Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Vraag & Antwoord-Item

De vraag van Joris Hermans aan Johan Steenbergen 22 februari 2022

  • De vraag van… Joris Hermans, Hoofd Sport aan de Radboud Universiteit in Nijmegen
  • Aan... Johan Steenbergen, senior onderzoeker bij het Mulier Instituut


De vraag

JorisHermans150FCBeste Johan, we horen de laatste tijden, en dit is natuurlijk niet van de laatste tijd, dat binnen sport sprake is van grensoverschrijdend gedrag en onheuse bejegening. Er zijn hierop de afgelopen jaren tal van onderzoeken uitgevoerd en ook wel beleid op geformuleerd. Nu wordt er een breed onderzoek uitgevoerd. De uitkomsten moeten we natuurlijk nog afwachten, maar zou jij eens iets kunnen zeggen waar men binnen zo’n onderzoek rekening mee zou moeten houden en zou er niet, zoals we in de gezondheidszorg hebben, een soort ethische commissie moeten worden geformeerd zodat we als sportwereld structureel hierover kunnen nadenken (in plaats van reactief te moeten zijn op het moment dat zaken zich voordoen)?

JohanSteenbergen175FC-2

Het antwoord

Dank Joris voor deze vraag! Zo’n breed onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag kan natuurlijk op verschillende manieren worden uitgevoerd. Ik wil hier, zonder dat ik weet hoe ze dit onderzoek uitvoeren, gewoon wat meer (sport)filosofische inzichten inbrengen. Zoals je weet ben ik altijd geïnteresseerd in (sport)filosofie en mijn antwoord wil ik ook vanuit een wat meer sportfilosofisch (ethisch) perspectief aanvliegen. Welke filosofen zouden mij, in alle bescheidenheid, nu inspireren om richting te geven aan het onderzoek en onderzoeksresultaten te duiden? Zo’n onderzoek zal namelijk zowel empirisch van aard moeten zijn alsook zouden deze data door middel van analyse patronen of mechanismen aan het licht moeten brengen. De filosofie kan hier behulpzaam zijn en ik zal hier enkele filosofen naar voren brengen. Ik eindig met wat ideeën over hoe structureel meer aandacht is te besteden aan sportethische thema’s.

"Zoals dé mens niet bestaat, zo bestaan ook niet dé vrouw, dé man, het kind en dé jongere. De werking van deze wet zou ik leidend laten zijn voor een onderzoek naar grensoverschrijdend handelen binnen de sport"

Pluraliteit is de wet van de aarde
Ik ben een bewonderaar, geen kenner, van de filosoof Hannah Arendt. Wat me bij haar fascineert is dat ze uitgaat van het dagelijks handelen van mensen in hun directe omgeving. In veel filosofische werken, vooral de wat meer klassieke, is er de neiging om bijvoorbeeld te praten over de mens, de vrouw, de man en de wereld. Zij stelt in een veel geciteerde passage het volgende ‘niet de mens, maar mensen bewonen deze planeet. Pluraliteit is de wet van de aarde’.

XL7VraagAntwoordJH-1Met deze woorden brengt ze tot uitdrukking dat niet enkelvoudigheid of eenduidigheid, maar meervoudigheid of meerduidigheid kenmerkend is voor de wereld waarin wij leven. Zoals dé mens niet bestaat, zo bestaan ook niet dé vrouw, dé man, het kind en dé jongere. De werking van deze ‘wet van pluraliteit’ zou ik leidend laten zijn voor een onderzoek naar handelen binnen de sport. Dat betekent dus met zoveel mogelijk actoren gesprekken voeren, denk aan trainers, bestuurders, jongeren en ouders. Naast gesprekken zijn ook documenten als notulen, correspondentie, beleidsteksten relevant. In beginsel dus oog voor verschillen.

Objectificatie van mensen en instrumentalisering van sport
In de analyse zal hoe dan ook iets tot uitdrukking komen van wat objectificatie wordt genoemd. Een begrip dat ik onlangs (weer) tegenkwam bij filosoof Martha Nussbaum, maar al decennialang een centraal begrip is binnen de feministische theorievorming. Haar laatste werk ‘Bastions van Hoogmoed’, vers van de pers, gaat expliciet in op vormen van machtsmisbruik door mensen - vooral mannen - die menen dat ze boven anderen staan. Ze doet dit aan de hand van het concept hoogmoed en ziet deze hoogmoed heel sterk binnen drie bastions: de federale rechtspraak, de podiumkunsten en college sport (vooral de Amerikaanse context dus).

"Het zou me niet verbazen dat er binnen de onderzochte sportpraktijken sprake is van een of meer vormen van objectificatie"

Het gaat mij hier niet om de analyse van deze bastions, maar om het begrip objectificatie: een mens of een dier louter zien als een object. Een object heeft geen eigen wil, geen gevoelens en ook geen eigen ervaringen. Objectificatie manifesteert zich op verschillende manieren. Nussbaum noemt er zeven, ik noem hier twee: inwisselbaarheid en instrumentalisering. Inwisselbaarheid houdt in dat iemand wordt behandeld alsof het probleemloos vervangen kan worden door iets of iemand anders. Instrumentalisering is het behandelen van iets of iemand (slechts) als middel om een doel te bereiken.

