Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Boeken met Broeke-Item

Op zoek naar… de toekomstbestendige sportvereniging 22 november 2011

door: Adri Broeke

Verenigingen zijn voortdurend op zoek naar manieren om de ledenpopulatie en de kwaliteit van het kader op peil te houden. Zo is mijn oude voetbalclub HRC (Helderse Racing Club) - in 1920 zelf ontstaan uit een fusie - de afgelopen tien jaar al twee keer gefuseerd. Eerst met de plaatselijke concurrent en onlangs met de lokale wegkwijnende katholieke club. De nieuwe ‘kraak noch smaak’-naam is FC Den Helder.

Dankzij de gemeente hebben ze er wel een prachtig sportpark aan overgehouden. Helaas ook een waardeloos maar professioneel opgenomen nieuw clublied. Foetsie is het nostalgische HRC gaat nooit verloren / Rood en Wit staat bovenaan. Het clublied dat alle leden van vader op zoon uit volle borst leerden meezingen. Daarvoor in de plaats is gekomen De clubs van rood wit zwart zijn dood / Ze maakte FC Den Helder groot. Gelukkig heet de kantine nog altijd 'De stille werker'. Maar de stille waarden van bevlogen bestuursleden zoals mijn vader zijn voorgoed vervlogen. Is de dominantie van het economisch denken in sportland nog terug te dringen?

De sportvereniging van vroeger
In de geactualiseerde versie van 'De Sportwereld' beschrijft Ruud Stokvis prachtig hoe de moderne sport zich de afgelopen twee eeuwen heeft ontwikkeld. De sportvereniging vervulde daarbij een prominente rol. Zigzaggend bewoog het verenigingsleven zich tussen twee uitersten. Enerzijds was er de ontspanningsvereniging die louter ten dienste van de eigen leden ('mutual support') was opgericht. Anderzijds functioneerde ze als dienstverlenende organisatie. Deze richtte zich tevens op 'service delivery' aan niet-leden.

Vanzelfsprekend stond het mogelijk maken en bevorderen van sportbeoefening steeds centraal. De sportvereniging/sportassociatie vervulde van oudsher een vijftal kernfuncties. In willekeurige volgorde:
1. het verzorgen van training en instructie;
2. het organiseren van wedstrijden, competities en toernooien;
3. het realiseren en onderhouden van sportvoorzieningen en accommodaties;
4. de selectie van spelers en de samenstelling van teams;
5. de reglementering en regulering van de wedstrijdsportbeoefening.

In de loop der jaren werd de sportvereniging van vroeger steeds meer aan banden gelegd door de overkoepelende sportfederaties. Deze (inter)nationaal als een piramide opgebouwde sportgemeenschap legde van bovenaf alles op. Wedstrijdspelregels, competitieregels maar ook organisatie-inrichtingsregels zoals statuten, lidmaatschapsverplichtingen en tuchtregels. De speelruimte voor de realisatie van de 'core business' - de passie voor sport organiseren - was voor de 'gewone' amateurclub flink ingeperkt.

In den beginne waren het de vooraanstaande burgers die het particuliere initiatief namen om sportclubs op te richten. In eerste instantie overheersten Engelse (buiten)sporten als roeien, paardrijden, zeilen en Hollandse vermaak zoals schaatsen. Dat soort verenigingen hadden stilletjes ook sportoverstijgende doelen. Schaatsclubs bijvoorbeeld organiseerden schaatswedstrijden die speciaal voor niet-leden uit de lagere sociale klassen waren bedoeld. De deelnemers deden letterlijk 'voor spek en bonen' mee. De roei- en zeilverenigingen beoogden naast sportbeoefening tevens de scheepsbouw en/of de opleiding van zeelieden te bevorderen.

De toenmalige sportvereniging maakte al vroeg deel uit van de opkomende civil society. Het maatschappelijk domein waar niet de staat/overheid of de markt/bedrijfsleven maar de georganiseerde burgers zelf de scepter zwaaiden. Een in organisatorisch opzicht gemengd gezelschap bestaande uit: burgers die zichzelf verenigen rondom eenzelfde interesse (bijvoorbeeld in clubverband); organisaties waarin de leden diensten verlenen aan medeburgers ( bijvoorbeeld tafeltje dekje) en groeperingen waar op georganiseerde wijze een gedeeld belang bevochten wordt (bijvoorbeeld actiegroep). In dit maatschappelijke middenveld van de niet op winst gerichte vrijwillige organisaties werd tegenwicht geboden aan de logica en wetten van zowel de betuttelende bureaucratische overheid als de zakelijke hebzuchtige markt.

De vrijwillige sportorganisatie als ideaal?
In de bundel Sportverenigingen: tussen tradities en ambities wordt verslag gedaan van een door VWS gesubsidieerd onderzoeksprogramma. Het Mulier Instituut heeft in de periode 2007-2010 in nauwe samenwerking met de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) dit project uitgevoerd. Centraal stond de vraag of de huidige sportverenigingen zich in bestuurlijk en organisatorisch opzicht nog wel staande kunnen houden. Wordt de sportclub niet te veel opgezadeld met taken en activiteiten op sociaal-maatschappelijk gebied die voorheen als 'verenigingsvreemd' gezien werden? Dreigt de sportvereniging als vrijwillige organisatie met als centrale waarden betrokkenheid, passie en vrijwilligheid te verdwijnen?

De USBO vult traditiegetrouw het onderzoek naar de sportvereniging nogal gekleurd in. De onderzoekers uit Utrecht bekijken zoals bekend de sportwereld vanuit een antropologisch perspectief. Ze zien de mens (vrijwilliger, bestuurder) als een 'meaning seeking animal'. In hun handelen binnen de sportarena (de vereniging) geven mensen betekenis aan situaties en ordenen ze hun sociale werkelijkheid in interactie met andere actoren. USBO-sportonderzoekers zijn participerende etnografen die daarin (machts)patronen trachten te ontdekken. Ze hebben de taak de aldus verzamelde onderzoeksgegevens te interpreteren en in 'nieuwe' inzichten om te zetten. Deze inzichten worden vervolgens gebruikt om de bewustwording en/of het empowerment van de onderzochte actoren te vergroten. De onderzoekers schromen daarbij niet partij te kiezen.

De verenigingsdemocratie en de centrale op passie en verbondenheid geënte clubwaarden dienen in hun ogen als cultureel erfgoed beschermd te worden. Verenigingen zijn volgens de USBO-onderzoekers zeker geen filialen van een sportbond of uitvoeringsinstanties van de overheid. Het zijn autonome organisaties met een traditioneel wedstrijdgeoriënteerd aanbod en een sterk naar binnen gekeerde op solidariteit, saamhorigheid en vrijwillige inzet gebaseerde organisatiecultuur.

Zo'n vereniging creëert uniek sociaal kapitaal. Bonding kapitaal gebaseerd op groepsidentiteit en dat zorgt voor onderling vertrouwen binnen de groep. Bridging kapitaal gebaseerd op zwakke verbanden en dat leidt tot positieve ervaringen met anderen buiten de eigen vertrouwde kring. In de USBO-visie wordt de 'bonding en bridging' waarde van de klassieke sportvereniging nogal opgehemeld. De negatieve effecten van opgebouwd sociaal kapitaal (uitsluiting van anders denkende en/of anders uitziende groepen, vriendjespolitiek, machtsmisbruik, e.d.) blijven onderbelicht. Te veel bonding sociaal kapitaal leidt tot weinig openheid voor innovatie en niet snel aangaan van bredere verbanden buiten de eigen kring. In deze bundel lijkt de klassieke vrijwilligersorganisatie bijna heilig. Professionalisme in al haar gedaanten (betaalde krachten, planmatigheid, efficiënte inzet van middelen, output sturing enzovoorts) wordt als het kwaad beschouwd. De toenemende instrumentalisering (de sportvereniging is een middel om andere dan sportinstrinsieke doelen te bereiken) en vermarkting (niet de sportieve maar de financiële/commerciële winst staat centraal) zijn de grote boosdoeners. Ze bewerkstelligen professionalisering en bedreigen de vrijwilligheid. Staat de verenigingsstructuur de (maatschappelijke) ontwikkeling van de sport in de weg?

Naar een toekomstbestendige sportclub
Aan het eind van de onderzoeksbundel vragen de samenstellers zich af: ‘hoe nu verder’? De eigen aard en karakteristieken van een diversiteit aan type sportverenigingen zal hoe dan ook gerespecteerd dienen te worden. De ene club hecht aan autonomie en improviseren, de andere vereniging heeft juist behoefte aan professioneel kader en goed doordachte projectplannen. Als recht wordt gedaan aan 'het van onderaf op vrijwillige basis organiseren van sportactiviteiten' is toekomstbestendigheid en continuïteit gegarandeerd, aldus de onderzoeksgroep.

Resultaten in het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Ook sportclubs maken onderdeel uit van een groter geheel. In dit geval van de piramidaal opgebouwde sportwereld, de veranderende civil society en het domein van de faciliterende overheid. De helft van alle sporters is nu al geen lid (meer) van een vereniging. Privaatrechtelijke organisaties en bedrijven begeven zich meer dan ooit op de sportmarkt en gaan met overheden op sportgebied publiek-private samenwerkingsrelaties aan. Zelfs de hoeder van de georganiseerde sport NOC*NSF kiest niet langer onverkort voor de toekomst van de traditionele sportvereniging. Niet het voortbestaan van het verenigingsleven, maar het kwantitatief en kwalitatief bevorderen van sportdeelname wordt door de koepelorganisatie voorop gesteld. De (semi)publieke overheidsorganen willen steeds vaker aantoonbaar waar voor hun geld. De overheidsinvesteringen in de vele sportvoorzieningen en ondersteunende instanties voor en rondom sportverenigingen vragen meer en meer om tegenprestaties van de clubs. De sportvereniging van morgen is met handen en voeten verbonden met private en (semi)publieke instituties of met uiteenlopende maatschappelijke organisaties op het gebied van zorg, welzijn en onderwijs. Allianties met non-profit civil society, de markt en de overheid in de glorende netwerksamenleving zijn dan ook vanzelfsprekend.

Het wordt tijd voor een nieuwe organisatiekundige kijk op de sportvereniging en een andersoortige onderzoeksbenadering dan die van de Utrechtse school. Anders blijft de ‘hoe verder’-vraag hangen. Blijven we in cirkels redeneren ben ik bang. Mijn hoop is gevestigd op de waarderende onderzoeksbenadering die Berend Rubingh en Sjors Brouwer handen en voeten gaan geven in hun studie naar het verandervermogen van voetbalverenigingen. De voetbalclub als maatschappelijk robuuste combi-organisatie. Met een eigen identiteit, meer dan één doel en een flexibel programma aanbod. Als daar geen toekomstmuziek in zit.

Leestips:
Stokvis, R (2010). De sportwereld. Een inleiding. Nieuwegein: Arko Sports Media
Boesenkool, J. , J. Lucassen, M. Waardenburg & F. Kemper (2011). Sportverenigingen: tussen tradities en ambities. Nieuwegein: Arko Sports Media

Adri Broeke (1946) verdient(de) de kost als bollenpeller, bakkersknecht, gymleraar, beroepsopleider, consultant, lector en als onderzoeker. Op 25 maart 2010 is hij gepromoveerd. De titel van zijn proefschrift: ‘Professioneel Sportmanagement Vernieuwen’. Zijn favoriete boek is: ‘De A.F.C.’ers’ van J.B. Schuil.
« terug

Reacties: 6

-
22-11-2011
Een bijzonder interessante omschrijving van de spagaat waar verenigingsleden in zitten. Enerzijds subsidiejunk met alleen maar wensen, maar anderzijds mopperend dat de contributie omhoog gaat zonder zelf een bijdrage te willen leveren. Florerende verenigingen weten zich te onderscheiden door méér te zijn dan sportaanbieder. Ze kijken naar de wens van het sportlid, maar ook naar wat hij/zij wél voor bijdrage kan c.q. wil leveren aan het 'gemeenschappelijke'. Dan desnoods maar wat minder leden.... Ik liep laatst tegen een vereniging aan die een 'wachtlijst' had voor diensten die leden willen bijdragen. Interessant discussiestuk? Gerben Rodts
-
22-11-2011
Zeer goed artikel! Het wordt inderdaad eens tijd voor een perspectief dat organisaties wel verder brengt! Gr Tim
-
22-11-2011
Hoi Adri, De behendige hand van de bollenpeller blijft herkenbaar, of is 't meer fileren geworden? Je blijft lezenswaardig! Groeten, Jan Boot
-
22-11-2011
Treffende typologie van de dominante smaak in het Nederlands sportwetenschappelijk onderzoek! Hoog tijd voor verbreding, daar wordt de sport zeker beter van. Sandra Meeuwsen
-
22-11-2011
Ha Adri, niet wat je schrijft (altijd de moeite van het lezen waard) maakt dat ik even reageer, maar simpelweg dat je weer schrijft. Je bent kennelijk weer de oude, mooi, Ron van Zonneveld
-
08-12-2011
Interessant stuk en voor mij leuk om te lezen,omdat ik bij Helder en HRC heb gespeeld en ook trainer ben geweest bij FC Den Helder. Ik ben nu werkzaam bij de KNVB voor het zaalvoetbal. Ook wij zijn druk doende om te kijken naar de club in de toekomst en dat is voor een indoorsport anders dan voor een outdoorsport. Ik wil graag met u in contact komen om eens van gedachten te wisselen over onze denkwijze voor wat betreft de toekomstbestendige club. Mijn emailadres is marius.privee@knvb.nl.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst