door: Willem de Boer & Jelle Schoemaker
Zondag jl. werden de Paralympische Spelen afgesloten. Dat de paralympiërs hun topprestaties voornamelijk voor enthousiaste, maar matig gevulde tribunes moesten leveren was geen verrassing. Dat de stadions ook voor de Olympische Spelen enkele maatjes te groot waren was dat wel. Rio 2016 leverde het bewijs dat het IOC de lokale vraag veel meer serieus zal moet nemen. ‘Bigger’ is zeker niet meer ‘better’.
Sport is vaak vergeleken met religie. Sport inspireert en emotioneert. Het biedt houvast en zaait verdeeldheid. En net als menig religieus leider leven internationale sportbestuurders vaak in een andere wereld dan de devote massa.
"Het was voor de gemiddelde volger van de Spelen duidelijk dat Rio 2016 niet zo’n vrolijk feestje als bijvoorbeeld London 2012 of Sydney 2000"
Thomas Bach, voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), sprak van de 'vrolijkste Spelen ooit' en claimde dat die zonder publieke middelen tot stand waren gekomen. Rio 2016 was niet zo schaamteloos geld verspillend als de Winterspelen van Sochi. Toch was het ook voor de gemiddelde volger van de Spelen duidelijk dat Rio 2016 niet zo’n vrolijk feestje als bijvoorbeeld London 2012 of Sydney 2000.
De Spelen leven vooral thuis en online
Terwijl honderdduizenden Nederlanders midden in de nacht opstonden om vanaf de bank Daphne naar een olympische medaille te supporteren, waren de tribunes in Rio vaak maar armoedig gevuld. Zelfs bij de 100 meter-finale van Usain Bolt waren er nog lege plekken in het olympisch stadion, dat plaats biedt aan zestigduizend toeschouwers. Ook zagen maar tienduizend mensen Thiago da Silva het eerste Braziliaanse atletiekgoud in 32 jaar winnen. De paralympische sporters moeten zelfs in voornamelijk lege decors hun topprestaties leveren. De lege tribuneplaatsen getuigen dat de inwoners van Rio de Janeiro maar beperkt plezier beleven aan de Spelen. Of beter gezegd, zij waren maar in beperkte mate bereid of in staat om te betalen om de Spelen live mee te maken.
Ondanks de treurige aanblik van halflege stadions is er wel degelijk grote belangstelling voor zo’n groot topsportevenement. Honderdduizenden Nederlanders supporterden midden in de nacht Daphne Schippers naar een olympische medaille. Wereldwijd keken er naar schatting ruim drie miljard mensen naar de Spelen. En ook de Paralympische Spelen mogen rekenen op ruime media-aandacht. Rio 2016 toont aan dat de Olympische en Paralympische Spelen niet het grootste sportevenement ter wereld zijn omdat er zestigduizend mensen in glanzende nieuw stadions passen, maar omdat er miljarden mensen naar datzelfde evenement kijken vanuit hun eigen huis.
Gaan mensen meer sporten door de Spelen en worden zij gezonder? Komen er echt meer toeristen naar de host city?
Zoals bij elke investering geldt dat de baten tegen de kosten moeten opwegen. Voor Rio waren er zo’n vijf miljard aan directe kosten. Daarbij komt nog het welvaartsverlies door bijvoorbeeld gedwongen verplaatsingen van duizenden gezinnen en milieueffecten door de aanleg van een golfbaan in een natuurgebied. Over de opbrengsten bestaat nog veel meer discussie. Er is het plezier van de duizenden deelnemers, miljoenen bezoekers en miljarden thuiskijkers. Maar gaan mensen meer sporten door de Spelen en worden zij gezonder? Komen er straks echt meer toeristen? En de gevoelens van (nationale) trots en saamhorigheidsgevoel door sportprestaties zijn hooguit van korte duur.
Voor altijd Athene en andere ongunstige scenario’s
Elke vier jaar klinkt de roep om de Spelen niet telkens op een nieuwe locatie te organiseren maar ergens op de wereld te kiezen voor een vast thuishonk om zo de (publieke) kosten voor dit evenement te verlagen. Dat het IOC hier niet voor kiest is begrijpelijk. Zolang er steden zijn die het evenement naar hun bewoners willen brengen zou het kiezen van een vaste basis zorgen voor een maatschappelijk verlies. Na een paar olympische cycli zal de lokale interesse wegzakken net zoals de mondiale aandacht doordat hetzelfde podium zal gaan vervelen. Voor onze collectieve welvaart is het beter dat het evenement zich telkens verplaatst, nieuwe sportvolgers de kans krijgen om hun helden van dichtbij te bewonderen en het kan bijdragen aan de inspirerende kracht van sport.