XL7VraagAntwoordJH-2Dit is op het niveau van de ‘directe interactie’, bijvoorbeeld tussen bijvoorbeeld ‘trainer en sporter’, ‘ouder en trainer’, ‘ouder en kind’, ‘trainer en bestuurder’ en ‘bestuurder vereniging en bond’. Het zou me niet verbazen dat er binnen de onderzochte sportpraktijken sprake is van een of meer vormen van objectificatie. Dus ik zou de gesprekken die hoe dan ook worden gehouden vanuit dat perspectief bezien.

Sport als instrument...
Er is natuurlijk altijd sprake van een context waarbinnen deze interacties tot stand komen, ze bevinden zich niet in een contextueel vacuüm. Als we op institutioneel niveau kijken, en dan bedoel ik zowel beleidsmatig als politiek, dan is er in ieder geval één trend die we hoe dan ook zien en dat is dat sport steeds meer wordt aangewend als middel om tal van doeleinden te bereiken. Sport is dan een instrument om gezondheid te realiseren, de nationale trots te verhogen, integratie, sociale samenhang, aanleren van bepaalde waarden en normen, et cetera. Ik durf hier de stelling aan dat deze toenemende instrumentalisering op instititutioneel niveau, waaronder dus ook de medaillejacht en de toekenning van financiering, debet is aan objectificatie tijdens de ‘directe interactie’.

XL7VraagAntwoordJH-3Ik kan hier nog verschillende filosofen noemen. Zoals Michel Foucault over het beschrijven en duiden van systemen en de (sociaal-historische) gelaagdheid hiervan. Maar ik wil hier kort eindigen met filosoof Judith Butler. Wat zij vooral benadrukt is de rol van taal in het normeren van praktijken. De taal openbaart bijvoorbeeld wie wel of niet mag meedoen, wie macht en gezag heeft, welke waarden en normen leidend zijn. De taal is hierin zowel construerend, maar ook vormt taal het medium waarin tal van veronderstellingen zijn bloot te leggen. Dit zijn zo wat filosofen, maar hoe krijgen we nu wat structureler aandacht voor sportethisch onderzoek?

Samenwerking en continuïteit
De thematiek van grensoverschrijdend gedrag, racisme, sportiviteit & respect, integriteit sportbestuur, criminele inmenging en pedagogisch sportklimaat zijn zo belangrijk dat ze structureel aandacht verdienen. Niet of niet alleen, zoals nog vaak gebeurt, reflectie wanneer er incidenten zijn, maar er zou voortdurend aandacht voor moeten zijn. Dit kan op verschillende manieren. Ik denk aan een breed lectoraat waarbinnen verschillende hogescholen samenwerken. Dus een soort bovenschools lectoraat met een bezetting van kenniskringleden vanuit verschillende hogescholen. Er kan dan structureel en interdisciplinair (of zelfs transdisciplinair) onderzoek worden verricht. Ook is er een directe link met het onderwijs, en dus met onze toekomstige professionals in de sport.

"Structurele aandacht voor sportethische kwesties vanuit meer samenwerking binnen Nederland, het lijkt mij een mooi streven!"

Een andere manier is het formeren van een onafhankelijke sportethische commissie. Zo’n commissie kan dan op gezette tijden reflecteren op ontwikkelingen in ‘de’ sport. Zo’n twintig jaar geleden was ik zelf lid van de ethische commissie van sportgeneeskunde. Daar zaten verschillende mensen in, (sport)artsen, juristen en ik als sportethicus. Op een zeker moment kozen we ervoor om heel concreet te reflecteren op casussen die vanuit ‘de’ sportwereld werden ingebracht. Daar schreven we dan korte artikelen over in het blad van de Vereniging voor Sportgeneeskunde. De opbouw van die artikelen was rechttoe rechtaan, uitleg van de casus, de perspectieven verhelderen en dan met een soort advies komen ‘hoe te handelen’. Ik zie dit wel voor me en dan niet alleen onderzoekers, maar ook professionals en met inbreng van sporters.

Ik kan hier nog veel meer over zeggen, maar zo’n structurele aandacht voor sportethische kwesties vanuit meer samenwerking binnen Nederland, het lijkt mij een mooi streven!

WillemijnBaken150FCVolgende keer het antwoord op de vraag van Johan Steenbergen aan Willemijn Baken:
Je bent als Strategisch Adviseur Impact Sport en Bewegen van ZonMw onder meer verantwoordelijk voor het programma MOOI (Missiegedreven Ontwikkeling van Onderzoek en Innovatie). Wat is de opzet van het programma en wat beoogt het? Welke bijdrage wil dit programma leveren aan ‘de’ sportsector?


 

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst