Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Feedback XL-Item

Naar een klinisch psychologisch gestoelde sportpsychologie? 28 januari 2014

door: Rob Pijpers & Vana Hutter
Als (mede)oprichters van de Postacademische opleiding tot Praktijksportpsycholoog zijn we altijd in voor een discussie over het mooie vakgebied van de sportpsychologie. Graag geven we daarom gehoor aan de oproep van Annemieke Zijerveld om te discussiëren over de vraag hoe we ons als sportpsychologen verder kunnen ontwikkelen en verbeteren.

Annemieke Zijerveld voert een pleidooi om de focus (excuses voor het woord) van de sportpsychologie te richten op het bevorderen van prestaties van de sporters (er zijn niet veel sportpsychologen die dat betwisten) én de ‘geestelijke gezondheid’ van de sporters centraal te stellen. Het ‘absolute’ doel van de sportpsychologie moet zijn (naast het bevorderen van prestaties) - aldus Zijerveld - om de geestelijke gezondheid van sporters te bevorderen. Bijgevolg zou de klinische psychologie een veel nadrukkelijker rol moeten spelen binnen de sportpsychologie dan nu het geval is. En om dat doel te bereiken zou de klinische psychologie een prominente rol moeten krijgen binnen het opleidingstraject van de sportpsychologen.

Wij denken niet dat de door Zijerveld voorgestelde route bewandeld moet worden. Door het bevorderen van de geestelijke gezondheid van sporters als een van de twee hoofddoelen van de sportpsychologie te verheffen, wordt als snel de indruk gewekt dat het slecht gesteld is met de geestelijke gezondheid van sporters die een sportpsycholoog raadplegen – een beeld, of om het wat zwaarder aan te zetten, een stigma, waartegen de sportpsychologie al vanaf haar begintijd krachtig strijdt. Kort door de bocht is de sportpsychologie niet bedoeld voor mentaal ‘zwakkeren’, maar voor sporters die alles uit hun sport willen halen en daar hoort mentale training (een onderdeel van de sportpsychologie) bij. Bovendien, de doelen en uitkomsten van sportpsychologische begeleiding kunnen heel divers zijn in een maatwerkvak als het onze, waarbij ook in Nederland (gebaseerd op het werk van Anderson) een aantal generieke uitkomsten wordt onderscheiden, waaronder ‘welzijn van de sporter’ (!!), ‘kwaliteit van de sportbeleving’ (!) en ‘psychologische vaardigheden’ en ‘prestaties’. Ter informatie, in Nederland wordt daar onderzoek naar gedaan in samenwerking met onze Scandinavische collega’s.

Zijerveld verbaast zich erover - en stelt ook met zoveel woorden - dat sportpsychologen summiere kennis hebben van wat zij noemt ‘de klinische aspecten van de psychologie’. Nog los van de vraag of deze bewering juist is, is de oorzaak die zij noemt voor het vermeende gebrek aan kennis van de klinische psychologie wonderlijk. Zijerveld stelt 'Naar mijn idee kan dit worden toegeschreven aan de opleiding zoals deze thans bestaat voor sportpsychologie'. Uit de tekst die volgt is op te maken dat zij daarbij doelt op de Postacademische opleiding tot Praktijksportpsycholoog . Nu is dit een dijk van een opleiding (schrijven we met een knipoog), maar dat de opleiding al zoveel invloed heeft in sportpsychologenland, dat zouden wij als oprichters van de opleiding zelfs niet durven te beweren. De opleiding bestaat nog niet zo heel lang (vanaf 2007), wordt gevolgd door afgestudeerde psychologen en - inderdaad - (een geringer aantal) bewegingswetenschappers; de meeste docenten die verbonden zijn (of waren) aan de opleiding, hebben als opleidingsachtergrond psychologie.

Kortom, het is hoogst onwaarschijnlijk dat de enkele afgestudeerden van de Postacademische opleiding tot Praktijksportpsycholoog en die als bewegingswetenschapper zijn ingestroomd, ‘verantwoordelijk’ kunnen worden gesteld voor het beeld dat sportpsychologen te weinig kennis hebben van de klinische psychologie. Het door Zijerveld opgeroepen beeld doet ook geen recht aan de kennis en kunde van diverse collega-sportpsychologen die over aantoonbare kennis beschikken van de klinische psychologie (zie het register VSPN-Sportpsycholoog®).

Het is een column die Annemieke Zijerveld schreef over de richting waarin de sportpsychologie zich zou moeten ontwikkelen. Een column mag prikkelend en scherp worden verwoord, graag zelfs. Hoewel onderbouwing van uitspraken in een column niet noodzakelijk is, zijn we wel benieuwd naar de onderbouwing van uitspraken die Zijerveld doet.

Is het inderdaad zo dat psychische problemen vaak onderbelicht blijven en dat psychische problemen vaak niet juist gediagnosticeerd? Wat bedoelt zij met het begrip ‘geestelijke gezondheid van atleten’? Valt het hard te maken dat in het Nederlandse sportklimaat sportpsychologen niet verder zijn gekomen dan focus en flow? Dat lijkt ons een karikatuur. Sprekend over peak performance, focus en flow, waarom zouden dat ‘lege concepten’ zijn als 'er geen sprake is van een tevreden en in balans zijde atleet'? Is Zijervelds toevoeging niet eerder ‘leeg’, want hoe kan er sprake zijn van peak performance, focus en flow als er geen sprake is van een in balans zijnde sporter?

De Vereniging voor Sportpsychologie in Nederland (VSPN) heeft een beroepsprofiel van de sportpsycholoog opgesteld en is druk doende met het formuleren van de beroepscompetenties. Dat heeft alles te maken met de vraag ‘waar moet het naar toe met de sportpsychologie’. Naar ons idee is de sportpsychologie in Nederland toe aan (verdere) specialisatie. De Postacademische opleiding tot Praktijksportpsycholoog verrijkt het veld met jonge professionals met een gemeenschappelijke, brede basis. Het zijn academisch gevormde professionals die inzetbaar zijn in alle sportdisciplines en die handelen volgens de ‘Gedragscode voor de leden van de Vereniging voor Sportpsychologie in Nederland (VSPN)’.

Een diversiteit aan achtergronden van de cursisten is geen probleem, integendeel zelfs, het biedt de kans om uitgaande van en bovenop die gemeenschappelijke basis een breed spectrum aan persoonsgebonden specialismen te ontwikkelen. Voorbeelden van die specialismen zijn: kennis van de klinische psychologie, specifieke ervaring in een bepaalde tak van sport, kennis van de trainingsfysiologie, kennis van het begeleiden van jonge sporters, et cetera. Via die weg zijn we in staat om het brede scala aan hulpvragen van sporters, coaches, trainers en teams op maat te bedienen.

Met Annemieke Zijerveld hopen we dat deze discussie op Sport Knowhow XL een impuls geeft aan de verdere ontwikkeling en verbetering van de sportpsychologie.

Vervolg discussie...
Op dinsdag 4 februari heeft Annemieke Zijerveld via deze column op het bovenstaande gereageerd.

Rob Pijpers is als docent werkzaam bij de Faculteit der Bewegingswetenschappen (FBW), Vrije Universiteit te Amsterdam en als docent/onderzoeker werkzaam bij EXPOSZ, een van de expertisecentra van de FBW. Zijn onderzoek richt zich op de effecten van nervositeit op het perceptueel-motorisch handelen. Hij is één van de oprichters, en de huidige opleidingscoördinator, van de Postacademische Opleiding tot Praktijksportpsycholoog.

Vana Hutter werkt als docent/adviseur/onderzoeker bij EXPOSZ, faculteit der Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam. Zij is sportpsycholoog VSPN® en inspanningsfysioloog en kent de sportpraktijk van binnen uit, door haar werk in de top- en breedtesport. Zij is één van de oprichters van de post-academische opleiding tot praktijksportpsycholoog en bestuurslid van de Europese federatie voor sportpsychologie (FEPSAC).
« terug

Reacties: 1

Frits Avis
05-02-2014

Naar een effectieve en efficiënte Praktijk Sportpsychologie: De juiste dingen goed doen! Niet naar een klinisch psychologisch gestoelde sportpsychologie. Niet terugtrekken in de loopgraven of voorwaarts mars. Gelet op mogelijke misverstanden, gebrek aan kennis en positie is het misschien goed om een aantal zaken die in de discussie aangehaald zijn op een rijtje te zetten. Dit kan via een medium als Sport Knowhow XL natuurlijk slechts kort en oppervlakkig, met alle nadelen van dien. Honderden boeken, duizenden artikelen en andere producten staan ter beschikking om zich te informeren en een oordeel te vormen over sportpsychologie in de meest brede zin. Wel blijft het dan lastig één en ander weer terug te brengen tot een ‘hapklare brok’ die voor iedereen verteerbaar is. Natuurlijk zijn er ook andere manieren en gelegenheden om de discussie te voeren en uitgebreider en dieper in te gaan op de complexe materie en gesignaleerde problematiek, variërend van een kopje koffie, via een ronde tafelgesprek, tot een symposium of congres. Lustrum VSPN? Algemeen gesteld zijn de voornaamste redenen om (top)sport te bedrijven: (plezierige) ervaringen en belevingen, groei en ontwikkeling (zowel individueel en sociaal), (beter) presteren, gezondheid, professie en status, naast een aantal andere al of niet persoonlijke redenen. Afhankelijk van het niveau van de sportbeoefening zal er sprake zijn van andere accenten. Bij de sportbeoefening kunnen verschillende personen op allerlei onderling verbonden en samenhangende terreinen een rol spelen. Voor het mentale terrein ligt het voor de hand dat dit de sportpsycholoog is. Sporters en teams die een sportpsycholoog raadplegen doen dit om uiteenlopende, persoonlijke reden. Soms meer dan één en vaak met elkaar samenhangend. In het contact blijkt vaak dat er een laag, onder een laag, onder een laag ... is. De hulp van een sportpsycholoog kan zijn voor meer algemene zaken als organisatie en structuur van het gedrag in het (sport)leven, tijdmanagement, gezonde levensstijl, maar ook voor attitude en motivatie, omgaan met succes-falen-winnen, interactie en communicatie en leiderschap, teamcohesie, aandacht, focus en concentratie, energie- en emotiemanagement, zelfvertrouwen, zelfbeeld en eigenwaarde, voor mentale vaardigheden (skills) m.b.t. waarnemen, denken, verbeelden, voelen, willen, doen, moed, geduld, volharding: doelenstellen, gedachtencontrole, mentaal representeren, ontspannen, voorbereiding op training en wedstrijden, herstel van blessures, overtraining en bornput, subklinische symptomen en voor mogelijke doorverwijzing voor klinische/psychiatrische problematiek. Zie ook MCS-SP Gardner&Moore (2006). Dit alles persoons- en/of teamgebonden, gebaseerd op ‘detective-werk’ en vaak sporttakspecifiek! Voor een onderdeel van het werkveld, mentale training, geeft het boekje -Als het erop aan komt ... Verbeter je prestatie door mentale training Rico Schuijers Cors van den Brink, Eimer Wieldraaijer m.m.v. Mariëtte Zeedijk (2013) een aardig beeld door de verhalen van twaalf mensen over hun ervaringen met mentale training. Als we ons de omvang van het werkterrein van de praktijksportpsycholoog realiseren dan is een discussie waarin centraal staat dat de sportpsychologie zich zou dienen te richten op het bevorderen van prestaties en de geestelijke gezondheid van sporters wel erg beperkt! En doet geen recht aan bovenstaande schets. Maar ook verwarrend als begrippen niet duidelijk zijn en door elkaar heen worden gebruikt.Zo is bevorderen van de geestelijke gezondheid op te vatten als educatief/preventief. Hulp bieden, zorg verlenen door het behandelen van (elite) sporters die kampen met psychische problemen, ‘geestelijk geblesseerd zijn’/ ‘mentaal ziek’ zijn, als klinisch/curatief. Het feit dat Pijpers & Hutter rekening houden met de grotendeels achterhaalde opinie, het stigma, dat het slecht gesteld zou zijn met de geestelijke gezondheid van sporters die een sportpsycholoog raadplegen en deze daardoor zelfs lijken over te nemen, neemt het bovenstaand geschetste ook niet serieus! Inderdaad is het kort door de bocht te stellen dat de sportpsychologie niet bedoeld is voor mentaal “zwakkeren”. Immers is het niet een doel en mogelijkheid van de sportpsychologie sporters mentaal sterker, weerbaarder, mentaal taaier (mentally tough) te helpen worden? “You don’t have to be sick to get better!” Dit is niet anders dan of in strijd met (“ ... maar ... ” Pijpers & Hutter) sporters die alles “uit hun sport” (of ‘uit zichzelf’?) willen halen. Beide groepen maken immers van de mogelijkheden van de sportpsychologie gebruik om het beste uit zichzelf te halen! Maatwerk voor iedereen! Helaas kent men altijd pas achteraf het resultaat. Voor mijn opvatting over de ideeën en onderbouwing van uitspraken van Zijerveld over kennis en kunde op het gebied van de (klinische) sportpsychologie van Sportpsychologen VSPN®, en mogelijke oorzaken daarvan, verwijs ik naar mijn reactie op haar eerste bijdrage aan de discussie op 14-01-2014. Terzijde: de VSPN kent volgens publiekelijk toegankelijke gegevens momenteel 77 Praktijk Sportpsychologen; 59 met Master/Doctoraal Psychologie, 13 met Master Bewegingswetenschappen, 5 met niet vermelde opleiding; waaronder zelfs een Professor aan de Victoria University Melbourne Australië. Terecht merken Pijpers en Hutter op dat de VSPN druk doende is met betrekking tot de beroepsuitoefening, een voortdurend proces van kwaliteitsverbetering en –bewaking. Te stellen dat ‘diversiteit aan achtergronden van de cursisten geen probleem is’ behoeft een kanttekening: deze diversiteit is in de statuten van de VSPN bewust beperkt tot psychologen en bewegingswetenschappers. De accreditatie-eisen c.q. het curriculum van de POPS moeten er voor zorgen dat zowel psychologen als bewegingswetenschappers, ondanks een verschillende vooropleiding op vergelijkbare wijze gekwalificeerd zijn als Praktijk Sportpsycholoog VSPN®. De toevoeging “ ... in tegendeel zelfs, het biedt de kans om uitgaande van en bovenop die gemeenschappelijke basis ... “ is, gelet op het bovenstaand aangegeven verschil in opleiding, op deze wijze geformuleerd niet correct. Juist de POPS dient te zorgen voor een gemeenschappelijke basis waarop een breed spectrum aan persoonsgebonden specialismen ontwikkeld kan worden. Ook ik hoop dat deze discussie op Sport Knowhow XL de verdere ontwikkeling van de sportpsychologie en de beroepsuitoefening ten goede komt! De toekomst zal het leren. Frits Avis.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst