door: Jeroen Weijermars
Steeds minder Nederlanders zijn bereid zich actief in te zetten om de verharding van de maatschappij, vervaging van normen en waarden en individualisering tegen te gaan. De overheid wilde ooit ons gedrag veranderen door een campagne op ons los te laten: ‘De maatschappij dat ben jij!’ Op zichzelf logisch, want als je mensen ernaar vraagt is vrijwel iedereen ervan overtuigd dat de verruwing en vervaging van normen en waarden ons allen niet ten goede komt. Wij willen dit graag allemaal anders. Maar ja, ‘wie zijn wij?’
Ik neem u mee naar de inzichten van psychiater Jan Koerselman. Hij schreef het boek Wie wij zijn. Volgens hem zit het met onze identiteit ongeveer zo: we zijn wezens die streven naar behoeftebevrediging. Deze behoeften zijn ooit door ene Maslow van laag (eten, seks) naar hoog (sociale bevestiging) uitgetekend in een piramide. Hoe beter we in staat zijn om onze (hogere) behoeften te bevredigen, hoe steviger onze identiteit is.
Identiteitsprobleem
Hoe beter onze identiteit is, hoe beter we sociaal functioneren en hoe hoger onze groepsstatus. ‘Want de mens’, schreef Koerselman, ‘is nu eenmaal een groepsdier. Een sterke identiteit is dus een instrument, sociaal kapitaal.’ Er is een ingebouwde spanning tussen onze verlangens, bijvoorbeeld het verlangen naar zelfstandigheid, autonomie, en de behoefte aan ergens bij horen, verbinding. Die spanning uit zich als identiteitsprobleem: we willen eigen zijn, maar tegelijkertijd ergens bij horen. Doordat we onze autonomie versterken, verzwakken we onze sociale binding. Of als je het in sociale termen formuleert: door de individualisering verdwijnt het gevoel ergens ‘bij te horen’. Velen voelen zich ontheemd in onze geïndividualiseerde maatschappij.
Met dit in het achterhoofd werd ik maandagochtend ruw wakker geschut. Via het onvolprezen Twitter werd ik geattendeerd op een column die ik na twee keer herlezen met enige teleurstelling naast mij neerlegde. Niet vanwege de inhoud, of eigenlijk wel. Want dit was de column die ik zelf had willen schrijven. In een paar honderd woorden schetste René Cuperus in de Volkskrant van 15 oktober haarscherp het verschil tussen de individuele sporter, met name die de sportschool frequenteert, en de traditionele georganiseerde verenigingssporter.
Het is niet alleen jammer, maar vooral onverstandig dat het geluid om meer en meer te investeren in de ongeorganiseerde individuele sporter steeds luider klinkt
De Ik-BV en het wij-gevoel
Eén alinea uit de aanbevelenswaardige column, met de titel ‘Op sportscholen wordt te weinig gelachen’ zet het verschil in een paar pennenstreken neer: ‘De sportschool is de wereld van neoliberale individualisering: je bent zelf verantwoordelijk voor je eigen succes, je eigen fitheid, je eigen verzorgde lichaam. De ik-BV. Sportverenigingen zijn daartegenover bastions van gemeenschapsleven, vrijwilligerswerk, groepsdynamiek.’ Het is het verschil wordt door René Cuperus in feite geduid als het verschil tussen ‘ik’ en ‘wij’.
Het wij-gevoel. Het is nergens zo sterk als in de georganiseerde sport. Het is daarom niet alleen jammer, maar vooral onverstandig dat het geluid om meer en meer te investeren in de ongeorganiseerde individuele sporter steeds luider klinkt. Want door beleidsmatig in te zetten op deze trend wordt ingezet op de verdergaande individualisering die meer keuzevrijheid, maar ook minder wij-gevoel oplevert. Een wij-gevoel waar ieder individu volgens Koerselman naar snakt. Het wij gevoel, waarnaar op ieder niveau wordt gestreefd. Binnen kleine gemeenschappen blijven dorpsfeesten bestaan omdat het binding met elkaar geeft. Heidagen bij bedrijven en andere organisaties bestaan bij de gratie van het creëren van wij-gevoel. En op nationaal niveau wordt het wij-gevoel door iedereen herkent wanneer door volkssporten internationaal grote sportprestaties worden neergezet.
Je kunt je zorgen maken als de minister aangeeft dat hobby’s wat hem betreft geen ondersteuning van het Rijk behoeven
Vrienden voor het leven
Toch ligt het wij-gevoel nog makkelijker voor het oprapen. Je herkent het zodra je tijdens trainingsavonden of wedstrijddagen de mini-samenleving die sportvereniging heet binnentreedt. Je ziet, voelt, hoort het wij-gevoel. Het is een community die zich met elkaar verbonden en verenigt voelt. Het kost soms wat inspanningsvermogen om als nieuweling onderdeel uit te maken van die ‘wij’, maar als je er eenmaal onderdeel van bent dan tref je er doorgaans saamhorigheid, geborgenheid en vrienden voor het leven.
Bestuurders van een sportvereniging of sportbond zijn de stuwende krachten achter het wij-gevoel in de sport. Het is geen eenvoudige opgave, toch doen velen mensen het. Onbetaald maar vol passie en inzet uit liefde voor de sport of voor de club. Als hobby. Gelukkig doe je dat onbetaald, want minister Wiebes van Economische Zaken sprak in de laatste uitzending van Zomergasten dat hij geen cent over heeft voor hobby’s van een ander. Het ging toen weliswaar om cultuur, een branche die door Wiebes – tot verbijstering van de veelal betaalde cultuursector - werd weggezet als hobby, maar het is een gedachtenloop die je net zo goed op de sportsector kan loslaten.
Investeren in sport
Hobby’s kosten geld, dat weten alle sporthobbyisten. Je kunt je dus zorgen maken als de minister aangeeft dat hobby’s wat hem betreft geen ondersteuning van het Rijk behoeven. Tenzij je een Nederland ziet als niets anders dan een rechtssysteem waarbinnen de bewoners functioneren op basis van een historisch gegroeide symboliek zoals ‘vlag’, ‘volkslied’ en ‘oranje’. Het wij-gevoel wordt dan onderschreven, maar in dit systeem kennen de miljoenen mensen elkaar niet meer van gezicht. Deze bewoners moeten wel met elkaar leven.
Persoonlijk zie ik dat niet zitten en ik vind dat ieder beschaafd land geld vrij hoort te maken voor cultuur en wat mij betreft doet ieder zichzelf respecterend land er verstandig aan om vanwege verschillende redenen te investeren in sport.
Een sportvereniging is een mini-samenleving op zichzelf waar waarden en normen omarmd worden zonder dat ze als beknellend worden ervaren
De meest voor de hand liggende reden om te investeren in sport is natuurlijk de toenemende gezondheid, maar de kracht van sport is meer. Op basis van bovenstaande is het verstandig om te investeren in het wij-gevoel. In jargon wordt dat ook wel uitgedrukt als sociale cohesie.
Sociale cohesie
Als je spreekt over sociale cohesie vind je dat vrijwel vanzelf bij de sportverenigingen. Een sportvereniging is een mini-samenleving op zichzelf waar waarden en normen omarmd worden zonder dat ze als beknellend worden ervaren en zonder dat deze per definitie zijn uitgeschreven. Een mini-samenleving waar sociale controle op basis van vaak ongeschreven regels plaatsvindt. Een plek waar mensen met elkaar samenwerken en voor elkaar werken zonder daarvoor een rekening te sturen. Een mini-samenleving waar we trots zijn op elkaars prestaties op ieders eigen niveau. Een mini-samenleving waar gestreefd wordt om elkaar beter te maken en een mini-samenleving die elkaar steunt wanneer dat nodig is. Een mini-maatschappij die geschraagd wordt door het wij-gevoel.
Daarmee heeft de overheid een prachtig marketing- en communicatievehikel om gedrag te beïnvloeden. En we worden er ook nog gezonder van. De maatschappij? Dat zijn wij!
Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast is hij als docent verbonden aan de Johan Cruyff Academy en geeft hij daar les op het gebied van sportmanagement, -marketing en -media. In zijn vrije tijd is hij lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) met als aandachtsgebied marketing en communicatie. In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, LinkedIn, of www.zjerom.nl