Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Ook ‘de minderheid’ moet zich terugvinden in een sportbeleidsplan (deel 1) 27 maart 2018

door: Johan Steenbergen

Vrijwel iedere gemeente heeft vandaag de dag een sportbeleidsplan. Bij het opstellen van zo’n beleidsplan worden door gemeenten vaak veel organisaties betrokken om op die manier te komen tot een plan dat brede instemming heeft. In een tweeluik wordt ingegaan op het belang van actieve participatie en het creëren van betrokkenheid voor de planvorming. In het eerste deel staan we stil bij de vraag waarom interactieve participatie belangrijk is. Volgende week volgt het tweede deel waarin de wijze centraal staat waarop standpunten van ‘de minderheid’ een volwaardige plaats kunnen krijgen.  

‘De gemeenteraadsverkiezingen zijn zo weer achter de rug en dan weten we weer hoe de wind de komende jaren gaat waaien en met welke wethouders we te maken krijgen’, aldus een sportbeleidsadviseur van een middelgrote gemeente. Hij praatte nog even door en gaf aan dat het toch wel uitmaakt wie de wethouder wordt met sport in de portefeuille. 

Sport als middel
‘Wat ik merk, ook bij andere gemeenten, is dat sport steeds meer als middel wordt ingezet om ook de brede doelstellingen van de gemeente te realiseren. Aan de ene kant is dat natuurlijk mooi, want sport wordt hiermee steeds serieuzer genomen, aan de andere kant zijn sportverenigingen hier niet altijd gelukkig mee. Die moeten immers al best veel doen om de club vitaal te houden. Wordt het soms niet te veel?’

‘We ‘moeten’ steeds meer organisaties betrekken bij het vormgeven van ons sportbeleid. Op zich prima, maar hoe maak je het iedereen naar de zin?’

‘Voor ons houdt het in dat we ook steeds meer organisaties ‘moeten’ betrekken bij het vormgeven van ons sportbeleid. Twintig jaar geleden zaten we alleen met de sportverenigingen, nu ook met onderwijs, welzijn, jeugdzorg en zorginstellingen om de tafel. Op zich prima, maar hoe maak je het iedereen naar de zin en kun je rekening houden met de soms sterk uiteenlopende belangen en standpunten? Je wilt toch dat het plan breed wordt gedragen.’ 

Lokaal sportbeleid
Dit zijn zo wat passages uit een gesprek dat ik enkele weken geleden had met een beleidsadviseur sport en ze zijn zonder meer exemplarisch voor wat ik de laatste jaren wel meer hoor. 

Met collega’s, al dan niet in samenwerking met andere organisaties, hebben we vanuit Kennispraktijk de afgelopen jaren regelmatig interactieve sessies geleid om op die manier te komen tot ‘… een breed gedragen beleidsplan Sport en Bewegen.’ En ook zelf als bestuurs- en commissielid van sportverenigingen in Nijmegen heb ik regelmatig meegedaan aan dergelijke, lokale sessies.

Deze bijeenkomsten worden soms sterk gedomineerd door de wat krachtiger sportverenigingen; organisaties die groter zijn of meer ervaring hebben

Dominante groep
Dat zijn vaak energieke bijeenkomsten, met flipovers en geeltjes en tafels waaraan druk wordt gediscussieerd, maar soms ook sterk gedomineerd door de wat krachtiger sportverenigingen, grotere organisaties en degenen die ook in hun professionele leven met dit bijltje hebben gehakt. 
De wat kleinere clubs en organisaties of mensen met iets minder ‘interactieve sessie-ervaring’ komen dan niet altijd voldoende aan bod of zitten in de spreekwoordelijke cheap seats, met als gevaar dat het plan vooral is bepaald door de meest dominante groep.

Betrokkenheid creëren
Hoe ontstaat er voldoende ruimte voor verschillende meningen en op welke wijze bundel je verschillende invalshoeken nu in één beleidsplan? Ik word altijd iets onrustig van dergelijke vragen, niet omdat ze irrelevant zijn, integendeel, maar het antwoord is niet één, twee, drie te geven. Tegelijkertijd helpt het me om na te denken over manieren waarop betrokkenheid kan worden gecreëerd. 

Het toepassen van kennis vraagt om betrokkenheid van ‘de’ praktijk en dus moet dit worden georganiseerd

Wat de laatste jaren sterk in het oog springt, is dat instellingen en organisaties steeds meer nadenken over hoe ‘betrokkenheid’ en ‘actieve participatie’ te creëren is. Aan universiteiten wordt gevraagd naar hun maatschappelijke rol en naar de mogelijke toepassingen van de ontwikkelde kennis. Valoriseren, als het extra waarde toevoegen aan kennis, is naast onderzoek en onderwijs de derde kerntaak van universiteiten. 

Praktijkinitiatieven
Het toepassen van kennis vraagt om betrokkenheid van ‘de’ praktijk en dus moet dit worden georganiseerd (Steenbergen e.a. 2015). Zorgmedewerkers organiseren zich steeds meer, denk aan Buurtzorg, vanuit de directe verbinding en het directe contact met de cliënt (‘meer tijd naar de cliënt en minder tijd voor het invullen van protocollen’). In gemeenten zijn er tal van initiatieven om te komen tot vernieuwingen van de lokale democratie (zie bijvoorbeeld Democratic Challenge). 

In feite gaat het hier om dezelfde loten aan de ‘actieve participatie-stam’ die bovendien al jaren geleden zijn gaan groeien. Ook voor ‘het’ sportbeleid is deze ontwikkeling immers niet nieuw. Zo rond onze eeuwwisseling werd door het ministerie van VWS bij het opstellen van plannen binnen de Breedtesport Impuls (BSI) al als eis gesteld dat deze op interactieve wijze tot stand moeten zijn gekomen. Hierbij werden overigens de voorwaarden over de aard en mate van interactiviteit niet heel specifiek geformuleerd. 

Een interactieve werkwijze zorgt voor een plan dat gebaseerd is op steun en adviezen vanuit verschillende invalshoeken

Interactieve werkwijze
Nu iets over de achterliggende gedachte van een interactieve werkwijze. Waarom eigenlijk op interactieve wijze werken? Is het niet te veel gedoe en te tijdrovend om tijdens de voorbereiding op een sportbeleidsplan met een grote groep betrokkenen te overleggen? Laat staan dat we ook nog veel invloed van anderen toelaten. Dan komt zo’n plan toch nooit af? En zijn de vele ideeën wel allemaal te verenigen? Toch zijn er wel enkele goede redenen te noemen om interactief te werken:
 

  • Het creëren van een zo breed mogelijk draagvlak. Ieder beleid heeft steun nodig, is het niet van uitvoerende organisaties dan wel van de doelgroep of intermediaire organisaties. Worden deze betrokken bij de planvorming en hebben ze ook daadwerkelijk invloed gehad, dan is de kans groter dat tijdens de uitvoering van het beleid deze steun er ook van deze betrokkenen is.
     
  • Een plan wordt inhoudelijk beter. Twee weten meer dan één is een volkswijsheid die ook hier geldt. Het in een vroeg stadium betrekken van diverse belanghebbenden draagt op een positieve wijze bij aan de inhoudelijke kwaliteit van een plan. Zo’n inhoudelijke verrijking komt vooral tot stand omdat de inhoud  de inbreng van verschillende organisaties en instellingen weerspiegelt, waardoor een te eenzijdige blik wordt voorkomen. 
     
  • Bevordering van integrale samenwerking. ‘Je kan als sportsector niet alleen maar binnen je eigen toko kijken. Ik loop al heel wat jaren mee in de sport en zeg altijd: “vroeger mochten we niet over ons eigen muurtje kijken, nu worden we er eigenlijk toe gedwongen”'. Dat is overigens een citaat van al meer dan tien jaren geleden. Sport staat in het centrum van de samenleving en wordt beschouwd als een vehikel voor tal van doeleinden die ook binnen andere sectoren worden nagestreefd.
     
  • Een versnelde en verbeterde uitvoering. Er wordt wel gezegd dat een interactieve werkwijze meer tijd kost tijdens de planvorming. Inderdaad zal tijdens de planvorming de uitwisseling van ideeën, de afstemming tussen partijen en de uiteindelijke besluitvorming iets meer tijd vergen dan wanneer plannen in de besloten ruimte van het gemeentehuis tot stand komen. Deze extra investering betaalt zich echter ruimschoots terug tijdens de uitvoering, omdat degenen die dan een belangrijke rol gaan spelen ook al invloed hebben gehad in de fase van planvoorbereiding en planvorming.

Het begrip ‘interactiviteit’ lijkt wellicht duidelijk, maar wordt toch vaak op verschillende manieren gebruikt. In de ‘Beleidswijzer Sport & Bewegen’ (2017), een mooie en bruikbare tool voor beleidsadviseurs en beleidsverantwoordelijken, wordt onder het kopje ‘procesarchitectuur’ meer gezegd over de aard en mate waarop betrokkenheid te organiseren is. En wel door middel van zes treden op de participatieladder. Welke dit zijn en op welke manier de uiteenlopende standpunten zijn onder te brengen in een beleidsplan, zien we in het tweede deel van dit tweeluik.

Bronnen

Johan Steenbergen is mededirecteur van Kennispraktijk. Hij verricht (sport)onderzoek, adviseert teams en organisaties over operationele, tactische en strategische opgaven. Kennispraktijk is gevestigd op het Horapark in Ede. Voor meer informatie: j.steenbergen@kennispraktijk.nl en www.kennispraktijk.nl

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst