door: Leo Aquina | 4 februari 2016
“Pseudo-rechtspraak in de sportwereld”, zo noemt Jan Ritsma het vonnis van het Instituut Sportrechtspraak (ISR) over een van zijn recordpogingen. De zweefvlieger claimt in Zuid-Afrika een snelheidsrecord te hebben gevlogen. De Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) erkende dat record in eerste instantie wel, maar trok die erkenning later weer in. In een arbitragezaak stelde het ISR de KNVvL in het gelijk, maar Ritsma is het daar niet mee eens. Hij vindt dat het ISR niet onafhankelijk is. Ambtelijk secretaris Henk van Aller van het ISR bestrijdt dat.
De manier waarop het geschil tussen Ritsma en de KNVvL uiteindelijk bij het ISR terechtkwam is opvallend. De KNVvL opperde die mogelijkheid toen Ritsma bezwaar maakte tegen de afwijzing van zijn recordpoging. “Toen ik bij het ISR aanklopte schreven die mij echter dat de KNVvL in zijn statuten het ISR in dit soort zaken had uitgesloten”, aldus Ritsma. “Ik heb dat in de statuten nagekeken en dat bleek inderdaad het geval. De KNVvL kent zijn eigen statuten niet.”
Van Aller beaamt dat er in eerste instantie een probleem was met de statuten van de KNVvL. “In de statuten stond dat geschillen tussen leden en de KNVvL moesten worden voorgelegd aan de burgerrechter. Wij hebben het verzoek dus teruggestuurd naar de KNVvL, omdat wij niet bevoegd waren. De bond gaf toen aan dat dat voor dergelijke zaken zeker niet de bedoeling was, omdat een gang naar de rechter zou leiden tot hoge kosten en lange procedures. Nadere bestudering en duiding van de statuten én het akkoord van alle betrokken partijen, heeft ertoe geleid dat het ISR deze zaak toch kon gaan behandelen.”
Arbitrage
Van Aller vertelt dat er 55 Nederlandse sportbonden bij het ISR zijn aangesloten. Die bonden maken gebruik van verschillende dienstenpakketten waaronder de tuchtrechtelijke behandeling van dopingovertredingen, het algemeen tuchtrecht, of het reglement seksuele intimidatie. De meeste bonden kennen een administratieve afhandeling van kleine (spelregel)overtredingen, maar de zwaardere gevallen komen vaak bij het ISR terecht. Een ander onderdeel van de rechtspraak dat bonden veelal bij het ISR onderbrengen is geschillenbeslechting.
“Zij kunnen dan de keus maken tussen mediation, bindend advies en arbitrage.” Bij arbitrage stemmen beide partijen van te voren in met de procedure en leggen zij zich neer bij de uitkomst. “Daartoe tekenen de partijen een overeenkomst”, aldus Van Aller.
Beroep
Ondanks het feit dat hij deze overeenkomst heeft getekend, onderzoekt Ritsma de mogelijkheden om het vonnis van het ISR in zijn geschil met de KNVvL aan te vechten. Waarom? “Er zijn gevallen bekend waarbij de burgerrechter zich ondanks het ontbreken van de mogelijkheid tot beroep, toch bevoegd achtte uitspraak te doen”, aldus Ritsma. Hij verwijst daarbij naar een artikel van advocaat Joost Verlaan, die verwijst naar de zaak Claudia Pechstein, waarbij de burgerrechter zich na arbitrage door het Court of Arbitration for Sports (CAS) alsnog uitspraak deed over het geschil tussen de schaatsster en de Internationale Schaatsunie ISU.
"Of de KNVvL zich schuldig maakte aan valsheid in geschrifte is een punt dat ik met mijn advocaat wil bespreken"
Elementaire rechtsbeginselen
Verlaan schrijft dat het bij arbitrage door instituties als het ISR of het CAS ‘van belang is dat elke schijn van partijdigheid wordt voorkomen en tevens wordt voldaan aan de overige essentiële beginselen van het procesrecht’. Aan exact die twee voorwaarden voldeed de uitspraak van het ISR volgens Ritsma niet:
“De rechter moet logischerwijs tot de betreffende uitspraak hebben kunnen komen. Tijdens de zitting kreeg ik al de indruk dat de arbiter niet blij was dat ik met het reglement in de hand kon aantonen dat het record geldig was. De KNVvL kwam met het zelfde reglement met dezelfde plaatsings- en updatedatum, maar met een andere tekst. Gelukkig kon ik met het internet archief (The way back machine) aantonen dat mijn versie de juiste was. Of de KNVvL zich hier schuldig maakte aan valsheid in geschrifte is een punt dat ik met mijn advocaat wil bespreken."
"Wat voor mij eigenlijk het belangrijkste is, is dat het ISR het reglement aan de kant schuift waaronder het record gevlogen is. Als je de motivatie van het vonnis goed leest, dan zegt het ISR dat ze niet onderzoeken of het record reglementair is gevlogen. Het komt er op neer, dat een sporter alles volgens het reglement gedaan kan hebben, maar toch ongelijk krijgt op niet ter zake doende en ook nog eens onjuiste aannames over een vermeende indruk bij de buitenwereld.” Van Aller gaat niet inhoudelijk op de zaak in. “Ik kan als vertegenwoordiger van een onafhankelijke rechtsprekende partij inhoudelijk over een vonnis geen uitspraken doen.”
Onafhankelijkheid
Ritsma is zeer stellig als het gaat om de tweede voorwaarde die Verlaan noemt, onafhankelijkheid: “Het probleem is dat het bestaansrecht van het ISR staat of valt met de acceptatie van dit instituut door de sportbonden. Geen acceptatie, geen ISR. Stel dat het ISR - dat uitsluitend voor deze zaak, op haar eigen initiatief door de KNVvL geaccepteerd werd - diezelfde KNVvL ongelijk zou hebben gegeven. Hoe groot zou het ISR de kans inschatten om van de KNVvL nog ooit zo'n opdracht los te krijgen?”
"Het is niet voor niets dat sportbonden vaak ook hun tuchtrecht bij ons neerleggen en niet 'in huis' houden"
Van Aller is als het om de onafhankelijkheid van het ISR gaat minstens zo stellig: “Het ISR is onafhankelijk. Het is niet voor niets dat sportbonden vaak ook hun tuchtrecht bij ons neerleggen en niet 'in huis' houden. We spreken natuurlijk wel recht namens die bonden, maar de rechters en arbiters worden benoemd door het bestuur van de stichting ISR. Daar hebben de bonden geen invloed op. Er zit ook een stevig competentieprofiel achter. Onze arbiters en tuchtrechters hebben allemaal een juridische achtergrond of competenties die voor de behandeling van een zaak relevant zijn. Het zijn bijna allemaal rechters of oud-rechters.”
Ook financieel is het ISR niet afhankelijk van de bonden, zo zegt Van Aller. “Wij worden gefinancierd vanuit de Lotto-gelden, dus op dat gebied zijn we ook onafhankelijk.”
Kosten à 3.390 euro verhalen
Ritsma legt zich desondanks nog niet neer bij het vonnis, dat hij zelf openbaar maakte op de website zweefvliegenonline. Als verliezende partij moet hij voor de kosten van de arbitragezaak opdraaien (3.390 euro). “Daar zal ik mij als fatsoenlijk burger in moeten schikken. Wel zal ik proberen om de kosten op de KNVvL te verhalen als de gewone rechter zich met de zaak wil bemoeien en ik uiteindelijk toch gelijk zou krijgen. Dat zou naar mijn mening het geval moeten zijn als de rechter de moeite neemt om het record aan het reglement te toetsen.”
Voor meer informatie over het ISR: www.instituutsportrechtspraak.nl