Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Een Masterplan voor de Nieuwe Sportvereniging 7 februari 2012

door: Jan Raateland

In de afgelopen jaren zijn op de website van Sport Knowhow XL verschillende opvattingen te lezen geweest over de toekomst van de sportverenigingen. In deze artikelen kwamen voor- en tegenstanders van professionalisering aan het woord. Alle schrijvers delen met elkaar hun zorgen over het functioneren en de toekomst van de sportverenigingen. Terecht, want de afgelopen twintig jaar is ongeveer een vijfde deel van de sportverenigingen ‘verdwenen’. Voor mij zijn vernieuwing en samenwerking de sleutelwoorden voor het versterken van sportverenigingen.

Mijn ideeën over vernieuwing en samenwerking heb ik in drie onderdelen uitgewerkt:
1. lokaal organiseren van sportverenigingen;
2. professionaliseren van de sportvereniging;
3. verzelfstandiging van de verenigingsondersteuning.

Aansluitend doe ik een voorstel tot samenwerking, uitmondend in het Masterplan: ‘de Nieuwe Sportvereniging’.

1. Lokaal organiseren van sportverenigingen
Sportverenigingen vormen de ruggengraat van onze Nederlandse sportinfrastructuur. Deze stelling zal waarschijnlijk door veel direct betrokkenen worden onderschreven; zij wordt in sportbeleidsstukken regelmatig aangehaald. Vreemd genoeg hebben de sportverenigingen zelf niet veel invloed op dat beleid. De positie van de sportvereniging in het maatschappelijk middenveld is uitgesproken zwak. Het gemeentelijk sportbeleid komt in veel gemeenten tot stand zonder de sportverenigingen, de uitvoerders in het veld, erbij te betrekken. Daarnaast is échte belangenbehartiging voor sportverenigingen bij het merendeel van de gemeenten nog niet of nauwelijks georganiseerd.

Gemeentelijke of provinciale verenigingsondersteuners verkeren niet in de goede positie voor die belangenbehartiging: zij hebben twee andere ‘heren’ te dienen: hun werkgever en daarnaast moeten zij aandacht schenken aan het breed omarmde doel van sportstimulering. Dat is zeker niet altijd het werkveld en product van de sportvereniging. Kortom, er zijn tegenstrijdige belangen. Daarbij komt dat er geen democratische structuur is: sportverenigingen hebben geen echte inspraak. Hun vertegenwoordiging is bijzonder vrijblijvend en zonder verantwoording. De afstand tussen sportvereniging enerzijds en de gemeentelijke ondersteuning en adviesraden, i.c. de sportbonden anderzijds, is te groot geworden. De ondersteuning is vaak aanbodgericht, bureaucratisch van aard en er zijn te weinig overeenkomende belangen. Van belang is dat de sportverenigingen zelf zich meer bewust dienen te worden van hun plaats in onze samenleving. Als zij in georganiseerd verband een sterkere positie verwerven, kunnen zij meer bereiken.

Ook voor het welslagen van het sportbeleid van de overheid, Nederland Sportland 2012 en het Olympisch Plan 2028, is een versterking van de positie van sportverenigingen van belang. Zonder een eigen goed georganiseerde lokale belangenorganisatie van sportverenigingen, wordt het niet eenvoudig de ambities op dit terrein te realiseren. De overheid heeft de lokale sport op allerlei manieren nodig: de weg naar de topsport loopt bijvoorbeeld via de breedtesport. Daarnaast kent de overheid sportverenigingen een belangrijke maatschappelijke functie toe en nodigt hen uit hierin een bijdrage te leveren. Op gemeentelijk niveau zijn de gemeente en de lokale sportverenigingen daarin op elkaar aangewezen. Het zou voor de hand liggen dat de lokale politiek sportverenigingen in de positie brengen om volwaardig en gelijkwaardig aan tafel te zitten met partners, zowel op het gebied van de sport, de topsport als van de maatschappelijke organisaties. Nu echter zijn de – ongeorganiseerde - vrijwilligers van de individuele sportverenigingen geen gelijkwaardige gesprekspartner voor de gemeentelijke organisatie, en de professionele sectoren zoals onderwijs, gezondheidszorg en welzijn. Een belangenorganisatie van sportverenigingen zal voor de wethouder en de gemeenteraad de functie van overlegorgaan en klankbord hebben. De sport in de stad krijgt daarmee een eigen plaats in het maatschappelijk en politiek krachtenveld.

Een voorbeeld ter verduidelijking. De gemeentelijke verenigingsondersteuning in Den Haag – Sportsupport – voert primair de wensen van het gemeentelijke sportbeleid en de wethouder uit. Vanuit die positie is het niet wenselijk of zelfs mogelijk om als gemeenteambtenaar de sportvereniging te vertegenwoordigen. Een gemeentelijke afdeling verenigingsondersteuning is niet onafhankelijk, is feitelijk slippendrager van de directeur sport en de wethouder en heeft dus andere belangen. Een goed lokaal voorbeeld hoe het beter kan/moet is de VSU, de Vereniging Sport Utrecht. Zij vormt het officiële adviesorgaan voor het college van B&W en fungeert vanuit haar rol als belangenbehartiger van de Utrechtse sportverenigingen als gesprekspartner van de plaatselijke politici.

2. Professionalisering van de sportvereniging
De versterking van de sportvereniging start bij de gedachte over een format van de ‘Nieuwe Sportvereniging’. Die Nieuwe Sportvereniging is een sport-vrijwilligersorganisatie met een eigentijdse visie op vrijwilligerswerk. Tijden zijn veranderd en dat houdt in dat er ten aanzien van de organisatie van het vrijwilligerswerk meer creativiteit en flexibiliteit wordt gevraagd. De klant - en dat is ook de vrijwilliger - staat centraal! De professionalisering komt onder meer tot uiting in de taakuitoefening: het besturen van de vereniging dient beperkt te blijven tot besturen. Nu zijn bestuurders - mede door gebrek aan voldoende vrijwilligers - tevens de uitvoerders van hun eigen besluiten; doordat hun tijd beperkt is, blijft er nauwelijks tijd over voor beleid en sturing. In de Nieuwe Sportvereniging zijn bestuursleden geworven op hun specifieke kwaliteiten, waarbij tevens aandacht is voor een goede synergie tussen de leden van het bestuur. De totale uitvoering van de vele vrijwilligerstaken en de procedures zijn professioneler georganiseerd.

Met een goede organisatie van het vrijwilligerswerk, waaronder werving en begeleiding, voorziet de vereniging in een adequate bezetting en vervanging. Daardoor is en blijft het voor iedereen plezierig om voor een bepaalde tijd bij te dragen aan het verenigingsleven. Hoe, door wie en wanneer staat hieronder beschreven onder het kopje ‘De transitie naar de Nieuwe sportvereniging’. Dit gehele proces vraagt om een nieuwe aanpak en organisatie. Een organisatie die zowel past bij de professionalisering, als bij de zelforganisatie van lokale sportverenigingen. De volgende en laatste stap ligt voor de hand.

3. Verzelfstandiging van de lokale verenigingsondersteuning
De professionalisering en het lokaal organiseren van sportverenigingen vraagt om een andere positie en inrichting van de lokale verenigingsondersteuning. Er zijn goede, maar helaas nog te weinig, voorbeelden in gemeenteland waar het de ondersteuning van sportverenigingen betreft.

Organisaties voor verenigingsondersteuning zouden verzelfstandigd moeten zijn. Dan staan ze dichter bij de sportverenigingen, hebben ze een cultuur die bij hen past, zijn ze onafhankelijk en treden ze op als vertegenwoordiger en belangenbehartiger. Zij slaan bruggen met gemeentelijke afdelingen, de topsport, sportopleidingsinstellingen, sportbonden, maatschappelijke organisaties, fondsenorganisaties, woningcorporaties, het bedrijfsleven etc.

De transitie naar de Nieuwe sportvereniging
Het valt te verwachten dat het overgrote deel van de 25.000 sportverenigingen in Nederland de transitie niet op eigen kracht kan realiseren. De parttime of fulltime betaalde verenigingsmanager is géén optie; 82% van de sportverenigingen hebben niet meer dan 300 leden. Voor deze verenigingen is het onbetaalbaar en ook niet passend bij het zijn van een vrijwilligersorganisatie. Onze sportverenigingsstructuur wordt niet alleen bedreigd door een tekort aan vrijwilligers. De sportvereniging anno 2012 heeft ook behoefte aan kwaliteit, zowel in de besturing als in de uitvoering. Die kwaliteit - beter gezegd de impuls voor deze kwaliteit - dient te komen van ervaren, competente verenigingsmanagers, die gedetacheerd vanuit de lokale, verzelfstandigde, organisatie voor verenigingsondersteuning voor de periode van een half jaar het vitaliseringsproces begeleiden. Het uiteindelijke doel is om vanuit een nieuwe visie op de sportvereniging en het vrijwilligerswerk, de leden van de vereniging zelf invulling te laten geven aan het nieuwe format.

