofessional, die met bewegen gezondheidsrisico’s wil verkleinen of klachten wil voorkomen. Of iemand start bij het welzijnsloket van de gemeente. Het punt is dat veel mensen die zo’n reis beginnen, onderweg tóch ergens een aansluiting missen. En soms stappen ze halverwege simpelweg uit de spreekwoordelijke trein. Een reisbegeleider zou ze weer op weg kunnen helpen, maar die is er vaak niet. En niet zelden loopt het spoor dood. Bijvoorbeeld omdat na acht sessies de vergoeding van die enthousiaste fysiotherapeut stopt. Lukt het dan om zelfstandig door te gaan? Voor veel mensen is dat om allerlei redenen toch te lastig.
Warme overdracht
Maar het kán wel. Mits alle betrokken zorgverleners én aanbieders van sport en bewegen elkaar vinden en een reiziger via warme overdrachten langs de verschillende tussenstations begeleiden. Stel dat iemand vanuit de behandeling van hartproblemen start met hartrevalidatie. Dan is het cruciaal de revalidant na het programma meer dan alleen een advies te geven zelf verder te gaan, bijvoorbeeld op een sportschool. De overgang lukt pas als de instructeur van die sportschool goede informatie krijgt over de patiënt. En wat als iemand fitnessen helemaal niet leuk vindt? Dan is een proactieve begeleiding naar andere beweegvormen nodig, bijvoorbeeld bij een wandelclub. Ook daarbij is een warme overdracht onmisbaar, zodat de begeleiders dáár weten wat hun nieuwe wandelmaatje nodig heeft. De ervaring leert dat mensen die zo worden begeleid, bewegen steeds fijner vinden. En het uiteindelijk ook op eigen kracht kunnen volhouden.
Helaas is de realiteit vaak anders. Dat komt vooral door de grote kloof tussen de zorg en de sport- en beweegwereld. Als een zorgverlener er al aan denkt een patiënt meer te laten bewegen, is het meestal niet duidelijk waarheen je kunt verwijzen. En wanneer het lukt iemand onder te brengen, is er vaak amper terugkoppeling vanaf de volgende reishalte. Ook hebben zorgverleners behoefte aan tools om te spreken over leefstijl. Ze beginnen vaak niet aan een gesprek over bewegen, omdat ze denken dat het te veel tijd kost en ingewikkeld is. Het helpt al enorm om het zogeheten very brief advice aan te reiken. Dat zijn drie korte vragen die zijn ontwikkeld rond stoppen met roken. Vertaald naar bewegen: 1) Mag ik het met u hebben over bewegen? 2) Weet u dat bewegen belangrijk is voor uw gezondheid? 3) Zal ik u verwijzen naar de buurtsportcoach om u verder te helpen?
Actieonderzoek en co-creatie
Met ons project krijgen we een prachtige kans om sporten en bewegen in relatie tot gezondheid een steviger plek te geven binnen én buiten de gezondheidszorg. In vier regio’s – Haaglanden, Amsterdam, Zeeland en Drenthe – gaan (ex)patiënten en professionals uit zorg, sport, gemeenten, welzijn, onderwijs en onderzoek daarvoor samen een actieplan co-creëren. We beginnen met literatuuronderzoek: wat zijn er al voor tools? Wat werkt en wat niet? De regioteams die vanuit elke deelnemende hogeschool inmiddels zijn opgezet, inventariseren vervolgens wat al goed gaat én waar de obstakels zitten. Met actieonderzoek pakken we verbeterpunten aan in een cyclisch proces van ophalen, toepassen (ook in andere regio’s), evalueren en weer aanpassen. Alle kennis en ervaring komt uiteindelijk in een toolbox: het Beweegreiskompas. Daarin staat straks een handreiking voor een soepele beweegreis: informatie over hoe je zo’n reis ontwerpt en implementeert én op regionaal niveau organisatorisch en financieel bestendigt.
Het enthousiasme in onze vier projectregio’s is groot, maar we staan nog voor forse uitdagingen. De inzet is ambitieus: bevorderen dat meer mensen met (risico op) een aandoening profiteren van de gezondheidsbevorderende effecten van sport en bewegen. Het gaat om een sociale innovatie waarbij heel veel partijen – ook van buiten de zorg en sportwereld – betrokken zijn, met elk een andere cultuur. We halen inspiratie op bij best practices, waaronder Beweeghuis Maastricht-Heuvelland, Gelderse Vallei en LOFIT. En we gaan veel koffiedrinken en iedereen in elkaars keuken laten kijken. Zodat mensen elkaar leren kennen en ontdekken wat anderen al weten én kunnen. Vanuit de relatie die zo ontstaat, kunnen partners samen een (ex)patiënt ondersteunen met een passend sport- of beweegaanbod. En de beweegreis in onderlinge afstemming begeleiden met warme overdrachten en terugkoppeling over hoe het iemand een station verder vergaat.
Toenemend bewustzijn
Het wordt een spannend traject, maar we profiteren intussen van een toenemend bewustzijn van het belang van bewegen (en leefstijl) in de gezondheidszorg. Wat ooit startte binnen de sportgeneeskunde, fysiotherapie en oncologie (buikoperaties bij mensen met kanker) wordt steeds meer gemeengoed: de zogeheten prehabilitatie. Daarbij krijgen patiënten voor hun operatie een gerichte training op conditie en kracht. Dat blijkt het aantal complicaties tot 40% terug te dringen. Fit4Surgery is een initiatief dat deze aanpak bevordert. Bewegen is inmiddels in steeds meer medisch-specialistische richtlijnen opgenomen. Kenniscentrum Sport & Bewegen – partner in ons project – heeft een mooie gesprekstool rond chronische aandoeningen. En in het ziekenhuis waar ik werk, vullen mensen thuis al een vragenlijst in over leefstijl. De arts krijgt tijdens het consult dan eventueel een rood stoplicht op z’n scherm: deze patiënt beweegt te weinig!
Kansrijke aanpakken implementeren
De voorbeelden illustreren dat we niet bij 0 beginnen. Dát bewegen belangrijk is, is zo klaar als een klontje. Maar hoe je dat concreet en duurzaam vormgeeft in zorg en preventie vergt nog onderzoek. Zodat we weten hoe je de benodigde gedragsverandering bij patiënten, zorgverleners en andere professionals begeleidt en hoe je kansrijke aanpakken implementeert. En wat we kunnen doen om bewegen in de (medische) opleidingen een plek te geven. En vooral ook: hoe je de beweegreis optimaliseert en duurzaam bestendigt. Ik zie bij alle complexiteit intussen in elk geval één heel eenvoudige vernieuwing: maak een simpele schatting van de VO2-max (het maximale zuurstofopnamevermogen) een standaardtest bij de dokter, dus naast het meten van gewicht, cholesterol, suiker, bloeddruk. Het is dé maat van iemands conditie en een belangrijke voorspeller voor morbiditeit en mortaliteit. En een ideaal startpunt voor het spreekkamergesprek over sporten en bewegen.
Hans Zwerver is sportarts bij Sports Valley, het sportmedisch expertisecentrum van Ziekenhuis Gelderse Vallei. Daarnaast is hij bijzonder hoogleraar Sport- en Beweeggeneeskunde aan het Centrum voor Bewegingswetenschappen van het UMCG en voormalig voorzitter van het National Center Exercise is Medicine (NCEIM). Sinds 1 september 2024 is hij bovendien directeur van de Stichting Opleidingen in de Sportgezondheidszorg.
Deel dit bericht:
0 reacties
Nog geen reacties. Wees de eerste!
Voeg je reactie toe
Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.