door: Jeroen Weijermars
Op BNR hoor ik al enige jaren beursanalist Kees de Kort die doordeweeks dagelijks commentaar op de beurzen en economie op BNR Nieuwsradio verzorgt. Zolang ik hem beluister hoor ik dat het slecht gaat met de economie in het algemeen en de Nederlandse economie in het bijzonder. Eventuele lichtpuntjes weet hij moeiteloos om te buigen naar negatieve scenario’s. Het gevoel dat mij dan bekruipt is: 'als je maar lang genoeg negatief bent, krijg je ooit een keer gelijk'. Dat heeft niet te maken met een goede analyse maar met het persisteren van een mening die in een conjuncturele omgeving ooit een keer waarheid wordt.
Inmiddels bereikt mij datzelfde gevoel bij de verschillende analisten van de sport in Nederland. Dan bedoel ik niet de brommende snor bij Voetbal Inside maar de analisten die de sportwereld an sich bekijken. Al ruim tien jaar wordt er door die sportwereldkenners gepredikt dat de georganiseerde sport een zware tijd tegemoet gaat en binnen afzienbare tijd niet meer zal bestaan. En als je het maar lang genoeg roept dan krijg je een keer gelijk. Hoewel de voorspelling uit 2005 dat in 2015 de sportwereld zoals wij die kennen niet meer zou bestaan inmiddels is gelogenstraft.
"Er werd gesuggereerd dat het met de georganiseerde sport een keihard aflopende zaak was"
Desondanks hoorde ik bijvoorbeeld tijdens het Sportbestuurderscongres in december vorig jaar opnieuw dat het gedaan is met de georganiseerde sport in Nederland. En ook vorige week tijdens een werkconferentie die moet leiden tot een nationale Kennisagenda Sport werd gesuggereerd dat het met de georganiseerde sport een keihard aflopende zaak was. In een adem werd daar geponeerd dat om voort te kunnen bestaan de georganiseerde sport zich maar eens moet gaan spiegelen aan de ongeorganiseerde sport. Die groeit immers en dat is dus een succesmodel, was de stelling.
Nuance verdwijnt
Op zichzelf is het prima dat er kritisch beschouwend naar ‘de georganiseerde sport in Nederland’ wordt gekeken. Zelf heb ik daar op deze plaats vaker een poging toe gedaan. Maar inmiddels begint de nuance te verdwijnen en lijkt de oorspronkelijke gedachtegang dat ‘de georganiseerde sport zich moet aanpassen aan de veranderende wereld’ plaats te maken voor: ‘in een veranderende wereld is er op termijn geen plaats voor op vrijwilligers gefundeerde georganiseerde sport'. En voordat straks afscheid genomen wordt van de ‘patiënt’ georganiseerde sport als gevolg van doemdenken -terwijl de patiënt feitelijk gewoon vitaal is - wordt het tijd voor een tegenoffensief.
Natuurlijk is de ongeorganiseerde sport in opmars. Voor veel mensen is er niets zo lekker als sporten wanneer het ze uitkomt in plaats van sporten wanneer het verenigingstrainingsschema voorschrijft. Natuurlijk komt het ongelegen dat je kinderen moet rijden naar wedstrijden of bardienst moet draaien bij een vereniging. Natuurlijk is scheidsrechteren niet altijd leuk, zeker niet wanneer de betweters aan ‘de wal’ bij elke fluitsignaal laten merken dat zij de beste ‘stuurlui’ zijn.
"Verenigen, dat is nu juist waar sportverenigingen goed in zijn en als cultuur geworteld is in symbolen, helden en rituelen"
Ongrijpbare gemene deler
Desondanks zijn er nog steeds 4,5 miljoen sporters en 25.000 verenigingen die zijn aangesloten bij 75 sportbonden. Waarbij sommige sporten ook nog groeien, ondanks de bovenstaand geformuleerde en meest voorkomende bezwaren. Dus blijkbaar is er méér dan alleen zelfstandig in een semi-groepsverband sporten. Dat ‘meer’ heet verenigen en dat is nu juist waar sportverenigingen goed in zijn. De gemeenschappelijk deler die bijna ongrijpbaar is maar als cultuur geworteld is in symbolen, helden en rituelen. En daar hebben we met elkaar nog steeds behoefte aan. In een snel veranderende wereld van nu misschien nog wel meer dan ooit.
