Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Rupsje Nooitgenoeg en het evangelie van Mattheus 11 maart 2014

door: Jan Janssens

Onlangs presenteerde het NISB de brochure ‘De Plus van de open club. De maatschappelijk actieve sportvereniging als kansrijk alternatief in zorg, welzijn, arbeidsintegratie en onderwijs’ (zie ook eerder op Sport Knowhow XL). In deze publicatie worden vijf voorbeelden gegeven van sportclubs die nauw samenwerken met maatschappelijke organisaties.

De maatschappelijke meerwaarde van deze samenwerking wordt geschetst aan de hand van interviews met betrokkenen. De basketbalclub die de handen ineen heeft geslagen met het onderwijs, de Pencak Silat-trainer die samenwerkt met een psychologisch hulpverlener, de korfbalvereniging die samen met een welzijnsorganisatie tal van activiteiten voor de wijk organiseert en faciliteert, de omnisportvereniging die zich samen met een maatschappelijk werkbedrijf inzet voor arbeidsintegratie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en ten slotte de handbalvereniging die samen met een organisatie voor gehandicaptenzorg een breed scala aan sportieve en maatschappelijke activiteiten opzet.

Het zijn stuk voor stuk, mooie voorbeelden die de sportwereld, maar vooral ook maatschappelijke organisaties kunnen inspireren. Dat is ook de bedoeling van de makers. Het zijn aansprekende verhalen. Ik heb ze met plezier en interesse gelezen.

Toch bekroop mij gaandeweg ook een ongemakkelijk gevoel. Als we de sport zo instrumenteel benaderen, schieten we dan niet ons doel voorbij? 'Elke vereniging heeft al een maatschappelijke waarde, gewoon door er te zijn voor haar leden', zo is in de inleiding te lezen, maar de rest van de brochure gaat over sportclubs die een maatschappelijke méérwaarde hebben en de impliciete boodschap is toch dat sportclubs dat zouden moeten nastreven.

Een vergelijkbare boodschap komt naar voren in recente onderzoeksrapporten en beleidsnota’s waarin sportverenigingen een belangrijke plaats krijgen (zie o.a. Van Eekeren & Dijk, 2013; Hermens, Jansma & Van Marissing, 2013; VWS, 2011; NOC*NSF, 2012). Ook al worden er soms kritische kanttekeningen bij geplaatst (zie o.a. Boessenkool, Waardenburg & Lucassen, 2011; Buijserd, 2013), de trend is onmiskenbaar dat er steeds meer wordt verlangd van de vereniging. Het samenbrengen en in beweging zetten van de eigen leden is vandaag de dag eigenlijk niet meer voldoende. Alleen de ‘vitale’, de ‘open’, de ‘maatschappelijke actieve’, de ‘sportplus’ verenigingen en hoe ze ook verder ook worden genoemd, kunnen op waardering rekenen. Zij krijgen aandacht en ondersteuning en hoe meer maatschappelijke doelen zij nastreven hoe meer middelen beschikbaar komen.

Voor de eerder genoemde handbalclub is het gewone handballen bijna een bijzaak geworden. De club verzorgt goalbal voor mensen met een visuele beperking, G-handbal, een seniorensportuurtje, een gezondheidsmarkt voor senioren uit de wijk, combi-fit voor mensen met een verstandelijke beperking, bewegen op recept voor mensen met gezondheidsklachten als artrose, diabetes, obesitas of reuma en bovendien zijn er op de verenigingsaccommodatie voor wijkbewoners nu ook fitnessapparaten neergezet. Uit welke potjes welke middelen zijn gekomen, is niet te lezen, maar het moet in de papieren lopen.

De eerder genoemde basketbalvereniging weet ook de weg in subsidieland. De club die ooit diep in de schulden zat, staat er nu goed voor. Eerst was er ondersteuning uit het programma ‘Meedoen alle jeugd door sport’, vervolgens werd een aanvraag in het kader van de ‘Sportimpuls’ gehonoreerd en inmiddels wordt gehengeld naar een bijdrage uit het programma ‘Kracht van de Sport’ van het Oranjefonds.

Het doet me denken aan Rupsje Nooitgenoeg, het rupsje dat altijd honger heeft en net zo lang blijft eten tot het een mooie vlinder wordt. 'Rupsje Nooitgenoeg', dat kreeg ik ooit bij VWS te horen, toen ik een jaar of twintig geleden korte tijd de public affairs behartigde voor NOC*NSF. In de ogen van de ambtenaren vroeg de georganiseerde sport veel teveel van de overheid. Ik heb het idee dat het nu andersom is. Maar er is wel een belangrijk verschil. Ik geloof niet dat op Papendal zich iemand lijkt te verzetten tegen de gulzige overheid die 'private loyaliteiten dienstbaar maakt aan een overkoepelend publiek belang' (Trommel, 2009).

Toch is daar alle reden voor, want begint de sportwereld niet een beetje door te schieten in dienstbaarheid aan de samenleving? Hoeveel maatschappelijke inzet mogen we vragen van vrijwilligers in een leden-voor-leden organisatie (Stokvis, 2010)? Hoeveel maatschappelijke doelstellingen kunnen worden nagestreefd zonder dat dit ten koste gaat van de eigenheid van sportverenigingen, de sportdeelname en -beleving? Is het niet zo dat we de sport als middel pas echt goed kunnen benutten, wanneer we de sport als doel nastreven?

Elke sportvereniging brengt mensen bij elkaar en meestal ook in beweging, maar zij draagt niet alleen bij aan sociale cohesie en volksgezondheid. Zij vormt ook een fantastische broedplaats voor sociaal kapitaal (Putnam, 2000; Janssens, Elling & Verweel, 2010) en zij geeft door haar leden-voor-leden karakter en vrijwilligersstructuur bij uitstek invulling aan het ideaal van de participatiesamenleving.

Intrinsiek vervullen alle sportverenigingen dus belangrijke maatschappelijke functies en om die reden verdienen ze ook eigenlijk allemaal waardering en ondersteuning. Is dit een pleidooi om elke zieltogende vereniging kunstmatig in leven te houden? Nee, het is een oproep om die intrinsieke maatschappelijke waarde van sportverenigingen te erkennen en te waarderen, en om de blik niet eenzijdig te richten op die (doorgaans sterke) verenigingen die kans zien om bovenop al die belangrijke intrinsieke functies nog iets extra’s te bieden.

En ten slotte is het ook een oproep om eens goed na te gaan of die extrinsieke maatschappelijke functies geen afbreuk doen aan de intrinsieke maatschappelijke waarde. Het is goed voorstelbaar dat de aandacht voor en de uitvoering van maatschappelijke activiteiten, de kernactiviteiten van de vereniging – de organisatie van de sport – in de weg kunnen zitten, maar ook de sportdeelname en –beleving onder druk kunnen zetten. Het najagen van extrinsieke maatschappelijke doelen zou onbedoeld afbreuk kunnen doen aan de intrinsieke maatschappelijke waarde. Als dat zo is, zou er sprake kunnen zijn van een Mattheus-effect 1. Dat is aan de orde wanneer niet de werkelijke maatschappelijke waarde, maar de maatschappelijke reputatie bepalend is voor de steun die een sportvereniging krijgt.

Veel verenigingen kampen met een kwalitatief en kwantitatief tekort aan kader, hebben moeite om financieel de touwtjes aan elkaar te knopen en opereren in een markt waar zich steeds meer concurrenten aandienen. Dat was twintig jaar geleden zo (Janssens, 1996), en is nu nog altijd het geval (NOC*NSF, 2013; Zeegers, 2014). Het maatschappelijk rendement van organisatorische versterking van verenigingen in de breedte is waarschijnlijk groter dan de maatschappelijke meerwaarde die gerealiseerd kan worden wanneer eenzijdig wordt geïnvesteerd in sterke verenigingen met een sterke maatschappelijke oriëntatie.

Noten:
1. De bekende socioloog Robert K. Merton (1968) waarschuwde ooit voor het Mattheus-effect in de sfeer van de wetenschap. Hij doelde op de omstandigheid dat beroemde wetenschappers meer prijzen wonnen en subsidies verwierven, niet omdat zij zo goed werk afleverden, maar omdat zij zo bekend en daardoor geloofwaardig waren. De term is ontleend aan de parabel over de talenten uit het evangelie volgens Mattheus (25: 29): 'Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen.'

Jan Janssens is lector Sportbusiness Development bij de opleiding Sport, Management en Ondernemen aan de Hogeschool van Amsterdam. Voor meer informatie: j.w.janssens@hva.nl

Bronnen:
• Boessenkool, J., Waardenburg, M. & Lucassen, J. (2011), ‘Toekomst van de sportvereniging: Hoe nu verder?’, in: Boessenkool, J. Lucassen, J. Waardenburg, M. & Kemper, F. (red.), ‘Sportverenigingen: tussen tradities en ambities’. Nieuwegein: Arko Sports Media.

• Buijserd, R. (2013), De vitale traditionele sportvereniging, op Sport Knowhow XL, 12 november 2013.

• Eekeren, F. van & Dijk, B. (2013), ‘Onderzoek: De maatschappelijke betrokkenheid van het Nederlandse amateurvoetbal; Cijfers en statistieken’. Utrecht: Departement voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) Universiteit Utrecht.

• Hermens, N., Jansma, A. & Marissing, E. van (2013), Sportverenigingen in beeld bij de Wmo; De rol van de gemeente bij de samenwerking tussen de sociale sector en sportverenigingen’. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

• Janssens, J. (1996), ‘…en sponsors zijn al net zo moeilijk te vinden als vrijwilligers; Enquête: de zorgen van sportclubs’. Arnhem: NOC*NSF.

• Janssens, J., Elling, A. & Verweel, P. (2010), ‘De sport: een uitgelezen ontmoetingsplaats vor iedereen? Over participatie in en integratie door sport’, in: Kemper, F. (red.), ‘Samenspel; Studies over etniciteit, integratie en sport’. Bennekom: NISB.

• Merton, R. (1968), ‘The Matthew Effect in Science. The reward and communication systems of science are considered’. In: ‘Science’, Vol. 159, nr. 3810: 56-63.

• Ministerie van VWS (2011), ‘Programma Sport en Bewegen en de Buurt’. Den Haag: Ministerie van VWS.

• NOC*NSF (2012), ‘Sport inspireert! Sportagenda 2016’. Arnhem: NOC*NSF.

• NOC*NSF (2013), ‘SportAanbiedersMonitor 2012; Facts & Figures’. Arnhem: NOC*NSF.

• Putnam, R. (2000), ‘Bowling Alone: The collapse and revival of American community.’ New York: Simon & Schuster.

• Stokvis, R. (2010), ‘De Sportwereld; Een inleiding’. Nieuwegein: Arko Sports Media.

• Trommel, W. (2009), ‘Gulzig bestuur’. Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam.

• Zeegers, D. (2014), Toekomstige investeringen sportvereniging onder druk, op Sport Knowhow XL, 21 januari 2014.