Toekomstbeeld
In de tweede helft van 2012 hebben VWS, NOC*NSF en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten overeenstemming bereikt over het Masterplan ‘De Nieuwe sportvereniging’. Dit Masterplan beoogt de ontwikkeling van de traditionele sportvereniging naar de ondernemende, Nieuwe sportvereniging: een vrijwilligersorganisatie die middenin de samenleving staat; die beschikt over voldoende en competente bestuurders, een goede organisatie van het vrijwilligerswerk en die zich vertegenwoordigd weet door een eigen lokale belangen- en ondersteuningsorganisatie. Het Masterplan bestrijkt een periode van vier jaar. Het resultaat in 2016 is dat de sportieve infrastructuur van ons land versterkt is, inclusief een nieuwe structuur waarin de verbinding tussen breedtesport en topsport is gerealiseerd. Het aantal vitale sportverenigingen is met minimaal 35% toegenomen.

Hiermee is de doelstelling voor Nederland Sportland 2016 behaald: Nederland is klaar voor het Olympisch Plan 2028!

Financiering
Met louter en alleen een toekomstbeeld en een Masterplan kom je in de huidige crisistijd niet weg. Er hoort een financiële onderbouwing bij. Omdat het Masterplan nog moet worden geschreven, wordt volstaan met een richting. De basis voor een succesvolle uitvoering van het Masterplan ligt in samenwerking, of beter gezegd, synergie! Een geweldige uitdaging voor de Rijksoverheid, gemeenten en sportadvies- en ondersteuningsorganisaties. Het tot stand brengen van synergie tussen alle deelnemers *) die op welke wijze dan ook een relatie hebben met het goed functioneren van de Nieuwe sportvereniging, zal meer dan de helft van de benodigde middelen kunnen opleveren. Ik geef daarvan een aantal voorbeelden:

1. Synergie tussen VWS en SZW: creatieve regelingen voor boventallige ambtenaren – vaak goede managers en adviseurs - die met behoud van uitkering/vertrekregeling o.i.d. vrijwilligersfuncties mogen vervullen bij sportverenigingen. Dit kan ook op gemeentelijk niveau worden gerealiseerd: Sociale zaken, afd. bijstand etc.

2. Goede afspraken tussen VWS en voormalig VROM over de ontwikkeling en realisatie van sportaccommodaties in combinatie met het gebruik/benutten van de reserves van woningcorporaties.

3. VWS en OCW: het beter efficiënt benutten van budgetten voor de versterking van sportverenigingen. VWS vanuit het sportbeleid en jeugdbeleid en OCW vanuit
(sport-)opleidingen en culturele aspecten (zie het kader onderaan de tekst: de sportvereniging als maatschappelijk erfgoed).

4. VWS en Binnenlandse Zaken/VNG: sport en gemeenten. Er valt meer efficiency te behalen wanneer op beide beleidsvelden naar overeenkomsten en samenwerking wordt gezocht en met name gestuurd; het slechten van muurtjes van eigen belang, verkokering etc.

5. VWS en Financiën: sportverenigingen – onder voorwaarden - de status van Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI's) toekennen, waardoor het verrichten van werk voor vrijwilligers aantrekkelijker wordt gemaakt en het doen van giften en schenkingen aan de sportvereniging financieel aantrekkelijker wordt.

De andere helft van de voor de financiering van het Masterplan benodigde gelden komt uit het herschikken van budgetten: de verzelfstandiging van de verenigingsondersteuning, overdracht van voor sportverenigingen bestemde budgetten, de regeling combinatiefunctionaris/sportbuurtcoach, de sportbonden, vanuit de Lottogelden het budget OP2028 en… van de nieuwe belangenorganisaties die op de markt budgetten en fondsen verwerven! Het saillante is dus dat budgetten die voor de sport bestemd zijn, meer specifiek ingezet zouden kunnen worden voor het Masterplan. Dit licht ik toe aan de hand van twee voorbeelden uit Den Haag:

- Op grond van de gemeentelijke beleidsmotivatie dat sportverenigingen het buurthuis van de toekomst zijn, krijgt een voetbalvereniging een half miljoen, waarvan 50% vanuit het budget ‘versterking sportverenigingen’, toegezegd voor de bouw van een nieuw clubgebouw en kleedkamers ter waarde van 2,6 miljoen euro. Geld voor stenen dus en niet voor de versterking van de interne organisatie en professionalisering van tien andere Haagse sportverenigingen.