Juist waar mensen op zoek zijn naar gezamenlijke waarden kan het verenigen een positieve bijdrage leveren. Een voorbeeld hiervan is de ‘open club’. Een in beginsel klassieke sportclub die meer dan alleen sportactiviteiten aanbiedt waardoor ook andere betrokkenen zich binden en mogelijk meer gaan sporten. Bovendien is er een infrastructuur van de verenigingen nodig om diversiteit van sporten te kunnen aanbieden waardoor er voor iedereen, die een leven lang wil sporten, wat te kiezen valt. Want als we een ding als gezamenlijke deler hebben: we willen niet allemaal hetzelfde.
Ecosysteem
In een maatschappij die vooral gericht is op marktwerking kan je het verdwijnen van sportverenigingen als een vervelend bijverschijnsel ervaren. En is een kreet: 'laat de georganiseerde sport zich spiegelen aan de ongeorganiseerde sport' al snel een stelling van waarde. Maar het verdwijnen van sportverenigingen heeft meer impact dan slechts bij de betrokken sportvereniging zelf. In het Nederlandse ecosysteem van bewegen zijn sportverenigingen het barrièrerif van de sport. Wanneer dit koraalrif wordt aangetast wordt niet alleen dit stukje uit de unieke sport- en beweegcultuur aangetast maar bovendien dat ecosysteem onder druk gezet.
Over twee jaar zijn er weer gemeenteraadsverkiezingen en de meeste politieke partijen zullen dan benoemen dat zij sport waardevol vinden. Dat deden zij immers twee jaar geleden ook. Toen werd er aangekondigd dat de bezuinigingen de sport niet ernstig zouden treffen. Inmiddels weten we dat werkelijkheid weerbarstiger is: 93% van sportverenigingen is geconfronteerd met directe of indirecte lastenverzwaringen en een kleine 10% is daardoor in zwaar weer terecht gekomen.
"Het wordt tijd dat sport en lokale overheden niet alleen met elkaar in gesprek zijn, maar nog meer met elkaar optrekken en de wederzijdse belangen begrijpen"
Geldstromen van gemeenten
Dit wetende en de wetenschap dat meer dan 90% van de geldstromen tot de georganiseerde sport komen via gemeenten - en dat is met ca 1,2 miljard een aanzienlijk bedrag – wordt het tijd dat sport en lokale overheden niet alleen met elkaar in gesprek zijn, maar nog meer met elkaar optrekken en de wederzijdse belangen begrijpen. En die wederzijdse belangen gaan verder dan accommodatiebeleid.
Waar de sport ontzuild is en de maatschappij ontschot is het tijd dat er gezamenlijk opgetrokken wordt in dossiers als: een leven lang bewegen, gezond gewicht, de vereniging als ‘open club’, en de leefbaarheid van de verenigingsomgeving. Dit zijn voorwaar geen makkelijke dossiers. De uitdagingen zijn gezamenlijke uitdagingen en niet de problemen van een ander. We zijn het er inmiddels over eens dat sport een goed hulpmiddel is om maatschappelijke problemen te tackelen. Maar de sport, zeker de georganiseerde sport kent ook haar eigen uitdagingen. En juist daarbij kunnen lokale overheden hulp bieden en sportverenigingen versterken. En hierbij denk ik niet aan accommodaties en subsidies. Hierbij denk ik aan het opleiden en bijscholen van kader. Het is een gegeven dat verenigingen met goed opgeleid kader het als vereniging beter doen. Het lukt hen om, naast de core business: sport faciliteren, de nieuwe uitdaging die ontstaan door een veranderende maatschappij aan te gaan.
"Door verenigingskader op te leiden in plaats van terzijde te schuiven of af te schrijven ontstaat er een level playing field"
Gezamenlijk belang erkennen
Door beter opgeleid kader wordt de vereniging bovendien een volwaardige gesprekspartner voor lokale overheden. Diezelfde overheden die graag meer problemen oplost door de sport. Door verenigingskader op te leiden in plaats van terzijde te schuiven of af te schrijven ontstaat er een level playing field waarbij overheden en verenigingen gezamenlijk uitdagingen op het snijvlak van sport en maatschappij aan kunnen. Juist het erkennen van het gezamenlijk belang en het investeren in elkaar zorgt ervoor dat de doemdenkers de komende tien jaar, zoals afgelopen tien jaar, rustig kunnen blijven roepen dat het gedaan is met de georganiseerde sport maar in ieder geval de komende decennia nog ongelijk hebben.
Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast is hij als docent verbonden aan de Johan Cruyff University en geeft hij daar les op het gebied van sportmanagement, -marketing en -media. In zijn vrije tijd is hij lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) met als aandachtsgebied marketing en communicatie. In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, Linkedin of www.zjerom.nl