Een ander charmant idee is het vragen van een bijdrage van elk deelnemend land aan de realisatie en nalatenschap van de Spelen. Helaas zou dit de kosten van toekomstige Spelen eerder opdrijven. Het organiserende land hoeft dan immers maar een deel van de lasten te dragen. Beter is het om de publieke lasten drastisch te verlagen voor het organiserende land.
"Echte ‘legacy’ is niet een te grote handbalzaal bouwen en deze daarna deze ombouwen tot vier scholen zoals in Rio gebeurt"
Niet groter maar slimmer
Sportaccommodaties kunnen kleiner en duurzamer. Lege tribunes verlagen de beleving bij zowel de bezoekers als de tv-kijkers en elke lege plek is daarmee een gemiste kans op het vergroten van de welvaart. Sportbestuurders hebben vaak de mond vol over de nalatenschap van de Spelen. Maar echte ‘legacy’ is niet een te grote handbalzaal bouwen en deze daarna deze ombouwen tot vier scholen zoals in Rio gebeurt. Legacy is een bestaande sportfaciliteit aanpassen voor het evenement en geld overhouden om veertig scholen te bouwen. Bovendien verdienen ook de paralympische prestaties een vol en gezellig stadion.
Ook de noodzaak om een atletendorp te bouwen voor Olympische en Paralympische atleten is niet meer van deze tijd. Rio de Janeiro bouwde speciaal voor de Spelen het grootste - maar ook het meest lekkende - atletendorp ooit om de achttienduizend atleten tijdens de vier weken Olympische en Paralympische Spelen te huisvesten. Zoals bij veel andere grote sportevenementen kan ieder land beter gebruik maken van een eigen gekozen en bestaande overnachtingslocatie. Dit levert minder overlast en mogelijk zelfs betere sportprestaties op, tegenover lagere publieke kosten.
"Rio bewijst dat je op grote, glanzende, maar lege kerken geen religie kunt bouwen"
De huidige bidprocedure zorgt echter voor een tegengestelde ontwikkeling. Prachtige bids (zoals Parijs, Madrid, Toronto) die de lokale behoefte serieus nemen, worden weggestemd ten faveure van een inferieur bid; opbiedende steden met glanzende, beloftes zonder nut na de spelen (Athene, Sochi, Rio). Geen wonder dat steden zichzelf overbieden en dat argwanende burgers ervoor zorgen dat steden zich terugtrekken (onder meer Oslo, Hamburg, Boston).
Met haar Agenda 2020 heeft het IOC op papier een stap richting meer duurzame Spelen gezet. Maar de huidige bidprocedure blijft de mooiste en daarmee duurste projecten aanmoedigen, zonder dat het daarvoor het risico draagt. Steden moeten zich steviger gaan opstellen tegenover de eisen van het IOC, Immers, wie betaalt, bepaalt. Maar belangrijker is dat Rio 2016 het IOC heeft laten inzien bigger niet better is. Het tegendeel is waar: lagere kosten kunnen de maatschappelijke waarde en daarmee het draagvlak juist vergroten. Wil het de sportgelovigen aan boord houden, dan moet het haar bijbel aan de moderne tijd aanpassen. Rio bewijst dat je op grote, glanzende, maar lege kerken geen religie kunt bouwen.
Willem de Boer en Jelle Schoemaker zijn als docent en onderzoeker verbonden aan HAN Sport en Bewegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, op het expertisegebied Sports Economics & Strategic Sports Management (SESS). Zij doen onderzoek naar economische aspecten rondom sport, zoals de relatie tussen contributieverhoging en ledenaantal of de baten en kosten rondom grote sportevenementen. Tevens zijn ze lid van de Werkgroep Evaluatie Sportevenementen (WESP). HAN Sport en Bewegen leidt sport- en beweegprofessionals op middels de Bacheloropleidingen Leraar Lichamelijke Opvoeding (ALO), Sport- en Bewegingseducatie (SBE) en Sport, Gezondheid en Management (SGM) en de Master Sport- en Beweeginnovatie.