« terug

Reacties: 9

-
11-03-2014
Dat de overheid de bal terug legt bij de sportverenigingen om vooral 'er te zijn voor de buurt' is een uitvloeisel van het zogenaamde 'participatie-idee'. De zienswijze van de overheid om meer bij de burger neer te leggen is op allerlei terreinen te zien, zoals onderhoud van het groen, zorg voor je naasten, etc. Met dit 'laisser faire'-beleid onttrekt de overheid zich aan haar eigen verantwoordelijkheid. Ik ben het met Jan Janssens eens dat NOC*NSF aan de bel moet trekken, omdat deskundigheid wordt wegbezuinigd en overwoekerd door zogenaamde 'goede bedoelingen', terwijl de essentie om kinderen van jongs af aan met sport op te voeden door gymlessen op school nog steeds niet in het schoolrooster zijn verwerkt.
-
11-03-2014
Beste Jan Janssens, Ik onderschrijf uw opvatting volledig. Het zijn van een (sport)vereniging is de ultieme vorm van een maatschappelijke organisatie. Daarom moet de overheid 'haar problemen' niet neerleggen bij een vrijwilligersorganisatie, deze kent momenteel al (financiële/kader) problemen genoeg. Een (sport)vereniging biedt echter als een natuurlijke ontmoetingsplek in de wijk en als onbenut maatschappelijk vastgoed (08.00 -17.00) kansen voor zowel leden als niet-leden. Dit kan mijns inziens alleen als je een professional aan dit domein toevoegt om hieraan uitvoering te geven en ondersteunend aan het (hoofd) bestuur. In tijden van bezuinigingen op arbeid vraagt dit om durf en lef van overheid, verenigingen en sociale partners. Hieraan ontbreekt het veelal in de Nederlandse 'middelmaat' cultuur. Met vriendelijke groet, Koert Hetterscheidt, directeur Stichting Vitale Sportvereniging
-
11-03-2014
Dank voor het interessante artikel! Ik geloof en hoop dat er niet opnieuw een middel-doel-discussie in de sport nodig is. Dat sport intrinsiek maatschappelijke waarde heeft, staat buiten kijf. Dat er verenigingen zijn die daar nog verder in willen gaan, door allerlei activiteiten te incorporeren met extra maatschappelijke functie voor de samenleving is alleen maar lovenswaardig. Niet alleen de overheid, maar ook buurtbewoners en bedrijven vinden dat toch ook? Als je nog steeds lekker gewoon je balletje kunt trappen, je baantjes trekken of je club kunt aanmoedigen. De club die meer wil doen, doet meer, de club die daar niet voor kiest, doet dat niet. Allebei verdienen ze onze waardering. Calimero ('piep piep alo, piep piep alo') hoeft die laatste vereniging zich echt niet te voelen.
-
11-03-2014
Mooi artikel, dank voor delen. Wat valt mij op: '....een beetje doorschieten in dienstbaarheid aan de samenleving?' 1. Volgens mij kun je niet doorschieten in dienstbaarheid aan de samenleving. 2. Om überhaupt je leden en doelen te dienen heb je ook geld nodig. Dit creatief binnenhalen in lijn met je principes om dienstbaar te zijn, en out of the box; van alleen maar je eigen sport, vind ik in deze tijd krachtig. 3. Ook hier zit de nuance in EN/EN denken en niet OF/OF. 4. Helemaal eens met artikel als 'kind met badwater' wordt weggegooid. Niet als het continuïteit versterkt. 5. FC Twente is mooi voorbeeld van 'meer dan voetbal'; medewerkers (met beperking) zijn belangrijker langetermijn doelgroep dan 1e team voetballers. Frank Brilman
-
11-03-2014
Wel merkwaardig dat een lector Sportbusiness Development het maatschappelijk ondernemerschap van verenigingen op de korrel neemt, en daar de overheid de schuld van geeft. Wake up Jan, het is 2014!
-
11-03-2014
Eens met de schrijver dat we oog moeten blijven hebben voor de waarde van alle sportverenigingen én/naast die van de open clubs. Als adviseur van NISB heb ik meegewerkt aan de totstandkoming van de brochure 'De plus van de open club'. Ik heb gemerkt dat alle vijf voorbeelden waar een dubbelportret van gemaakt is, vanuit intrinsieke motivatie aan de slag zijn gegaan met maatschappelijke activiteiten (bovenop hun kerntaak/missie). Anders lukt het niet. Het zijn ook niet alleen maar de sterke sportverenigingen die het aan kunnen. Het levert de club veel op (beter imago, meer leden, fijnere sfeer, reuring). Vaak is een vraag of situatie vanuit de eigen kring/club aanleiding voor verandering. Dat doen ze voor zichzelf. Denk ook aan de voetbalcompetitie voor autistische kinderen, opgezet door een enthousiaste vader, of bijvoorbeeld worstelvereniging De Halter (in Utrecht) die een specifiek aanbod ontwikkelt voor jeugd en ouderen. Ze dienen het belang van leden uit de club, die dit extra waarderen en trekken er nieuwe mensen mee aan. De druk van buitenaf, doordat gemeenten subsidievoorwaarden stellen is in sommige gemeenten aanwezig, maar het is een keuze van de sportvereniging om hierin mee te gaan en het om te buigen naar een kans. Samen kijken naar wat acceptabel is om te verwachten van elkaar. Dus waarom tegenstelling creëren? Kijk liever naar waar je kunt samenwerken met elkaar en ga het gesprek aan. Veel gemeenten zijn daar overigens mee bezig. Onlangs heeft NISB via Sport Drenthe nog 150 exemplaren van de brochure ter beschikking gesteld voor de sportdebatten die lokaal georganiseerd worden. Ook is er een expositie gemaakt van de portretten, die in te zetten is voor bijeenkomsten die tot doel hebben om de verbinding aan te gaan tussen sport en de zorg-, welzijn- en onderwijs sector. Dus mocht je er werk van willen maken, mail ons. Dayenne.labee@nisb.nl www.nisb.nl/deplusvandeopenclub
-
11-03-2014
Veel dank voor alle reacties! Goed dat over dit thema discussie wordt gevoerd. Dat was precies de bedoeling. Wie in mijn stuk leest dat ik geen waardering heb voor sportverenigingen die een maatschappelijke meerwaarde willen leveren, of dat ik iets tegen maatschappelijk ondernemerschap in de sport zou hebben, leest meer dan geschreven staat. Het tegendeel is waar. Ik heb grote waardering voor de grote inzet en bezieling waarmee dat vaak gepaard gaat. Ik heb zelf ook vaak het voortouw genomen bij allerlei maatschappelijke activiteiten in de sport. Daarbij ben ik ook aan gelopen tegen de grenzen van maatschappelijke betrokkenheid die je kunt organiseren binnen een club. Waar ik vooral veel moeite mee heb is dat verenigingen die vaak hun handen vol hebben om hun kernactiviteiten goed te organiseren, maar feitelijk dag in dag uit de samenleving een dienst bewijzen, als 'niet vitaal' worden beschouwd en aan hun lot overgelaten dreigen te worden. Jan Janssens
-
12-03-2014
http://sportknowhowxl.nl/alleen-op-de-wereld/8509
-
12-03-2014
Leuke discussie, Jan en anderen. Het is natuurlijk pas echt een probleem als het aanbieden van dit soort extra activiteiten nodig is voor een club om het hoofd boven water te houden. Dan zijn we oneigenlijk bezig, lijkt me. Simon Gribling

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst