Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Meer bewegen als meer bewegen mogelijk is: sport, bewegen en omgevingswet (deel 1) 8 mei 2018

door: Tim van Schie & Johan Steenbergen

In een tweeluik beschouwen we sportstimulering in relatie tot de omgevingswet. In deel 1 ligt het accent op het beïnvloeden van gedrag. In deel 2 lichten we een tipje van de sluier op over de relatie tussen de inrichting van de fysieke leefomgeving en beweeggedrag. 

In het prachtige boek Switch – veranderen als verandering moeilijk is van de broers Chip en Dan Heath (1) geven de auteurs met één zin aan hoe gedrag van individuen te veranderen is. Om gedrag te veranderen moet je het hoofd (lees ‘verstand’), het hart (lees ‘gevoel’) en de omgeving beïnvloeden. Klinkt misschien simpel, maar het opent een breed spectrum aan mogelijkheden van gedragsbeïnvloeding, waarbij een eenzijdige benadering kan worden vermeden. 

Als we weten dat voldoende bewegen en gezond eten bijdragen aan de kwaliteit van ons leven, waarom doen we dat dan toch vaak niet? 

Waarom bewegen mensen?
Het beïnvloeden van gedrag in de juiste richting, bijvoorbeeld naar ‘een blijvende sport- en beweegdeelname’, is één van de grootste uitdagingen voor sport- en beweegstimulering. Als we ervan uit mogen gaan dat het er binnen gemeentelijk sportbeleid om gaat om mensen in beweging te krijgen en liefst te houden, dan komen er direct tal van vragen op. Waarom bewegen mensen en waarom bewegen ze niet? Welke motieven hebben inwoners om te sporten en bewegen? Als we weten dat voldoende bewegen en gezond eten bijdragen aan de kwaliteit van ons leven, waarom doen we dat dan toch vaak niet? 

Om inwoners te interesseren voor of zelfs te verleiden tot bewegen is het belangrijk dat je deze niet, of zelfs helemaal niet, beschouwt vanuit louter anatomische en fysiologische parameters. Uitgaan van spierkracht, vetpercentage of uithoudingsvermogen en hiervan afgeleid bepaalde beweegnormen of beweegrichtlijnen is onvoldoende: bewegen is primair een vorm van handelen (‘regelgeleid gedrag’). Waarover zo meer, maar eerst iets anders.

Emoties en afwegingen
Uit psychologisch onderzoek blijkt dat er in ons brein voortdurend twee onafhankelijke systemen actief zijn. Allereerst de emotionele kant. Dat deel van jezelf is instinctmatig en voelt pijn en plezier. Het tweede is de rationele kant, ook wel genoemd het reflectieve of bewuste systeem. Het is het deel van jezelf dat zaken afweegt en analyseert. 

Kenmerkend aan deze systemen is dat ze het bijna voortdurend met elkaar oneens zijn en in figuurlijke zin een soort onderlinge strijd voeren. De rationele kant zegt ‘ik moet even een stukje hardlopen’, maar de gevoelsmatige kant wil lekker binnen blijven, tv kijken en het liefst nog met wat chips. Niet voor niets zeggen veel diëtisten dat je er beter voor kunt zorgen dat er ‘s nachts niets te eten in huis is. Je rationele kant weet dat in de nacht eten ongezond is, maar de emotionele kant kan zo een vreetkick krijgen, waardoor de kans op zelfbeheersing nihil is. 

Onze emotionele kant is te vergelijken met een olifant en onze rationele kant met zijn berijder

Rijden op een olifant
Chip en Dan Heath maken de rationele en emotionele kant prachtig inzichtelijk door middel van een olifant en zijn berijder. Ze vergelijken onze emotionele kant met een olifant en onze rationele kant met zijn berijder. Beeld je dit even in. De berijder zit boven op de olifant, hij zal tussen de zeventig en honderd kilogram wegen, houdt de teugels in handen en lijkt - denkt! - de leider te zijn. 

De olifant is zo’n zes ton en we hoeven niet over heel veel verbeeldingskracht te beschikken om te bedenken dat wanneer de rijder en het dier het oneens zijn over de richting, de berijder het altijd zal afleggen tegen de olifant. We kennen tal van voorbeelden waar de berijder aan het woord is. Typische uitspraken van de berijder zijn ‘ik ga vanavond sporten’, ‘morgen ga ik wat meer op mijn gezondheid letten’, ‘vandaag maar even geen flesje wijn’, of ‘dit jaar wordt mijn jaar, ik ga twintig kilo afvallen’. 

Werk samen met je olifant
De richting is duidelijk, maar helaas heeft niet alleen de berijder het voor het zeggen. Wij als berijder zitten op de olifant, maar die ‘kiest’ voor het genot op korte termijn: ‘ik blijf vanavond toch maar even binnen’, ‘ach … volgende week begin ik met trainen…’ De olifant verkiest vaak het snelle genot – de warme huiskamer, het lekkere wijntje met een stukje kaas - boven de resultaten op de langere termijn: slank zijn, je fitter voelen of gezondheidsklachten vermijden. 

Als we ons beperken tot het verstand en het gevoel, dan gaan we voorbij aan de omgeving waarbinnen het gedrag plaatsvindt

Als je gedrag wilt veranderen dan moet je een beroep doen op beide! De berijder zorgt voor de planning en richting en de olifant geeft je de energie. Als olifanten en berijders samen in beweging komen, pas dan kan de verandering tot stand komen. Echter, als we ons beperken tot ‘slechts’ het verstand en het gevoel, dan gaan we voorbij aan de omgeving waarbinnen het gedrag plaatsvindt. 

De omgeving
Daarbij kunnen we denken aan de sociale omgeving, maar vooral ook de fysieke omgeving. De sociale omgeving komt in veel gedragsmodellen nog wel aan de orde (‘social support’). Over de wijze waarop de inrichting van de fysieke omgeving kan bijdragen aan bewegen is wat minder geschreven, hoewel de laatste jaren meer studies verschijnen. De omgeving is voor het begrijpen van gedrag echter onontbeerlijk.

Een van de auteurs van dit artikel studeerde in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw aan de faculteit der bewegingswetenschappen (VU Amsterdam). Het was de tijd dat er enorme discussies waren tussen de vertegenwoordigers van de zogenoemde ‘motor skill’-theorie en de ‘ecologische benadering’. Deze laatste benadering lag sterk in lijn met uitgangspunten zoals die ook waren geformuleerd binnen de Calo (onder ander door Gordijn, Crum en Tamboer). 

De omgeving van mensen bestaat niet uit betekenisloze ‘dingen’, maar doet zich voor als een wereld vol mogelijkheden

Een omgeving vol mogelijkheden
Belangrijk in de bestudering van het menselijk bewegen was de grondgedachte dat er een onlosmakelijke verbondenheid is tussen mens en zijn omgeving (relationele visie op bewegen). Of iets anders geformuleerd; het bewegen van mensen betreft altijd een gerichtheid op de omgeving. Deze bestaat niet uit betekenisloze ‘dingen’, maar doet zich voor als een wereld vol mogelijkheden. 

Vanuit de ecologische psychologie was het James Gibson die de term ‘affordance’ introduceerde. Hoewel in het Engels woordenboek niet te vinden, is affordance een afgeleide van ‘to afford’ dat zoiets betekent als ‘mogelijk maken’. Waar het Gibson vooral om ging was de onlosmakelijke verbondenheid tussen mens en wereld en meer specifiek om de onlosmakelijke relatie tussen actie (handelen) en perceptie (waarnemen) (2). Onze wereld bestaat uit tal van affordances en deze lokken uit tot een bepaald gedrag.

Beweging uitlokken
Bepaalde objecten uit de omgeving blijken al dan niet uitnodigen om te bewegen. Een muur of boom is om over te klimmen, een stoeprand om over te skaten, een grasveld om op te ballen et cetera. Eenvoudig geformuleerd, een omgeving kan mensen ‘uitlokken’ om te gaan bewegen. Uitdrukkelijk ‘kan’, want een omgeving kan ook zo zijn ingericht dat deze beweeggedrag als het ware belemmert. 

Om mensen te helpen hun gedrag te veranderen is het ook zaak ‘het pad te effenen’

Ooit speelde een van de auteurs van dit artikel basketbal. Op bepaalde pleintjes speelde je vrijwel nooit. Dit omdat op een van de veldjes direct achter de de baskets fietsenrekken waren geplaatst en op een ander pleintje, bij een technische school, stonden regelmatig auto’s geparkeerd. Terug naar de berijder en de olifant: om mensen te helpen hun gedrag te veranderen is het dus ook zaak ‘het pad te effenen’. 

Sport, bewegen en de Omgevingswet
De Omgevingswet geeft gemeenten de opdracht om rekening te houden met de gezondheid van inwoners bij de inrichting van de fysieke leefomgeving. Een maatschappelijk doel van de wet is ‘het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit’. Inzake gezondheid gaat het voor gemeenten over moeten en mogen. Gezondheidsbescherming zoals richtlijnen voor luchtkwaliteit, omgevingslawaai en zwemwater gaan over moeten

Gezondheidsbevorderende activiteiten gericht op de inrichting van straten, pleinen, goede fiets- en wandelverbindingen, veilige oversteekplekken, verlichting, groene ruimte voor bewegen, sport- en speelruimte, goed bereikbare en veilige recreatieve voorzieningen en sportaccommodaties mogen worden gerealiseerd. In het ‘mogen’ ligt een kans voor gemeenten om bij plannen voor de fysieke leefomgeving sport en bewegen mee te nemen in het afwegingsproces en bij besluitvorming. 

Binnen veel gemeenten speelt de vraag ‘hoe is de fysieke leefomgeving zo in te richten dat inwoners meer bewegen?’

Visie op de omgeving
Veel gemeenten zitten in het proces van het ontwikkelen van een omgevingsvisie. Wat is de rol van sport en bewegen binnen de omgevingsvisie? Hoe is de fysieke leefomgeving zo in te richten dat inwoners meer bewegen? Wat is bekend over de relatie tussen de inrichting van de openbare ruimte en beweeggedrag? Hoe neem ik een beweegvriendelijke omgeving op in de omgevingsvisie voor alle doelgroepen in onze gemeente? 

Dit zijn zomaar wat vragen van projectleiders omgevingsvisie en beleidsadviseurs sport van gemeenten. Uit een verkenning blijkt dat gemeenten onder meer behoefte hebben aan evidentie. Om tegemoet te komen aan dit vraagstuk bij gemeenten gaan we in deel twee in op wetenschappelijke bevindingen over de relatie tussen de inrichting van de fysieke omgeving en bewegen.

Referenties

  1. Heath, C. & Heath, D. (2010). Switch – Veranderen als verandering moeilijk is. Amsterdam: Pearson.
  2. Gibson, J.J. (1979/1e druk). The ecological approach to visual perception. Taylor & Francis Ltd.

Tim van Schie ondersteunt met een achtergrond in Sportkunde en Sociologie gemeenten, lokale professionals en sport- en beweegaanbieders bij het vormgeven van sportbeleid en -praktijk. Hierbij vindt hij het belangrijk te werken op basis van beschikbare wetenschappelijke kennis en kwalitatieve instrumenten die zich in de praktijk hebben bewezen. Als adviseur trainee bij Kenniscentrum Sport en Kennispraktijk doet hij onderzoek naar de rol van sport en bewegen binnen de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking zal treden. Tevens houdt hij zich bezig met vraagstukken over de kwaliteit van sport- en beweegaanbod én monitoring en evaluatie. 

Johan Steenbergen is mede-directeur van Kennispraktijk. Hij verricht (sport)onderzoek, adviseert teams en organisaties over operationele, tactische en strategische opgaven. Kennispraktijk is gevestigd op het Horapark in Ede. Voor meer informatie: j.steenbergen@kennispraktijk.nl en www.kennispraktijk.nl.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst