door: Jeroen Weijermars
Stel, u bent eigenaar van een nieuwbouwhuis. Geen villa, geen krot, maar gewoon een modaal huis waar een doorsnee gezin lang gelukkig is. Als eigenaar heeft u de keuze. Of u laat het onderhoud op zijn beloop en ziet wel wanneer u ermee geconfronteerd wordt, of u investeert op gezette tijden in het onderhoud zodat het woongenot op niveau blijft.
In de eerste situatie weet u dat uw woongenot ieder jaar afneemt en uiteindelijk geconfronteerd wordt met hogere investeringen (die komen overigens pas over dertig jaar). In de tweede situatie moet u nu af en toe wat budget toekennen, maar de cumulatieve investering blijft kleiner dan eenmalig over dertig jaar. Bovendien blijft het woongenot op niveau. De vraag is: welke onderhoudsoptie kiest u? Deze vraag legde ik voor aan een groep HBO-studenten, doorgaans niet de doelgroep die het best aan financiële planning doet. Het antwoord was voor nagenoeg alle studenten vrij logisch: de tweede optie natuurlijk.
Wat wil het kabinet met sport? Wat zijn de plannen voor het komende jaar op het gebied van sport? Met aandacht luisterde ik naar de troonrede
Troonrede
Met dit voorbeeld neem ik u mee naar de derde dinsdag van september: Prinsjesdag. De glazen koets - de gouden wordt immers gerestaureerd - reed onze sportminded koning en koningin door Den Haag. Langs de route in de hofstad stonden mensen te zwaaien en te jubelen toen de majesteiten voorbij kwamen. Het jubelen hield niet op toen koning Willem Alexander de kabinetsplannen voor het komende jaar in de troonrede ontvouwde: ‘Iedereen gaat er financieel op vooruit’, las hij voor.
Prachtig om te horen natuurlijk, maar hoe denkt het kabinet over sport? Wat wil het kabinet met sport? Wat zijn de plannen voor het komende jaar op het gebied van sport? Met aandacht luisterde ik naar de troonrede.
Sport komt er beroerd vanaf
Wanneer de importantie van een domein of politiek aandachtsgebied vertaald wordt naar de frequentie waarmee deze uitgesproken wordt tijdens de troonrede, komt de sport er beroerd vanaf. In de rede wordt één keer gerept over sport. Onderwijs wordt zeven maal genoemd, klimaat en zorg tien keer.
Nederlanders van alle gezindten verzamelen zich soms op onchristelijke tijden om een wedstrijdje te spelen met het zevende tegen het vijfde van een andere vereniging
Sport komt in de troonrede niet verder dan de zin: ‘Nederland is een land van vrijwilligers, kerken en verenigingen, dat samenkomt rond bijzondere sportprestaties en op nationale feestdagen’. Welbeschouwd is deze constatering nog onjuist ook. Het is correct dat Nederland veel vrijwilligers kent, zeker in de sport. Daar draaien anderhalf miljoen mensen als vrijwilliger mee en zij leveren hun bijdragen aan de sport. Daarmee is de sport de grootste netto leverancier van vrijwilligers, waar dat in vervlogen tijden de kerk was. Nederland is echter al lang geen land meer van kerken. Er zijn nog een kleine vierduizend kerken ‘in bedrijf’. Zet dat af tegen ruim 24.000 sportverenigingen met hun sportkantines, dan kom je tot de conclusie dat Nederland een land is van sportverenigingen.
Onderhoud van het lichaam
Daarnaast komt Nederland niet alleen samen rond bijzondere sportprestaties. Nederland en de 4,5 miljoen georganiseerde sporters komen vrijwel wekelijks bij elkaar en niet zeker alleen wanneer 'oranje' wint. Nederlanders van alle gezindten verzamelen zich soms op onchristelijke tijden om een wedstrijdje te spelen met het zevende tegen het vijfde van een andere vereniging. Dat gebeurt vaak met toeschouwers, weer of geen weer. Dat doen zij omdat zij zich met elkaar verbonden voelen in de sport die ze bedrijven. Bovendien biedt de hobby hen vooral gezondheid.
Dat brengt mij bij het begin van deze column. Omdat inmiddels genoegzaam bewezen is dat sport gezond is, verwacht je in een vergrijzende samenleving dat onderhoud van het lichaam een belangrijke factor is waar ook de politiek het nut van inziet. Van elke euro die de overheid uitgeeft, gaat een kwart naar de zorg en dan vooral de curatieve zorg, de zorg die erop is gericht om ziekten en kwalen te genezen. De roep om meer geld naar de zorg klinkt onverminderd. Er zijn inmiddels berekeningen waaruit blijkt dat we over een kleine twintig jaar de zorgkosten zien verdubbelen.
Ik pleit voor minder geld naar zorg en meer geld naar de sport. Meer geld naar de sport levert iets op: een gezondere bevolking en een besparing op de zorgkosten
Meer geld naar zorg eindig
We doen veel uitgesteld onderhoud en reserveren daar ruim 75 miljard per jaar voor, terwijl nu investeren in sport enorm helpt om te voorkomen dat we over twintig jaar inderdaad tegen de 150 miljard aanlopen. In wat meer behapbare bedragen geven we momenteel een kleine 5.000 euro per Nederlander aan zorg uit en dit loopt de komende decennia op naar bijna 10.000 euro per inwoner van Nederland. Het klinkt onorthodox, maar mijns inziens ook logisch dat meer geld naar zorg eindig is. Op enig moment is dit niet meer op te brengen. Dus ik pleit voor minder geld naar zorg en meer geld naar de sport. Meer geld naar de sport levert iets op: een gezondere bevolking en een besparing van 1.500 tot 6.000 euro aan zorgkosten bij personen die ouder zijn dan 25 jaar. Tel uit je winst!
De realiteit is dat de euro die je nu investeert op het gebied van gezondheid pas over circa tien jaar gaat renderen. Zo’n langetermijnaanpak zijn ‘ze’ niet zo van in Den Haag. Er komt tenslotte altijd wel een verkiezing aan en om te zorgen dat de kiezers je opnieuw in het centrum van de macht plaatsen, zijn successen in het hier-en-nu handiger en voor de herkiesbaarheid effectiever dan aantoonbaar betere investeringen op de lange termijn.
De kwaliteit van leven neemt toe met circa 1 miljoen euro tot 4 miljoen euro. Deze komt volledig ten goede aan de mensen zelf
(In)directe en externe effecten
In het eerder genoemde artikel over de sociaaleconomische waarde van sporten en bewegen staat een voorbeeld dat doorrekent wat het resultaat is als er van vijfduizend inwoners ongeveer honderd op lange termijn hun luie stoel uitkomen en regelmatig gaan sporten en bewegen. De sociaaleconomische impact van het programma over de gehele levensduur van deze honderd nieuwe sporters wordt als volgt (bron):
(In)directe effecten (geprijsde markten)
- De totale zorgkosten dalen met circa 150.000 euro tot 600.000 euro, waardoor deze mensen mogelijk minder eigen-risico betalen en zorgverzekeraars en gemeenten minder kosten maken.
- De totale zorgkosten nemen echter ook met circa 50.000 euro tot 80.000 euro toe door de gevolgen van blessures, waardoor deze mensen mogelijk weer iets meer eigen-risico betalen en zorgverzekeraars meer kosten maken.
- Het ziekteverzuim neemt af (ondanks blessures) waardoor de groep meer productieve arbeidsuren zal hebben ter waarde van circa 1 miljoen euro tot 2,5 miljoen euro. Hierdoor is deze groep mogelijk instaat meer inkomen te verdienen en genieten werkgevers van een hogere productie.
- Ook de arbeidsproductiviteit van deze groep neemt toe (naast het effect van ziekteverzuim) met circa 500 euro tot 2,5 miljoen euro. Ook deze baat zal zowel de groep zelf als de werkgevers ten goede komen.
Externe effecten (niet-geprijsde markten)
- De kwaliteit van leven van deze groep neemt toe met circa 1 miljoen euro tot 4 miljoen euro. Deze komt volledig ten goede aan de mensen zelf.
- Ook is er een positief effect op de levensverwachting van de groep met circa 100.000 euro tot 300.000 euro, waarbij het positieve effect op de mensen zelf zwaarder weegt dan de negatieve effecten van hogere zorgkosten voor de zorgverzekeraar en hogere AOW- en pensioenuitkeringen voor overheid en pensioenverzekeraar.
- Ten slotte zal, hoewel dit niet in bedragen is uitgedrukt, ook het sociaal kapitaal en het plezier van deze mensen toenemen, waar met name de groep zelf voordeel van zal genieten.
Minder geld naar zorg maar meer naar sport, zodat het leefgenot van jongeren én ouderen op termijn op niveau blijft. Welke partij durft?
Continue investering
Als deze column wordt gepubliceerd zit de Nationale Sportweek er net op. De Nationale Sportweek die daags voor de Prinsjesdag begon (en om voor mij niet helemaal duidelijke redenen twéé weken duurt, maar toch Sportweek wordt genoemd). In de Nationale Sportweek doet NOC*NSF - voor een belangrijk deel gefund door het Rijk - er alles aan om zoveel mogelijk mensen sport te laten ontdekken: #SportOmdatHetLeukIs.
Als er middels ministeriële geldstromen een sportweek in gang wordt gezet om zoveel mogelijk mensen aan een sport te verbinden, is het ook vrij logisch dat je daar een vervolg aan wilt geven. Dat vergt meer dan één keer per jaar de sportieve bloemetjes buiten zetten. Dat vraagt niet alleen om een continue investering, maar vooral een ombuiging van curatieve zorg naar preventief onderhoud middels sport. Minder geld naar zorg maar meer naar sport, zodat het leefgenot van jongeren én ouderen op termijn op niveau blijft. Welke partij durft?
Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast is hij als docent verbonden aan de Johan Cruyff Academy en geeft hij daar les op het gebied van sportmanagement, -marketing en -media. In zijn vrije tijd is hij lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) met als aandachtsgebied marketing en communicatie. In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, LinkedIn, of www.zjerom.nl