Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Vraag & Antwoord-Item

De vraag van Dennis Wiersma aan Cees Klaassen 7 februari 2023

  • De vraag van… Dennis Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
  • Aan... Cees Klaassen, directeur van KVLO, vakvereniging voor docenten en leerkrachten lichamelijke opvoeding en combinatiefunctionarissen onderwijs en sport


DennisWiersma150FCDe vraag

Afgelopen jaren heeft de KVLO samen met mijn ministerie en een heel aantal andere bevlogen partners hard gewerkt aan het realiseren van het '2+1+2 model': per week twee uur bewegingsonderwijs, een uur aanvullend bewegen onder schooltijd en twee uur sporten na schooltijd. Hier is in het land heel veel op gebeurd. Wat vind jij de mooiste voorbeelden waarin het onderwijs en de sportwereld heel goed samenwerken en elkaar versterken?

CeesKlaassen175FCHet antwoord

Samenwerking tussen onderwijs en sport loont. Er zijn gelukkig al veel goede voorbeelden te geven waarin het onderwijs en de sportwereld goed samenwerken en elkaar versterken. Wat dat betreft is er de laatste jaren inderdaad veel gebeurd om trots op te zijn.

2+1+2 in het basisonderwijs
Als ik kijk naar de goede voorbeelden van het '2+1+2 model', en dan met name de vormgeving en uitvoering van het naschoolse sportaanbod (de +2), dan wil ik graag als ‘best practice’ wijzen op de aanpak van twee wijken in Arnhem: Schuytgraaf en Malburgen.

In de Schuytgraaf werken basisscholen en sportverenigingen nauw samen voor een rijk en divers naschools kennismakingsaanbod voor de kinderen. In de eerste periode (vanaf medio september 2022) hadden al bijna 150 leerlingen deelgenomen en zijn er kinderen doorgestroomd naar de verenigingen. Het beweegteam - bestaande uit vakleerkrachten lichamelijke opvoeding en buurtsportcoaches - coördineert dit programma, maakt goede afspraken met de verenigingen (over fysiek- en sociaal veilige omgeving en kwalitatief aanbod) en zorgt voor het uitnodigen van de kinderen. Doordat de coördinatie bij het beweegteam ligt, wordt de school ontzorgd, is er zicht op de kwaliteit en kan het uitnodigen en toewijzen van plekken ook op maat worden gedaan. Meer over deze succesvolle samenwerking lees je hier (in hoofdstuk 4).

"Er zijn nog veel meer mooie en inspirerende verhalen te delen, zoals het bewegingsprogramma ClubExtra voor kinderen met een motorische achterstand"

Dan is er nog het programma van de Johannesschool uit de wijk Malburgen, die samen met de gemeente, sportbedrijf en buurtsportcoaches een breed beweegaanbod op de school heeft gerealiseerd. In deze video valt te zien hoe de school dit aanpakt en bewegen onderdeel van de schooldag heeft gemaakt:

Speciaal Onderwijs
Naast bovenstaande voorbeelden zijn er nog legio mooie en inspirerende verhalen te delen, zoals het bewegingsprogramma ClubExtra voor kinderen met een motorische achterstand, die net dat beetje extra nodig hebben in de +2.

Ook is er het programma Sport Heroes, een sportstimuleringsprogramma voor leerlingen binnen het (voortgezet) speciaal onderwijs (6-19 jaar). Gestart omdat kinderen en jongeren met een beperking aanzienlijk minder sporten. De leerlingen en hun wensen worden centraal gezet. Op basis daarvan worden passende sport- en beweegactiviteiten aangeboden in een overzichtelijk tempo. Eerst een kennismaking met de sport onder schooltijd, vervolgens na schooltijd - maar nog wel in de veilige omgeving van de school - en tot slot wordt (onder begeleiding) de stap naar het verenigingsleven gemaakt.

"Docenten LO zijn, met ‘het oog van de meester’, als geen ander in staat om met hun kennis en expertise de sportpotentie van hun leerlingen vast te stellen"

Sportoriëntatie in het voortgezet onderwijs
In het voortgezet onderwijs maakt Sport Oriëntatie en Keuze (SOK) al jaren deel uit van het (verplichte) reguliere LO-programma, waarin leerlingen kennismaken met de actuele beweeg- en sportcultuur. Daarnaast is de afgelopen 8 jaar het aandeel scholen in het voortgezet onderwijs met aanvullend lesaanbod sport en bewegen flink gestegen: van 53 procent in 2014 naar 80 procent in 2022. Het gaat dan om de keuzevakken Bewegen, Sport en Maatschappij bij havo en vwo, en Lichamelijke Opvoeding-2 bij het vmbo. Dit blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut onder docenten lichamelijke opvoeding (LO).

Tijdens de NOC*NSF Talentdagen is eveneens de verbinding tussen sport en onderwijs succesvol gevonden. Docenten LO zijn, met ‘het oog van de meester’, als geen ander in staat om met hun kennis en expertise de sportpotentie van hun leerlingen vast te stellen. Om die reden heeft NOC*NSF gymleraren in de gelegenheid gesteld om een of meerdere leerlingen uit het voortgezet onderwijs voor te dragen voor de Talentdag op Papendal. Het zal hiermee niet de laatste keer zijn dat onderwijs en sport elkaar versterken.

XL5VraagAntwoord-CK-1Dat geldt ook voor de organisatie van Olympic Moves, de grootste schoolsportcompetitie van Nederland: in totaal doen hier maar liefst honderdduizend middelbare scholieren aan mee en op de finaledag (op Papendal) ongeveer zesduizend leerlingen en nog eens duizend gymleraren. Een fantastisch spektakel én een kans nader kennis te maken met andere, nieuwe sporten.

Professionalisering van het kader
Natuurlijk zijn er ook nog uitdagingen waar we mee aan de slag kunnen. Zo is het bekend dat lokale sportaanbieders, zoals sportverenigingen, niet altijd even snel geschikt kader kunnen vinden en ook niet altijd goed raad weten met de steeds grotere verschillen tussen de deelnemers en hun motieven. Een goede begeleiding van deze diverse deelnemersgroepen vraagt om pedagogische en didactische vaardigheden. Ook hierin kunnen we elkaar versterken. Met de kapstok 2+1+2 is er ruimte voor samenwerking, voor beide partijen een verrijking en daarmee versterking!

JeroenVanLeeuwen150FCVolgende keer het antwoord op de vraag van Cees Klaassen aan Jeroen van Leeuwen, technisch directeur van de KNGU:
Het valt mij op dat de pedagogisch didactische aanpak zoals we die kennen in het bewegingsonderwijs ook binnen de sport van grote betekenis kan zijn. Juist binnen het naschools aanbod liggen er veel kansen voor de (georganiseerde) sport. Ik heb begrepen dat de KNGU zich als ambitie heeft gesteld het pedagogisch handelen in de toekomst gelijk te stellen aan logisch handelen, om te komen tot een excellent pedagogisch sportklimaat. Wat mij betreft een prachtig streven voor vele sporten en hun bonden. Hoe kunnen sportbonden, waaronder ook de KNGU, dit in jouw ogen het beste realiseren?

« terug

Reacties: 1

chris hazelebach
09-02-2023

Er gebeurt veel tussen onderwijs en sport. Misschien is wel de belangrijkste aanpassing dat de sport langzamerhand de regel- en materiaalaanpassingen die het onderwijs toepast met jonge kinderen ook toe gaat passen in de sport. Zie het onderzoek van Mulier over Regelaanpassingen in de sport. Lang heeft het onderwijs geprobeerd zich aan te passen aan de sport, gelukkig kijkt de sport nu ook naar het onderwijs om te zien hoe sportief bewegen voor 4-8 jarige er uit kan zien. Dat kan niet hetzelfde zijn als voor 8-12 jarigen. Als de sport voor jonge kinderen aantrekkelijk wil blijven dan vraagt dat om  een ander soort sportaanbod. Dit kan door vakleerkrachten in het basisonderwijs samen met de buurtsportcaoch ontwikkeld worden. Maar als een vakleerkracht op 4 vierschillende scholen moet lesgeven dan is dat al zo zwaar, dat er weinig energie overblijft voor de gewenste ontwikkeling. 

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst