door: Koen Breedveld en Janine van Kalmthout
Na een lange competitiedag gaat er niets boven bier en een teamschotel. De teleurstelling over de verloren wedstrijden ebt als vanzelf weg als op het terras de drank en de snacks worden uitgeserveerd. Voorbij zijn de frustraties over falende forehands en gemiste matchpoints. Ondertussen koesteren de winnaars hun zege, en doen de zon en de alcohol hen mild stemmen ten aanzien van de daarvoor nog zo verguisde tegenstanders.
Voor enige honderdduizenden tennissers, voetballers en andere competitiespelers eindigt zo ieder weekeinde hun sportdag. Een dag die begon met koffie en gebak, en die verder vorm kreeg via tosti’s, gevulde koeken, Marsen, frisdrank en zakjes chips.
Je hoeft geen afgestudeerd bioloog of medicus te zijn om te zien dat wat er gedurende zo’n dag op het veld aan energie wordt verbrand, minder is dan wat er daaromheen aan de bar weer wordt ingenomen. Met serieus hardlopen of fietsen raken de calorieën snel op. Maar het gemiddelde dubbelpartijtje of potje zomeravondvoetbal heeft qua beweegintensiteit niet veel om het lijf. Het gesjok binnen de lijnen is vooral een vrijbrief om het schaarse beetje verbrande energie, buiten de lijnen meer dan ruimhartig aan te vullen.
"In 2013 leed 42% van de Nederlandse bevolking aan overgewicht. In 1981 was dat nog 27%"
Feit is dat onze dagelijkse lichamelijke inzet de afgelopen honderd jaar keihard achteruit is gekelderd, en dat onze voedselinname niet of nauwelijks is mee veranderd. Het resultaat: in 2013 leed 42% van de Nederlandse bevolking aan overgewicht. In 1981 was dat nog 27%. Het aandeel mensen met ‘ernstig’ overgewicht steeg in die periode van 4% naar 10%1.
Troostrijk eten
Het is begrijpelijk waarom die ontwikkeling zo is gegaan. Ons lichaam vraagt om vet, suikerrijk en zoutig eten, zeker als we onder stress staan of gestaan hebben. In prettig zoet, vet en zout eten zit iets troostrijks. Dat schijnt iets te maken te hebben met smaakpaletten uit de jeugd. Zout en zoet zijn de smaken die we als kind al eerste waardeerden. Bitter en zuur volgen in latere levensjaren. Frikadellen en patat ‘take us back’, zo gezegd, naar tijden waarin de wereld ons minder wreed voorkwam. Vet hebben we nodig om te overleven, ga daar als voedingsdeskundige maar eens tegenin.
Zijn we daarmee gedoemd om als mensheid aan overgewicht ten onder te gaan? Allerminst. De mens is een wonder van aanpassing. In enkele generaties tijd is de wereld om ons heen dramatisch veranderd. Genetisch transformeren we veel langzamer, maar in ons gedrag veranderen we wel degelijk mee. Soms gaat die gedragsverandering spontaan, in andere gevallen dwingt de overheid verandering af. De ene keer met wettelijke verboden, de andere keer met stimuleringsmaatregelen.
Dat beleid leidt lang niet altijd tot de gewenste effecten, maar af en toe zijn er bemoedigende berichten. We roken steeds minder, en de laatste jaren is de toename in het overgewicht afgezwakt of is het overgewicht zelfs gestabiliseerd. In Rotterdam schijnt het overgewicht onder de jeugd zelfs iets te dalen2.
"Onze eetpatronen zijn diep verankerd in onze psyche en in onze biologische gesteldheid"
We zijn er nog niet maar het kan dus wel, gezond leven in tijden van overvloed. Om het tij echt te keren zijn verdere gedragsveranderingen onvermijdelijk. Vanzelf zal dat niet gaan. Daarvoor zijn onze eetpatronen te diep verankerd in onze psyche en in onze biologische gesteldheid. Ook onze omgeving zal moeten veranderen, ons op andere gedachten moeten brengen en tot andere keuzes moeten aanzetten.
Onderzoek onder 482 sportverenigingen
Hoe is het op dat punt gesteld met de sportvereniging? Willen sportverenigingen ook mee in die veranderingen? Onderzoek onder 482 sportverenigingen geeft aan dat het draagvlak voor een gezondere sportkantine onder verenigingen geleidelijk aan groeit3. Natuurlijk, bovenaan het kantine- assortiment staan - naast koffie en thee - de frisdrank en het bier, en wat eten betreft de chips en de candybars. Tegelijk zien we dat er iets meer vraag komt naar gezondere producten (bronwater, light frisdranken) en dat bijvoorbeeld vers fruit iets vaker deel uit maakt van het kantine-assortiment.
Verenigingsbestuurders zien hun club langzaam veranderen. In 2014 gaf 11% van de verenigingsbestuurders aan dat er regelmatig of vaak vraag was naar gezonde(re) producten in de kantine. Dat is nog niet heel veel, maar meer dan de 5% in 2011. 15% van de bestuurders achtte een gezonder aanbod in de kantine gewenst, en ook dat is meer dan in 2011 (6%).
"Er zal nog heel wat moeten gebeuren vooraleer de gemiddelde sportkantine de uitstraling heeft van een groenteboer"
Het lijkt erop dat in ieder geval verenigingsbestuurders zich bewust worden van de noodzaak en wenselijkheid om ook in de sportkantine tot innovatie te komen. Natuurlijk is niet iedereen het hiermee eens. Op het terras zie je de uitbuikende heren meewarig kijken naar de dames met hun zelf meegenomen stokbroodjes met magere smeerkaas. De verenigingsbestuurder die de frituur de deur uit wil doen, kan rekenen op een tumultueuze ALV. Er zal nog heel wat moeten gebeuren vooraleer de gemiddelde sportkantine de uitstraling heeft van een groenteboer.
Plezier
Dat is ook de bedoeling niet (denken we). Sporten doe je vanwege het plezier en de kameraadschap. Sporten is een feest - of zou dat moeten zijn. De waarde van die positieve aspecten van sport kan niet voldoende worden benadrukt. Het is de lol in het sporten die maakt dat mensen gaan en blijven sporten. Het laatste wat je wilt is mensen het plezier ontnemen in hun sport.
Bovendien, in ogenschouw nemend in wat voor van-korte-lontjes-vergeven-tijden we leven: laten we ons gelukkig prijzen dat Nederlanders in het weekeinde in de sport hun ontspanning zoeken en vinden?
Samenleving verandert
Toch kan de sport zijn ogen niet sluiten voor het feit dat de samenleving verandert. Dat we ons anders voortbewegen. Dat machines en computers het uitvoerende werk doen. Dat we meer binnen zitten, in goed geïsoleerde huizen en kantoren. Dat we minder energie verbruiken. Dat er consumenten zijn die dat beseffen, en daar hun leven op inrichten. Die om die reden gaan sporten, en een omgeving zoeken die hen in hun gezonde ambitie sterkt en niet frustreert.
Punt is, we grijpen snel naar vet, zout of zoet, maar het kan ook heus anders. Of in ieder geval een pietsie minder. Dus barman, gooi er voor ons nog maar een teamschotel in, maar doe er ook een bakje van die trostomaatjes naast?
Noten:
1. Voor de cijfers, zie de website van het CBS en zoek in Statline op ‘overgewicht’
2. Aldus uitkomsten uit het Lekker Fit programma van de gemeente, opgetekend in de Volkskrant van 5 juni
3. Van Kalmthout, J. (2015). Gezonde sportkantine – meting 2014. Zie hier
Gezonde sportkantine - meting 2014
Verenigingsbestuurders merken dat in hun verenigingskantines meer vraag is naar gezonde(re) producten. Dit blijkt uit onderzoek dat het Mulier Instituut in opdracht van Jongeren Op Gezond Gewicht bij het verenigingspanel heeft uitgevoerd.
De meting uit 2011 is door het Mulier Instituut in 2014 bij de verenigingsbestuurders herhaald. In vergelijking met 2011 geven de bestuurders aan dat er frequenter wordt gevraagd naar gezonde producten in verenigingskantines. Verenigingsbestuurders van buitensporten geven vaker aan dat er vraag is naar gezondere producten dan de bestuurders bij binnensporten.
• Klik
hier voor het persbericht van Jongeren Op Gezond Gewicht over de Gezonde sportkantine
• Klik
hier om het rapport Gezonde sportkantine – meting 2014 te downloaden (pdf)
Neem voor meer informatie over het onderzoek contact op met de auteur van het rapport: j.vankalmthout@mulierinstituut.nl
Koen Breedveld en Janine van Kalmthout zijn als onderzoeker werkzaam bij het Mulier Instituut.