25 maart 2025
Achtergronden
door: Erwin Mortier
Van 6 tot en met 9 maart jl. hebben we in Nederland kunnen genieten van een sporttoernooi in optima forma. Het Europees Kampioenschap indooratletiek in Apeldoorn omhelsde alle aspecten wat een sportevenement tot een daverend succes maakt; vlekkeloze organisatie, enthousiaste vrijwilligers, goed georganiseerde side-events, uitverkochte en sfeervolle middag- en avondsessies, prachtige accommodatie, spetterende eventpresentatie, goede verslaggeving vanuit de media, wervelende toernooidirecteur van internationale allure, goede competitieve wedstrijden en natuurlijk veel succesvolle Nederlandse atleten.
De medaillespiegel aan het eind van het toernooi sprak boekdelen. Met maar liefst 9 medailles, waarvan 7 gouden, stond Nederland stevig bovenaan met ruime afstand gevolgd door de 6 medailles die de Italiaanse equipe gehaald had. Elke gouden medaille had zo z’n eigen verhaal. De 4x400m medailles ademden de tactische superioriteit van zowel de coaches als de atleten. Bij het 400 metergoud van Lieke Klaver voelden alle toeschouwers en televisiekijkers de opluchting dat het nu echt gelukt was ook als individu goud te winnen. Jessica Schilder’s gouden medaille bij het kogelstoten straalde een enorme kracht en stabiliteit uit. De winst op de 800 meter van Samuel Chapple was zowel qua uitvoering als resultaat ronduit spectaculair. En tot slot leek de gouden medaille van Menno Vloon op het polsstokhoogspringen een logisch gevolg van de overtuigingskracht die hij de gehele wedstrijd uitstraalde.
De medailleoogst van Chapple, Schilder, Vloon en de 4x400m ploegen binnen anderhalf uur op zondag deed denken aan de befaamde Super Saturday van de Britse atletiekploeg tijdens de Olympische Spelen op eigen bodem in 2012, waar Ennis-Hill, Rutherford en Farrah binnen 45 minuten drie gouden medailles binnensleepten onder luid gejuich van 80.000 uitzinnige toeschouwers. Wellicht kijken we over een tijdje terug op deze zondag 9 maart als de Super Sunday van de Nederlandse atletiek.
Toch was deze Super Sunday of één van de andere drie gouden medailles voor mij niet het hoogtepunt van dit toernooi. Deze vond plaats op vrijdagavond omstreeks kwart voor tien toen twee vrouwen tijdens de finale van de 60 meter horden de finish passeerden na 7,67 seconden en 7,72 seconden, wat respectievelijk de tweede en achtste plaats op de wereldwijde allertijdenlijst van dit nummer opleverde. Winnares Ditaji Kambundji uit Zwitserland mag zich met deze tijd ook Europees recordhoudster noemen, terwijl zilveren medaille winnares Nadine Visser haar Nederlands record aanscherpte met vijfhonderste van een seconde.
Beide tijden trokken wereldwijd veel aandacht en zorgden voor opzien. Dit atletiekonderdeel is namelijk al sinds 1960 opgenomen in de internationale indoorcompetities en wordt wereldwijd intensief beoefend. Outdoor wordt er al sinds 1932 door vrouwen gesprint over horden waarbij de afstand sinds 1968 100 meter bedraagt. De lange geschiedenis en het mondiale karakter van dit onderdeel wordt weerspiegeld door de top tien snelste 100 meterhordeloopsters allertijden waar atletes van vier continenten vertegenwoordigd zijn met prestaties die tussen 1987 en 2024 geleverd zijn. Dit benadrukt het mondiale karakter van dit onderdeel en zet wat mij betreft de prestaties van Kambundji en Visser in het juiste perspectief, namelijk als exceptioneel. Deze finale is terug te kijken via deze link.
Daarnaast was er nog een andere reden waarom ik deze finale met belangstelling bekeek en dan met name de verrichtingen van bovengenoemde atletes. Vanuit motorisch opzicht zie ik namelijk twee totaal verschillende manieren van hordenlopen. Enerzijds zien we Kambundji die de afstanden tussen de horden overbrugt met een duwende pas, terwijl Visser haar passen raakt als een golfbal die op een hard oppervlak stuit. Maar wat me echt interesseert, is de manier waarop beide atleten balansverstoringen corrigeren tijdens de hordenpassage.
Een snelle hordenpassage kenmerkt zich door een afzet van iets minder dan twee meter voor de horden, met een vlucht die het traject van een enigszins vlakke parabool volgt, waarna er ongeveer een meter na de horden geland wordt om na drie passen weer af te zetten voor de volgende horde. Dit alles om zomin mogelijk snelheid te verliezen tijdens zo’n passage. Dit vergt een hoge mate van beheersing, een uitgekiend ritme en veel accuratesse, zeker omdat dit op snelheden van boven de 30 kilometer per uur uitgevoerd moet worden. Er vinden continu correcties plaats als gevolg van balansverstoringen en deze zijn het beste zichtbaar bij de armbewegingen tijdens de hordenpasssage.
En hier zien we nog een opvallend verschil tussen beide atletes. Kambundji beweegt haar armen tijdens zo’n hordenpassage voornamelijk voorwaarts en achterwaarts, terwijl de armen van Visser relatief veel zijwaartse bewegingen maken. Vanuit de ActionTypes-benadering herkennen we hierin de voorkeur voor verticaliteit of horizontaliteit. Nu speelt deze dimensie binnen de atletiek over het algemeen niet zo’n grote rol. Zo loopt een horizontale hoogspringer meestal een iets ruimere bocht richting de lat dan een verticale hoogspringer. En hangt het bovenlichaam van een horizontale speerwerper bij de afworp iets meer zijwaarts vergeleken met een verticale speerwerper. Dit zijn aanpassingen die een atleet meestal onbewust maakt, waar zowel de coach als atleet weinig aandacht aan schenkt. Bij de hordensprint kan er echter geen sprake zijn van een bocht tussen de horden en zorgt een opzij hellend bovenlichaam praktisch altijd voor aan crash in de horde.
Betekent dit dat alleen verticale hordeloopsters de wereldtop kunnen bereiken? Of dat horizontale hordeloopsters zoals Visser zichzelf moeten aanleren om op verticale wijze aanpassingen voor en boven een horde te maken omdat dit biomechanisch gezien beter lijkt? In beide gevallen luidt het antwoord 'nee'. Onze ervaring is dat atleten met beide voorkeuren de wereldtop kunnen bereiken en dat bewegingsoplossingen binnen de voorkeursdynamiek gevonden kunnen worden, zoals beide atletes lieten zien tijdens deze hoogstaande finale.
Een verticale of horizontale voorkeur gaat over de wijze waarop we onszelf oriënteren en positioneren ten opzichte van een doel, object, tegenstander of ploeggenoot. Over het algemeen zijn deze goed herkenbaar bij voetballers. Van de horizontale Oranje-middenvelders Frenkie de Jong en Tijani Reinders kunnen we veel ingenieuze passes verwachten, maar een laag percentage zal rechte ballen direct in de richting van het doel betreffen. Dergelijke passes kunnen we eerder van de verticaalgeoriënteerde Xavi Simons verwachten. Verticale spelers worden ook wel directe spelers genoemd omdat zij de kortste weg naar het doel zoeken, terwijl de horizontale, indirecte spelers meer gericht zijn op het creëren van een goede uitgangssituatie voor zichzelf en het team om daarna toe te kunnen slaan.
Betekent dit dat middenvelders beter horizontaal georiënteerd kunnen zijn? En dat spitsen met een voorkeur voor verticaliteit meer mogelijkheden hebben? Wederom is het antwoord op beide vragen 'nee'. Zo waren we onlangs in de gelegenheid om de oriëntatievoorkeur van oud-Oranjespits Ruud van Nistelrooij door middel van een sensomotorisch profileringsprotocol te achterhalen. Hieruit bleek dat hij een horizontale voorkeur heeft. Voetbalspecialist Martijn Leonard analyseerde vervolgens alle doelpunten die Van Nistelrooij tijdens zijn Premier League-periode maakte en kwam tot de conclusie dat 90 procent van deze doelpunten voortkwamen vanuit een situatie waarin hij in staat was een situatie te creëren waarin de richting van het bovenlichaam en hoofd in een hoek staat ten opzichte van de richting van de aankomende bal. Dit staat in fel contrast met de wijze waarop generatiegenoot Patrick Kluivert het merendeel van zijn doelpunten maakte, namelijk vanuit een verticale oriëntatie waarbij het hoofd en lichaam zoveel mogelijk richting de aankomende bal gepositioneerd staat. Ook hiervoor geldt dat vanuit beide voorkeuren de wereldtop gehaald kan worden en dat toppers uitblinken in het, vaak onbewust, optimaal benutten van hun voorkeuren.
Een verticale of horizontale voorkeur speelt overigens niet alleen een rol op het sportveld, maar ook bij de samenwerking tussen mensen buiten het sportveld. Zo werk ik met mijn verticale voorkeur bij Fontys Sport en Bewegen intensief samen met drie collega’s die allen een horizontale voorkeur hebben. In praktijk betekent dit dat ik regelmatig ongeduldig op mijn stoel zit te wippen tot zij hun uitgebreide voorbeschouwende inleidingen afgerond hebben zodat we vervolgens daadwerkelijk tot een oplossing of actie kunnen komen.
Anderzijds merk ik dat mijn collega’s het lastig vinden wanneer ik niet werk vanuit uitgebreide beschouwingen maar vanuit enkele duidelijke uitgangspunten, wat voor hun aanvoelt als een te dun fundament om een goede oplossing of actie op te baseren. Betekent dit dat verticale mensen snel en horizontale mensen langzaam zijn? Het antwoord luidt weer 'nee'. Omdat verticale mensen snel het kortste pad naar het doel kiezen, zal er onderweg nieuwe informatie beschikbaar komen en het pad wellicht aangepast moet worden. Denk aan een spits die met de bal aan de voet richting de goal sprint, maar op het laatst nog de keeper moet omspelen. Bij horizontale mensen is de weg naar het doel open omdat er geduldig afgewacht is tot het moment dat deze weg als gevolg van slim positiespel ontstond. Overigens speelt dit niet alleen in de docentenkamer maar ook in het klaslokaal.
Bij de start van een les hebben docenten met een horizontale voorkeur de neiging om eerst bij de klas na te gaan of de sfeer goed is en er verbinding gemaakt kan worden of dat er problemen zijn die opgelost moeten worden voordat de les kan starten, terwijl de docent met een verticale voorkeur meteen de les start en er gaandeweg wel achter komt of er zaken spelen die invloed hebben op deze les. Niet alleen hebben docenten een verticale of horizontale houding ten opzichte van een les, hetzelfde geldt natuurlijk ook voor leerlingen of studenten. En dan niet alleen ten opzichte van de les, maar ook bij de samenwerking met elkaar tijdens opdrachten en projecten. Met name dat laatste zorgt bij tieners en begintwintigers regelmatig voor frustraties en onderlinge verwijten. In dat geval predik ik altijd begrip voor elkaars verticale of horizontale behoeften en probeer ik hun ervan bewust te maken dat er vanuit beide voorkeuren goed gepresteerd kan worden, mits deze onderling geaccepteerd worden.
De succesvolle organisatie van het Europees Kampioenschap indooratletiek in Apeldoorn is het gevolg van de samenwerking tussen de Atletiekunie, TIG Sports, Stichting Apeldoorn Atletiekstad, European Athletics, sponsoren, leveranciers en zo’n 600 vrijwilligers. Dit vereist samenwerkingen in optima forma en deze zullen best regelmatig gepaard gegaan zijn met spanningen of frustraties. Of het nu een hordepassage, samenspel, doelpoging, vergadering, les, project of de organisatie van een groot evenement betreft, besef dat je een verticale of horizontale voorkeurshouding ten opzichte van de ander, het obstakel of het doel hebt. En dat deze houding gerespecteerd dient worden, wil je het beste uit jezelf halen. Net zoals het raadzaam is de houding van de ander te respecteren om een optimale samenwerking te realiseren, zowel op als buiten het sportveld.
Erwin Mortier is docent bij Fontys Sport en Bewegen in Eindhoven en de ActionTypes Academy Nederland. Naast zijn rol als docent is Mortier al ruim 20 jaar actief als atletiekcoach op nationaal en internationaal niveau.
Deel dit bericht:
0 reacties
Nog geen reacties. Wees de eerste!
Voeg je reactie toe
Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.