Dat het ook het anders kan – door middel van synergie - illustreert het volgende voorbeeld.

- Voetbalvereniging DUNO moest in 2002 haar accommodatie dringend vernieuwen: de boel stortte in. De gemeente had geen beleid en ook geen geld. Drie inventieve en ondernemende bestuursleden hebben tegen de klippen op (gemeentelijke bureaucratie/meer tegenwerking dan medewerking) een woningcoöperatie in Den Haag bereid gevonden als investeerder op te treden van een multifunctioneel gebouw met twee commerciële functies. Vanaf 2007 wordt deze prachtige nieuwe verenigingsaccommodatie door de sportvereniging bewoond en benut, tegen een zeer, zeer acceptabele sociale huur (zie ook hier).

Resumerend: met iets meer inventiviteit, creativiteit en innovatieve gedachten kan wellicht nog veel meer dan de helft van het benodigde budget vergaard worden, en dat is in onze crisistijd een zeer welkome conclusie!

Onbetaalbaar
De kracht van onze Nederlandse sportverenigingsstructuur zit in de vrijwillige inzet van ruim één miljoen mensen die zich wekelijks inzetten voor hun vereniging. Die inzet en bijdrage is onbetaalbaar. Een business case zal als uitkomst opleveren dat er geen beter functionerende sportinfrastructuur voor de gemeente en ons land is dan die van de sportverenigingen. Men kan voor het gehele aanbod op de commerciële sportmarkt niet voordeliger terecht. Onze samenleving kan niet meer zonder de sportvereniging (zie het kader ‘Tijden zijn veranderd’).

Met de ambitie en het perspectief van Nederland Sportland 2016 en Olympisch Plan 2028 komt het NU op daden aan!

*) NOOT
Deelnemers in het Masterplan ‘De Nieuwe sportvereniging’:

- de ministeries VWS, Onderwijs, Infrastructuur, SZW, Financiën en Binnenlandse Zaken; de VNG en NOC*NSF.
- binnen de gemeenten: de afdelingen sport, onderwijs, welzijn, sociale dienst, stedelijke ontwikkeling en financiën.
- de regietaak ligt bij VWS en NOC*NSF. Op gemeentelijk niveau dient er een netwerk opgezet te worden waarin de belangenorganisatie van sportverenigingen, sportopleidingsinstellingen, sportbonden, sportadviesorganisaties, woningcorporaties en vrijwilligersorganisaties, gezamenlijk plannen ontwikkelen en optrekken.

Tijden zijn veranderd
In de tweede helft van de 20e eeuw voltrok zich in onze maatschappij de ontzuiling; vanzelfsprekende verbanden en samenlevingsvormen verloren hun kracht en betekenis. Waar de kerken hun betekenis en waarde verloren aan samenbindend vermogen werd deze rol o.a. door sportverenigingen ingevuld en ‘overgenomen’. Daarmee zijn de sportverenigingen als een belangrijk en kostbaar onderdeel van ons cultureel erfgoed te beschouwen. Met enig fantasie kunnen de sportverenigingen worden aangemerkt als ons maatschappelijk erfgoed.

Jan Raateland


Voor een uitgebreide reactie van Paul Verweel op deze column klik hier

Jan Raateland is districtsvoorzitter KNGU Zuid Holland en heeft 30 jaar ervaring als bestuurder van sportverenigingen. Realiseerde in 2010 de turnhal in Den Haag. In managementfuncties was hij werkzaam bij de ministeries van Justitie (21 jaar) en Verkeer en Waterstaat, en als interimmanager bij gemeenten. Voor meer informatie info@sv-dh.nl of www.sv-dh.nl

« terug

Reacties: 1

-
08-02-2012
Prima om met een masterplan lijn aan te brengen via een breed gedragen visie. Voorbeeld: het moment bij uitstek om de sport in Nederland te voorzien van combinatiefunctionarissen zoals ze bedoeld zijn en gewenst vanuit de sport: mensen met een trainingspak in plaats van met een aktetas.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst