Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Nieuwsberichten-Nieuwsbericht

"Leeftijd sportpensioen moet omhoog"

door: Leo Aquina | 8 oktober 2015

“Veel breedtesporters stoppen ergens tussen hun twintigste en veertigste jaar met sporten in competitief verband”, zegt Hugo van der Poel. In een column voor het magazine van de Vereniging voor Sport & Gemeenten schrijft de directeur van het Mulier Instituut: ‘Vanwege de toegenomen levensverwachting dienen we langer dóór te werken om het pensioenstelsel betaalbaar te houden. Het is heel wel mogelijk dat die hogere levensverwachting deels veroorzaakt wordt door een gezondere leefstijl en meer sporten en bewegen.’ Juist om die gezondere leefstijl te bevorderen, zou het volgens Van der Poel een goed idee zijn om het sportpensioen omhoog te krikken. “Daar zit in Nederland de grootste winst als het gaat om verhoging van de sportparticipatie”, licht hij toe.

XL34SportpensioenHugoVanDerPoel“We weten dat de sportdeelname onder de jeugd heel hoog is”, aldus Van der Poel. “Er zijn enorm veel inspanningen gericht op het aan het sporten krijgen van jeugd en dat beleid is succesvol. Zo succesvol dat het eigenlijk amper nog mogelijk is de sportparticipatie via die weg nog verder omhoog te krijgen.”

NOC*NSF streeft ernaar dat 75 procent van de Nederlanders op de een of andere manier aan sport doet. Op dit moment ligt die sportparticipatie ongeveer op 65 procent. Van der Poel: “De groei zit niet meer bij de aanwas van jeugd, maar als we erin slagen de sporters die we eenmaal binnen hebben langer vast te houden, is er nog ruimte. Bovendien zorg je er op die manier voor dat veel mensen langer gezond van hun oude dag kunnen genieten.”

Vrijdagavondcompetitie
Van der Poel constateert dat de uitvallende dertigers en veertigers over het algemeen twee hoofdredenen hebben om te stoppen met hun actieve ‘sportcarrière’. “Enerzijds hoor je als argument dat ze er geen tijd meer voor hebben en anderzijds is het fysiek ongemak, pijntjes en blessures.” Voor beide argumenten zijn strategieën te bedenken om mensen toch langer bij de sport betrokken te houden. Van der Poel:

"Waarom niet een vrijdagavondcompetitie? Dat is al heel succesvol in sommige delen van het land"

“Als het gaat om gebrek aan tijd, zie je dat de verplichte opkomst op vaste - en ongelukkige - tijden een probleem is. Dat zie je vaak bij teamsporten. Ouders stoppen zelf met voetballen omdat zij op die zaterdagochtend langs het veld staan bij hun kinderen. Om dergelijke problemen te ondervangen, kun je als club bijvoorbeeld denken aan grotere teams. Op die manier maak je het iedereen makkelijker om eens een keer af te zeggen. Daarnaast kun je kijken naar andere speelmomenten. Waarom niet een vrijdagavondcompetitie? Dat is al heel succesvol in sommige delen van het land.”

Pijntje hier, pijntje daar
Ook als fysiek ongemak de oorzaak is, zijn er mogelijkheden om mensen toch langer door te laten sporten. Deels kunnen sportclubs en bonden inzetten op preventie. Van der Poel: “Je kunt meer voorlichting geven, maar je kunt bijvoorbeeld ook denken aan een fysiotherapeut die eens in de week spreekuur houdt op de club. Het gaat dan om laagdrempelig advies en sportspecifieke medische ondersteuning, niet alleen voor de topsporter, maar ook voor de breedtesporter. Het moet bij grotere clubs toch mogelijk zijn om ouders de gelegenheid te geven eens bij de fysiotherapeut langs te gaan in het uurtje dat de kinderen op het sportveld staan.”

Naast de preventieve maatregelen kunnen clubs er ook voor zorgen dat leden goed worden begeleid als zij te kampen krijgen met blessures. “Een club zou leden bijvoorbeeld een slapend lidmaatschap aan kunnen bieden in de tijd dat zij revalideren. Ze betalen tijdelijk wat minder contributie en kunnen makkelijk weer instromen als ze hersteld zijn. Clubs kunnen ook denken aan een PHDH-competitie (pijntje-hier-pijntje-daar), waarin op allerlei manieren rekening wordt gehouden met de wat oudere sporter”, zegt Van der Poel.

XL34Sportpensioen-2

“In het voetbal zie je al voorbeelden met 7x7 competities op een half veld en in het hockey heb je bijvoorbeeld knotshockey"

Open club
Clubs kunnen het sportaanbod op allerlei manieren aanpassen om mensen langer actief aan het sporten te houden. “In het voetbal zie je al voorbeelden met 7x7 competities op een half veld en in het hockey heb je bijvoorbeeld knotshockey. Op die manier kunnen mensen de sport waar zij zolang plezier aan hebben beleefd nog wat langer blijven doen”, vertelt Van der Poel. Als mensen door fysiek ongemak echt niet verder kunnen met de sport die zij altijd hebben beoefend, kunnen clubs ook overwegen alternatieven te bieden.

“Je ziet bijvoorbeeld al hockeyclubs die een loopgroepje hebben voor de ouders tijdens de wedstrijden of trainingen van de kinderen. Clubs kunnen hun kantine ook gebruiken als uitvalsbasis voor bootcamps of fietstochten. De mogelijkheden zijn legio. NOC*NSF dekt hier al veel over na met het concept van de Open Club.”

Onderwerp op de agenda
Met zijn column wilde Van der Poel het onderwerp van het langer doorsporten vooral op de agenda zetten. “Als we de ambitie die de sportwereld zelf heeft uitgesproken om 75 procent van de Nederlanders actief aan het sporten te krijgen, ook werkelijk gestalte willen geven, moeten we hierover nadenken. Het succesvolle beleid om de jeugd aan het sporten te krijgen moeten we vooral doorzetten, maar bij de ouderen is de echte winst te halen. Naast bonden en clubs, die zich al langer zorgen maken om het probleem van ledenbehoud, kan de overheid hierin faciliteren. Dat gebeurt gelukkig steeds meer met allerlei sportstimuleringsprojecten.”

Lees hier de column van Hugo van de Poel in Sport & Gemeenten (september 2015)

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst