Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Sportgerichte wetenschap-Item

Het ongelijke speelveld van talentontwikkeling 14 maart 2023

door: Aylin Post

'Dit jaar komt te vroeg voor hem, misschien volgend jaar', antwoordt een coach. We zitten midden in een overleg om te besluiten welke sporters geselecteerd worden voor een talentprogramma. Ik begrijp de keuze en ben het eens. Althans met het eerste deel. Want hoe reëel is het om te verwachten dat iemand met minder middelen zijn leeftijdsgenoten over een jaar heeft ingehaald? Ik spreek het uit en het blijft stil. De vraag is confronterend net als de realiteit. De kans is namelijk klein. Heel klein. En daar moeten we meer bij stilstaan.

In een wereld met oneindig veel middelen zouden selectiekeuzes niet bestaan. Dan zouden we alle sporters toegang kunnen geven tot de beste coaches, faciliteiten en trainingsomgevingen. Maar helaas zijn de middelen beperkt. Dat betekent dat we maar een select groepje talenten kunnen ondersteunen op weg naar de top. Met alles wat we kunnen, proberen we hen zo goed mogelijk te begeleiden en op te leiden. Tegelijkertijd is het gevolg daarvan dat een veel grotere groep sporters geen toegang heeft tot die mogelijkheden. Zo kan voor de ene sporter een deur open gaan, terwijl deze misschien voorgoed sluit voor een ander.

"Het is begrijpelijk dat sporters met beperkte toegang tot hoogwaardige training in het nadeel zijn"

Dat heeft te maken met het Matthew-effect of Accumulated Advantage dat ruim vijftig jaar geleden werd ontdekt door sociologen Robert Merton en Harriet Zuckerman. Zij ontdekten dat bekende wetenschappers meer erkenning kregen voor hun werk dan minder bekende collega’s, zelfs als hun bevindingen vergelijkbaar waren. Dit gaf de bekende wetenschappers een steeds groter wordend voordeel, omdat zij meer kans op middelen voor verder onderzoek maakten. Met andere woorden: het Matthew-effect houdt in dat individuen die al voordeel hebben, dat behouden terwijl degenen die in het nadeel zijn, achterblijven. Simpel gezegd: de rijken worden rijker en de armen worden armer.

Kwaliteit van training
Ook in de sport zien we deze zogenaamde Matthew-effecten. Het voordeel zit hem dan niet in meer of minder bekendheid, maar in sportdeelname en mogelijkheden om beter te trainen. Met name dat laatste is waar talentprogramma’s op inzetten. De kwaliteit van training is namelijk een sleutelelement in de lange weg naar de top. Met dit in gedachten is het begrijpelijk dat sporters met beperkte toegang tot hoogwaardige training in het nadeel zijn. Andersom geldt dat het een voordeel oplevert om daar geen hinder in te ondervinden. De pijnlijke waarheid is echter dat een sporter zelf vaak weinig invloed heeft op hoe 'makkelijk' het is om toegang te krijgen tot training van hoge kwaliteit.

XL9-SportgerichtewetenschapTO-1Niet dat het Matthew-effect zich daar iets van aantrekt. Integendeel, het is een versterkend fenomeen wat ongelijkheid alleen maar groter maakt. Betere coaching en faciliteiten leiden vaak tot meer vooruitgang en betere prestaties. Het groepje sporters dat deze middelen ontvangt en beter presteert, heeft meer kans om toegang te krijgen tot nog betere trainingsomgevingen. Ze kunnen bijvoorbeeld trainen met gelijkgestemden en het opnemen tegen sterkere tegenstanders. Hierdoor worden ze nog beter, waardoor ze zichzelf wederom in een gunstige positie kunnen plaatsen om de beperkte plekken in (opvolgende) talentprogramma’s te bemachtigen.

Dubbele winst
En zo gaat het verder. De effecten van verbeterde trainingsomgevingen werkt als een vorm van wat ze in beleggen ‘compound interest’ noemen. Dat betekent dat de voordelen van het talentprogramma zich steeds verder opstapelen en zich op de lange termijn misschien wel dubbel zal uitbetalen. Het voordeel van hoogwaardige trainingsomstandigheden in het begin blijft bestaan en de besten worden alsmaar beter. Maar wat gebeurt er met de sporters die minder goed zijn? En wat betekent dit voor talentherkenning, -ontwikkeling en -selectie?

Bij dit soort vragen moeten we meer stil staan. Matthew-effecten doordringen namelijk het hele sportsysteem. Van begin tot eind. Daarmee ondermijnen ze onder meer de zoektocht naar toekomstige toppers. Beoordelen we sporters echt op hun potentie of verwarren we dat met de mogelijkheden die ze gaandeweg hebben gekregen?

"Het ongelijke speelveld in talentontwikkeling is onverbiddelijk en laat zien dat sporters niet allemaal dezelfde kansen op succes hebben"

Maar ook is het belangrijk om te beseffen dat wel of niet geselecteerd worden grote gevolgen kan hebben. 'Probeer het volgend jaar nog maar een keer' klinkt onschuldig, maar is het niet. De selectiekeuzes die worden gemaakt drukken hun stempel op het verdere verloop van iemand zijn sportieve ontwikkeling. Daarom moeten we extra scherp zijn op onze aannames en redenaties. Wie weet nemen we toch een ander besluit als we ons realiseren dat 'meer vooruitgang boeken met minder' op zijn best heel lastig is en op zijn slechts onmogelijk. Of als we zien dat sporters in talentprogramma B nagenoeg allemaal afkomstig zijn uit talentprogramma A (de voorloper van B).

Hoe dan ook, het ongelijke speelveld in talentontwikkeling is onverbiddelijk en laat zien dat sporters niet allemaal dezelfde kansen op succes hebben. Dit komt deels door genetische factoren, maar mogelijk nog meer door verschillen in toegang tot sportdeelname en hoogwaardige training. Dat is confronterend, net als mijn vraag tijdens het overleg. Maar laten we niet stil zijn. Laten we antwoorden met oplossingen die verschillen verkleinen. Want dat is het beste wat we kunnen doen.

XL9-SportgerichtewetenschapTO-2

Disclaimer: om mijn punt te maken, neem ik aan dat talentprogramma’s over het algemeen de ontwikkeling van sporters bespoedigen vanwege toegang tot middelen die de kwaliteit (en hoeveelheid) van training verhogen (bijvoorbeeld door hoogopgeleide coaches, meer faciliteiten, mogelijkheden tot trainingsstages en wedstrijdervaring in het buitenland, sterkere onderlinge competitie, samenwerking met een multidisciplinair team etc.). De stelling is dat de kansen op ontwikkeling worden vergroot, wat niet per definitie betekent dat alle sporters in een talentprogramma meer vooruitgaan ten opzichte van niet geselecteerde sporters.

Bronnen:

  • Baker, J. (2022). Chapter 9. Matthew-effects. The tyranny of talent: how it compels and limits athletic achievement and why we should ignore it.
  • Hancock DJ, Adler AL, Côté J. A proposed theoretical model to explain relative age effects in sport. European Journal of Sport Science. 2013;13(6):630-7. doi: 10.1080/17461391.2013.775352. Epub 2013 Mar 5. PMID: 24251740.

Aylin Post is opgeleid als bewegingswetenschapper, promoveert op het gebied van talentherkenning en -ontwikkeling in zwemmen en werkt als embedded scientist voor het Nederlands zwemteam. Ze volgt talentvolle zwemmers op weg naar de top en is betrokken bij het verbeteren van talent- en topsportprogramma's middels onderzoek, metingen en analyses. Haar kennis en ervaring deelt ze met een breder publiek op www.talent-topics.com.

« terug

Reacties: 1

Dennis Rijnbeek
04-04-2023

Dag Aylin

Met belangstelling heb ik de AZ podcast geluisterd en deze blog gelezen.
Ik kan me er helemaal in vinden dat vroege selectiekeuzes deze ongewenste effecten hebben. Ik ben echter wel benieuwd hoe je met deze kennis in het achterhoofd, het fenomeen laatbloeier verklaart. Zeker in onze sport zien we dat veel talenten die op vroege leeftijd goed zijn en geselecteerd worden, al gestopt zijn op late leeftijd. Opgebrand door (te) veel trainen op jonge leeftijd? Op jonge leeftijd veel progressiie gemaakt, waardoor de prestatiecurve vroeg afvlakt en het plezier afneemt? 
Ik geef toe dat ik mij hierbij vooral baseer op mijn eigen ervaringen van inmiddels ca 25 jaar geleden en het gevoel dat dat nu nog steeds zo is. Misschien zeggen de data nu iets anders.
Maar laatbloeiers zullen er altijd zijn. Hebben die dan ondanks al die opgestapelde nadelen, toch meer talent, doorzettingsvermogen, of zijn ze de uitzondering die de regel bevestigd?

Dennis Rijnbeek
Olympisch zwemmer 1996 en 2000
(Voor het eerst geselecteerd op 20 jaar, A-selectie op 23e) 

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst