Go with Golazo
Sportknowhowxl
Home
Achtergronden
Op zoek naar kansengelijkheid in het onderwijs en het bewegen en sporten in schoolverband

Op zoek naar… kansengelijkheid in het onderwijs en het bewegen en sporten in schoolverband

29 november 2022

Achtergronden

door: Adri Broeke

Leon van Gelder (1913-1981), de eerste hoogleraar onderwijskunde in ons land, bestempelde het schoolwezen van zijn tijd als elitair en anti-democratisch. Van gelijke kansen voor kinderen uit arbeidersgezinnen bijvoorbeeld was binnen dit zogenoemde ‘standenonderwijs’ geen sprake. Veel (verborgen) talent ging daardoor onnodig verloren.

Met name de te vroege selectie aan het eind van de lagere school was hem een doorn in het oog. Veel kinderen - zeker die uit ‘kansarme’ milieus - hadden voor het ontdekken en ontplooien van hun talenten aanzienlijk meer tijd nodig, aldus Leon van Gelder. Samen met zijn partijgenoot PvdA-onderwijsminister Van Kemenade schetste hij met het oog hierop een geheel nieuw schooltype voor alle 12-16 jarigen in ons land: de middenschool. Na het basisonderwijs zouden alle leerlingen vier jaar lang in heterogene groepen les krijgen. Met een onderwijsaanbod waarmee een brede talentontwikkeling beoogd werd in zowel algemeen vormende als praktische en technische vakken. Het onderwijs als de grote gelijkmaker. 

"Ze vreesden dat dit soort onderwijs leerlingen zou indoctrineren met maatschappijkritisch gedachtegoed"

Kansengelijkheid een veelzijdig onderwijsideaal
Als nieuw schooltype is de middenschool er nooit gekomen. Na aanvankelijk brede steun trokken de liberale en confessionele partijen hun handen af van deze ‘linkse onderwijsvernieuwing’. Ze vreesden niveauverlaging voor hun kinderen en suggereerden dat dit soort onderwijs leerlingen zou indoctrineren met maatschappijkritisch gedachtegoed. In Groningen dacht men daar anders over. In 1979 opende de ‘enige echte’ middenschool haar deuren met als toepasselijke naam: de Leon van Gelderschool. Na ruim veertig jaar nog altijd een schoolvoorbeeld van onderwijskundige vernieuwing en kansrijk onderwijs voor ieder kind.

XL40BroekenMetBroeke-kansen-1Volgens Louise Elffers, lector kansrijke schoolloopbanen aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA), staat het vraagstuk van gelijke kansen weer volop in de belangstelling. In ‘Onderwijs maakt het verschil’ maakt ze duidelijk dat het onderwijs in onze huidige (meritocratische) maatschappij een tegenstrijdige rol vervult: enerzijds als producent en anderzijds als bestrijder van ongelijkheid. Het streven naar kansengelijkheid staat zowel bij links als bij rechts tegenwoordig weliswaar hoog op de agenda, maar de kansenongelijkheid lijkt de laatste jaren juist weer toe te nemen.

Opleidingsniveau ouders bepalend
Achter het ideaal van gelijke kansen gaan echter vaak volstrekt tegengestelde denkbeelden schuil. In theorie is het niet langer de plek waar je wieg stond, maar zijn het je individuele inzet en talenten, je merites, die je succes op school en in de maatschappij verklaren. In de praktijk evenwel zijn het niet de merites van de leerlingen maar het opleidingsniveau van hun ouders die in grote mate het verloop en het resultaat van hun schoolloopbaan bepalen.

"De kansen van leerlingen met duidelijk uiteenlopende achtergronden en talenten zijn in het Nederlandse onderwijs bij lange na niet gelijk verdeeld"

De door de bevoordeelde scholieren - dankzij de financiële armslag en het sociaal-culturele ‘kapitaal’ van de hoogopgeleide ouders - behaalde schooldiploma’s zijn van doorslaggevende waarde voor de toebedeling van aantrekkelijke maatschappelijke posities. Het standenonderwijs, zij het in een ander jasje, is nog lang niet de wereld uit. De kansen van leerlingen met duidelijk uiteenlopende achtergronden en talenten zijn in het Nederlandse onderwijs bij lange na niet gelijk verdeeld. Zo scoren kinderen met een migratieachtergrond in het basisonderwijs verhoudingsgewijs aanzienlijk lager. Bij kinderen van laagopgeleide ouders vindt binnen de verschillende onderwijsroutes in het voortgezet onderwijs veel vaker ‘onderplaatsing’ plaats. Leerlingen met een functiebeperking ervaren bij het vinden van hen passende onderwijsroutes veel meer en vaker allerlei belemmeringen.

Met een bekende Engelstalige illustratie over de al dan niet belemmerende voorwaarden bij het bekijken van een honkbalwedstrijd maakt Elffers de spanning tussen gelijkheid en rechtvaardigheid zichtbaar. Van onderwijsgevenden wordt verwacht dat ze beide doen: leerlingen gelijke kansen bieden door ze of gelijk of juist ongelijk te behandelen. Welk principe leidend is, hangt van de context af. Equity isn’t just a slogan. It should transform the way we educate our kids.

XL40BroekenMetBroeke-kansen-2Active Schools maken het verschil
Natuurlijk kan het onderwijs niet alle van buiten komende sociale ongelijkheid ongedaan maken. Binnen de muren van de school echter hebben we de plicht gelijke (leer)kansen te garanderen voor alle leerlingengroepen. De school vervult daarbij een sleutelrol. Met allerlei vormen van particuliere bijlessen en/of toetsingstrajecten is naast het publiek gefinancierde onderwijsbestel de laatste tijd een commerciële onderwijs- en opleidingsbranche ontstaan. Honderden miljoenen gaan in dat schaduwonderwijs inmiddels om. Rond de overgang van basis- naar het voortgezet onderwijs en het behalen van zo hoog mogelijke schooldiploma’s is daardoor momenteel een heuse onderwijscompetitie gaande tussen private en publieke partijen. De ongelijkheid van buiten de school wordt daarmee meer en meer - deels onbedoeld of zelfs met de beste bedoelingen - de school binnengehaald.

"Alleen het verhogen van de individuele kansen van ‘achtergestelde’ leerlingen is onvoldoende"

Het huidige onderwijs bestrijdt de ongelijkheid die het in feite zelf (re)produceert. Kansengelijkheid is namelijk een collectief actieprobleem. Alleen het verhogen van de individuele kansen van ‘achtergestelde’ leerlingen is onvoldoende. Het is tevens nodig de oneigenlijke privileges van ‘bevoorrechte’ groepen geen of minder kans te geven. 

Complexe uitdagingen als kansengelijkheid vragen om een dynamische systeembenadering. Verschillen in sociale gelijkheden worden dan gezien als de uitkomst van een complex geheel van achterliggende (f)actoren en processen die met elkaar interacteren. Zo zijn stakeholdersgroepen zoals de ouders en familieleden van de leerlingen, buurtgenoten, gemeentelijke beleidsmedewerkers, kinderopvangorganisaties en sportclubs bijvoorbeeld van invloed op het reilen en zeilen van de actoren binnen en rondom de schoolgemeenschap. Omgekeerd kunnen het schoolbestuur, het onderwijzend personeel en buursportcoaches met actief beweegbeleid invloed uitoefenen op de gelijkheid van kansen aangaande fijne sport en beweegervaringen, actieve(re) leefstijlgewoonten en een langdurige veelzijdige sportloopbaan voor alle schoolgaande jeugd een blijvende impuls geven.

XL40BroekenMetBroeke-kansen-3De school is immers een uitgelezen plek om in principe ieder kind te bereiken. Het is de ideale setting om - mede door de jarenlange leerplichtperiode - bij alle leerlingen een basis (met gelijke kansen) te leggen voor het opdoen van nieuwe vaardigheden en gewoonten op het gebied van sport en bewegen. Met alleen een paar verplichte lessen gym in de week lukt dat vanzelfsprekend niet goed. Dat had men in een aantal Angelsaksische landen al langer door: ‘Physical activity is a right, not a privilege’.

Vanuit deze kerngedachte ontspon zich enkele jaren geleden uiteindelijk een netwerk van zogeheten Active Schools-organisaties. Steeds meer scholen namen de maatschappelijke verplichting op zich om iedere leerling dagelijks een rijk geschakeerd beweegaanbod en sportprogramma in schoolverband aan te bieden. Daarbij ging het om allerlei meer verplichte lesgebonden en/of vrije sport- en bewegingsactiviteiten binnen de fysieke omgeving en onder de regie van de hele schoolgemeenschap. Onder verschillende benamingen en uitwerkingen zijn in ons land intussen soortgelijke initiatieven ontwikkeld. Het Gezonde Basisschool van de Toekomst-project bijvoorbeeld is in dit verband een succesvol voorbeeld. Sinds kort doen bovendien meerdere lectoren onderzoek naar het (leer)domein bewegen en sport in de Nederlandse (basis)schoolpraktijk. Mirka Janssen is er daar één van.

"Basisschoolleerlingen zijn de laatste decennia steeds minder motorisch vaardig geworden"

Wordt meer sporten en bewegen in en om school het Nieuwe Normaal?
Niet alleen ten aanzien van kansengelijkheid, op het gebied van rekenen (wiskunde) en taal (lezen, schrijven) daalde ‘de staat van het onderwijs’ in Nederland volgens de onderwijsinspectie de afgelopen tijd eveneens naar een bedenkelijk laag niveau. Helaas ook op het (leer)gebied bewegen en sport zijn de ontwikkelingen zorgelijk. Zo zijn basisschoolleerlingen de laatste decennia steeds minder motorisch vaardig geworden. Landelijk voldoet slechts 60% van de kinderen tussen 4-11 jaar aan de beoogde beweegrichtlijn. Op de basisschool brengen leerlingen gemiddeld zelfs 65% van de schooldag zittend door. Bij de overgang van basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs neemt het sport- en beweeggedrag van leerlingen fors af. Van de jongeren tussen de 12-17 jaar voldoet nog niet de helft aan de voor hen geldende beweegrichtlijnen.

XL40-5vragenaanJacOrie-4Dit alles baart oud-vakleerkracht bewegingsonderwijs Mirka Janssen ernstige zorgen. Er dreigt al doende een ongezonde generatie op te groeien. In haar lectorale rede ‘Bewegen in en om school’ maakt ze duidelijk hoe ze met haar onderzoeksteam en partners van binnen en buiten de hogeschool van Amsterdam deze zorgelijke trend tracht om te buigen.

Een beweegvriendelijke schoolomgeving vervult daarbij veelal een katalyserende rol. Ten aanzien van de kwantiteit en de kwaliteit van de voorzieningen en het activiteitenaanbod op het gebied van sport en bewegen zijn de verschillen tussen basisscholen ongewenst groot. Een structureel en rijk geschakeerd beweegbeleid is op de meeste scholen helaas maar in beperkte mate het geval. Niet voor niets wordt in dit verband Denemarken vaak opgevoerd als inspirerend voorbeeld. Naast de wettelijke uren bewegingsonderwijs en de reguliere buitenspeelpauzes, zijn de scholen daar verplicht om elke dag minimaal 45 minuten schooltijd ‘vrij te maken’ voor diverse vormen van bewegen en sportieve activiteiten in en rondom school. Voor het primaire onderwijs in ons land zonder twijfel een navolgingswaardige uitdaging.

"Dagelijks regelmatig sporten en bewegen als actieve leefstijlgewoonte kan al doende uitgroeien tot het Nieuwe Normaal"

De whole child approach als basisfilosofie
Kinderen dienen in schoolverband met al hun talenten op een actieve wijze veelzijdig te floreren in plaats van stilzittend hoofdzakelijk cognitief te presteren. Onderwijsmensen dienen daartoe de ‘hele leerling’ in ogenschouw te nemen. Zo bezien gaat het binnen het domein sport en bewegen om meer dan het louter bestrijden van tekorten in motorische vaardigheid. Langs drie onderzoekslijnen wil het lectoraat in brede zin de (ontwikkel)kansen op het gebied van sport en bewegen voor alle schoolgaande jeugd vergroten. Dagelijks regelmatig sporten en bewegen als actieve leefstijlgewoonte kan al doende langs die weg uitgroeien tot het Nieuwe Normaal.

Salto-2Onderzoekslijn 1 richt zich op de reguliere uren bewegingsonderwijs. De behoefte aan bruikbare praktijkkennis en methodisch-didactische handvatten voor het lesgeven aan leerling groepen met een uiteenlopende diversiteit in onder meer etniciteit, religie, cultuur en gender, neemt met name in de grootstedelijke onderwijspraktijk hand over hand toe.

In onderzoekslijn 2 ligt het accent op passend bewegingsonderwijs en extra zorgondersteuning om bij alle leerlingen een gezonde motorische ontwikkeling te realiseren. In de bijbehorende Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek (OBM) wordt in nauwe samenwerking met de gemeente gewerkt met een ‘stoplichtmodel’. Groen staat voor: ontwikkelingsniveau oké. Oranje betekent: matig tot flinke achterstand in leeftijdsconforme motorische ontwikkeling en Rood wil zeggen: ernstige achterstand in ontwikkeling van meer dan vijftien maanden. Voor extra bewegingsaanbod en/of specialistische hulp worden experts van buiten school (jeugdarts, kinderfysiotherapeut e.d.) ingeschakeld. 

Onderzoekslijn 3 heeft betrekking op het verrijken van de schooltijd met meer sporten, spelen en bewegen in en rondom school voor alle scholieren. Het streven is om minimaal zestig minuten per dag voor basisschoolkinderen te vullen met beweegmomenten en/of sportieve activiteiten. Het liefst in een stimulerende en activerende omgeving (actief meubilair, bewegingsopdrachten die het leren ondersteunen, buitenspeelpauzes etc.) en verspreid over de (dynamische) schooldag. 

Wie weet zijn er straks overal in het land Active Schools waar elk schoolgaand kind dagelijks minstens een uur met plezier kan bewegen en buiten schooltijd regelmatig gratis kan sporten in een vertrouwde omgeving. Mijn vroegere leermeester professor van Gelder zou het niet meer dan normaal gevonden hebben .

Leestips:

  • Elffers, L (2022). Onderwijs maakt het verschil. Zutphen: Walburgpers.
  • Janssen, M (2022). Bewegen in en om school. Utrecht: Eburon

Adri Broeke (1946) verdiende de kost als bollenpeller, bakkersknecht, gymleraar, beroepsopleider, consultant, lector en als onderzoeker. Op 25 maart 2010 is hij gepromoveerd. De titel van zijn proefschrift: Professioneel Sportmanagement Vernieuwen. Zijn favoriete boek is: De A.F.C.’ers van J.B. Schuil.

Deel dit bericht:

0 reacties

Nog geen reacties. Wees de eerste!

Voeg je reactie toe

Meer over:

Blijf op de hoogte

Wij sturen jou één keer per twee weken een e-mail met de 
belangrijkste opinies en artikelen van Sport Knowhow XL.