Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Doping in het Nederlandse schaatsen: is dat zo raar dan? 11 december 2018

door: Jurgen van Teeffelen

Arme Yvonne van Gennip. Arme Ria Visser. Zomaar aan de dopingschandpaal genageld omdat 33 jaar na dato werd onthuld dat in 1985 een koffer met urinestalen van beide schaatsters uit het dopinglaboratorium in Nijmegen ontvreemd is en hoogstwaarschijnlijk in de Waal gedumpt. Een prachtig jongensboek, dat zeker, de reconstructie die Andere Tijden Sport en de Volkskrant over de verdwenen ‘dopingkoffer’ maakten, maar wel eentje waar de lezer door het gebrek aan hard bewijs veel fantasie nodig heeft om ervan overtuigd te raken dat Van Gennip en Visser daadwerkelijk plasjes inleverden die met testosteron bezoedeld waren.  

Wat de reconstructie in ieder geval duidelijk maakt, is dat het lange tijd bij de dopingcontroles in het schaatsen er niet erg professioneel aan toe ging. Zo kon de KNSB de verdwijning van de urinestalen geruisloos onder het tapijt schuiven. Of er überhaupt veel waarde aan de controles in die tijd moet worden gehecht, valt sowieso te betwijfelen. 

Pellikaan had in zijn dertig jaar als dopingcontroleur slechts vier dopinggevallen voorbij zien komen

Vier dopinggevallen
Anabolen konden in 1985 bijvoorbeeld nog niet in het Nijmeegse dopinglab aangetoond worden, volgens de reconstructie. En aan de Volkskrant vertelde Frans Pellikaan, de maker van het koffertje en de dokter die van 1976 tot 2007 namens de KNSB vrijwel alle controles bij het schaatsen op Nederlandse bodem uitvoerde, dat pas in 1992 begonnen werd met testen out of competition

XL42ColumnXLTeeffelen-1Pellikaan had in zijn dertig jaar als dopingcontroleur slechts vier dopinggevallen voorbij zien komen. Vier, waarvan uiteindelijk geen enkele schaatser geschorst werd. De eerste, een veteraan van 54 jaar, kwam eraf met een vermaning van KNSB-bestuurder Jan Charisius (‘Niet weer doen, hè’). Bij Jos Pronk (betrapt op efedrine) verloor de schaatsbond op procedurefouten. 

In een volgende zaak (‘een dame betrapt op groeihormoon’) viel niet te bewijzen dat het om een stuk vervuild vlees ging en ook bij de laatste positieve test koos de KNSB eieren voor zijn geld omdat de zaak niet hard te maken was. Bij die laatste schaatser moedigde de bond Pellikaan aan om snel opnieuw te controleren, maar dat advies lapte de dokter aan zijn laars. “Dat heb ik natuurlijk niet gedaan. Toe nou. Dat was eind jaren tachtig. Daarna heb ik geen positieve gevallen meer gehad.”

Relatief veel dopingcontroles
Hoe is dit dertig jaar later, nu de dopingcontroles niet meer door de KNSB zelf uitgevoerd worden, maar onder de verantwoordelijkheid van WADA en de Dopingautoriteit vallen? Vergeleken met andere sporten vinden in Nederland relatief veel dopingcontroles bij het schaatsen plaats. Op een totaal van 3008 door de Dopingautoriteit uitgevoerde testen in 2017 neemt de schaatssport met 492 controles - waarvan 330 urine- en 162 bloedafnames - zelfs de tweede plek in, na het wielrennen. De ruime meerderheid hiervan valt onder het nationaal controleprogramma. Van de 492 controles vonden de meesten out of competition plaats: 327. Hier zaten alle 162 bloedtesten bij; van de urinemonsters werden precies evenveel tijdens als buiten de wedstrijden om verzameld.

Dopingcontroles zijn vooral bedoeld als afschrikmiddel en het aantal sporters dat op doping betrapt wordt is nu eenmaal een fractie van het aantal dat gebruikt

Veel gedrogeerde schaatsers hebben de controles vooralsnog niet opgeleverd. In 2017 bleef de teller op nul staan. Net als bijna alle jaren ervoor: alleen in 2009 kwam het tot een schorsing van de junior Wesley Lommers en in 2016 van Thom van Beek. Aanvankelijk ging Van Beek vrijuit vanwege procedurele fouten, maar uiteindelijk verloor de marathonschaatser het hoger beroep dat de KNSB en de Dopingautoriteit tegen hem hadden aangespannen. Dopingdeskundige Douwe de Boer, een belangrijke bron in de reconstructie van Andere Tijden Sport en de Volkskrant, stond Van Beek overigens bij in zijn zaak, dus wellicht moet de loslippigheid van De Boer over de gestolen koffer in dit licht bezien worden.

XL42ColumnXLTeeffelen-2 copy23 overtredingen bij 3008 controles
Dat er amper Nederlandse schaatsers op het gebruik van doping gepakt worden, wil niet zeggen dat er daarom geen verboden middelen geslikt worden. Dopingcontroles zijn vooral bedoeld als afschrikmiddel en het aantal sporters dat op doping betrapt wordt is nu eenmaal een fractie van het aantal dat gebruikt. Ook in Nederland. Van alle 3008 controles in 2017 stelde de Dopingautoriteit uiteindelijk bij 23 ervan een dopingovertreding vast, ofwel 0,76%. 

Maar in een grootschalige enqûete die de organisatie in 2014 en 2015 onder Nederlandse sporters hield, gaf 4,2 procent van de statushouders aan middelen van de dopinglijst te gebruiken om de prestatie te verbeteren. Dit percentage is weliswaar een stuk lager dan de tientallen procenten die in het verleden in andere landen zijn gerapporteerd, maar nog steeds 5,5 keer zo veel dan in ons land via de Dopingautoriteit opgespoord wordt. 

De Volkskrant belooft met nieuwe onthullingen over doping in de schaatssport te komen. Dat er iets gevonden wordt, lijkt onvermijdelijk

Twijfels
Van de 324 statushouders die reageerden op de enquête, kwamen er 16 uit het schaatsen. Wie het waren en hoe ze de vragenlijst invulden, weten we niet maar het zou voor de KNSB een prima manier zijn om erachter te komen hoe schoon de schaatssport in ons land nu eigenlijk is. Dat daar twijfels over zijn, is niet zo vreemd. Waarom zouden schaatsers zich heiliger gedragen dan andere Nederlandse topsporters? Het misbruik van schildklierhormonen, dat eerder dit jaar boven water kwam, laat in ieder geval zien dat ook Nederlandse schaatsers geen enkele moeite hebben om de grenzen van het toelaatbare op te zoeken. 

De Volkskrant belooft met nieuwe onthullingen over doping in de schaatssport te komen. Dat er iets gevonden wordt, lijkt onvermijdelijk. Waarschijnlijk is het niet eens nodig om 33 jaar terug in de tijd te gaan.

Jurgen van Teeffelen (1968) is freelance wetenschapsjournalist sinds 2014. Tot die tijd werkte hij als gepromoveerd fysioloog aan universiteiten in Nederland (AMC, Maastricht) en de Verenigde Staten (Yale). Van Teeffelen schrijft graag over wetenschap in relatie tot sport en bewegen en over doping. In 2019 verschijnt zijn boek ‘Het maakbare uur. Een zoektocht naar de ultieme wielerprestatie.’ Voor meer informatie: www.jurgenvanteeffelen.nl.

« terug

Reacties: 2

Herman Ram
11-12-2018

In zijn (overigens interessante) reactie maakt wetenschapsjournalist Jurgen van Teeffelen een veel voorkomende denkfout, namelijk als hij stelt dat er in Nederland 5,5 keer zoveel gebruikt wordt dan er wordt opgespoord. Die stelling zou alleen verdedigbaar zijn als alle topsportcarrieres precies een jaar zouden duren. Maar topsportcarieres duren gemiddeld stukken langer, en in de enquete uit 2014 gaf 4,2% van de sporters aan 'ooit' gebruikt te hebben. Een gebruikende topsporter kan gedurende zijn/haar hele carriere 'tegen de lamp lopen', en dus kan de pakkans helemaal niet bepaald worden aan de hand van de statistieken van een enkel jaar.

Jurgen van Teeffelen
12-12-2018

Een terecht punt dat Herman Ram maakt. Het aantal gepakte Nederlandse topsporters in een jaar mag inderdaad niet zomaar één op één naast het aantal worden gelegd dat aangeeft tijdens zijn sportcarrière middelen te gebruiken. De enquête uit 2014/2015 laat echter wel zien dat het dopinggebruik bij de 4,2 procent van de statussporters die aangeeft middelen te gebruiken hardnekkig is, en dat een Nederlandse topsporter die naar dopingmiddelen grijpt dat meestal niet bij één keer laat. Alleen wanneer het om het gebruik van stimulantia ging, gaf de helft van de ‘ooit gebruikers’ aan inmiddels een ‘ex-gebruiker’ te zijn en de afgelopen 12 maanden deze middelen niet genomen te hebben. Dit gold echter niet voor de andere categorieën (anabole steroïden, bloedmanipulaties, overige doping): statussporters die deze middelen/technieken ooit gebruikten, verklaarden dat ze dit ook de afgelopen 12 maanden deden.

De groep hardnekkige gebruikers lijkt dus redelijk ongestoord zijn gang te kunnen gaan en niet bang te zijn om gepakt te worden. Het lage aantal dopingcontroles zal er waarschijnlijk aan bijdragen: uit de enqûete bleek dat statussporters gemiddeld genomen 'slechts' 2,6 controles in de afgelopen 12 maanden hadden gekregen en dat 28 procent het laatste jaar helemaal niet gecontroleerd was. Negen procent van de statussporters gaf aan in zijn hele carrière nog nooit een dopingcontrole te hebben gehad.

Ten slotte: de 4,2 procent dopinggebruikers onder de Nederlandse topsporters blijft een schatting. Niet alle statussporters vulden de vragenlijst in: 324 van de 740 benaderde statushouders begonnen ermee en 291 vulden hem tot het eind in. Het blijft uiteraard gissen of degenen die hem invulden dat naar eer en geweten hebben gedaan. Vanwege de ‘randomized response’ methode die is toegepast, is het daarom waarschijnlijker veiliger om uit te gaan van een ondergrens van 1,8 procent en een bovengrens van 8,5 procent.

De enquête is inmiddels een paar jaar oud. Om te weten of de groep hardnekkige gebruikers in Nederland uiteindelijk tegen de lamp loopt en minder topsporters naar verboden middelen grijpen, is een update van het onderzoek wenselijk. Ik zal in ieder geval reikhalzend naar de resultaten uitkijken.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst