- De vraag van… Arthur Bennink, sportfysiotherapeut/eigenaar van Pro-F Professionele Fysiotherapie
- Aan... Joris Hermans, Hoofd Sport aan de Radboud Universiteit in Nijmegen
De vraag
Als sportdiëtist heb je voor verschillende topsportorganisaties gewerkt en het vak sportdiëtetiek samen met je collega’s van de hogeschool van Arnhem/Nijmegen op de kaart gezet. De laatste jaren heb je meerdere directie- en bestuursfuncties (momenteel: Hoofd Sport aan de Radboud Universiteit) in het onderwijs en de sport bekleed. Aangezien je de sport vanuit verschillende perspectieven kan bekijken heb ik de volgende vragen voor je: 1) hoe ziet de professionele sportorganisatie van de toekomst eruit?; 2) Wat betekent dit voor de professionals in die organisatie?
Het antwoord
Hoi Arthur,
Bedankt voor je interessante vragen. Het is altijd leuk om na te denken waarom organisaties werken zoals ze werken en waarom er bepaalde keuzes worden gemaakt om organisaties vorm te geven. Niet zelden komen deze keuzes volgens mij voort uit veronderstellingen uit het verleden of de gedachte dat de organisatievorm er niet toe doet. In de praktijk ben ik er vaak tegenaan gelopen dat sportorganisaties hun doelen niet of slechts gedeeltelijk realiseren omdat hun organisatievorm niet (meer) aansluit hun de inhoudelijke ambities of hun (veranderende) opdracht.
Vanuit de grondgedachte dat er naar mijn idee geen beste manier van organiseren is en dat het er vooral om gaat dat de organisatievorm congruent is en past bij de opdracht en dynamiek van de organisatie ga ik proberen een antwoord te geven op je vraag.
Vluchtig, onzeker, complex en ambigu
De wereld om ons heen verandert continu en lijkt steeds complexer te worden. In dit kader wordt er ook wel gesproken van een wereld die ‘VOCA’ is (Stiehm & Townsend, 2002). Het acroniem staat voor een omgeving die vluchtig is, waarin onzekerheden toenemen, die ingewikkeld en complex is en waarin de dubbelzinnigheid toeneemt ofwel er steeds meer sprake is van ambiguïteit.
"Ook de sportwereld kenmerkt zich als een sector waarin de dynamiek hoog is en er continu antwoorden gevonden moeten worden op complexe vraagstukken"
Niet in de laatste plaats komt dat door een verregaande digitalisering, mondialisering en focus op innovatie. Deze innovatie leidt er toe dat de tijd voordat nieuwe kennis weer verouderd is – de halfwaardetijd van kennis – sterk wordt verkort. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw lijkt halfwaardetijd inmiddels meer dan gehalveerd te zijn. Ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op en met een expliciete sturing op innovatie zal dat alleen nog maar toenemen.
Ook de sportwereld kenmerkt zich als een sector waarin de dynamiek hoog is en er continu antwoorden gevonden moeten worden op complexe vraagstukken. Deze kunnen betrekking hebben op zowel de intrinsieke, economisch, sociale en gezondheidswaarde van sport en bewegen en strekken zich uit over het totale domein van breedtesport tot topsport.
Toekomstbestendig
Wil een organisatie in al haar dynamiek antwoorden blijven vinden op deze relevante vraagstukken en tegelijkertijd voldoende toekomstbestendig zijn dan vraagt dit om een organisatievorm die adaptief is en gericht op continue samenwerking. Bestaande, veelal bureaucratische organisatiemodellen lenen zich daar slecht voor. Ook aloude leiderschapsparadigma’s waarin slechts enkele mensen het voor het zeggen hebben zijn hierbij onvoldoende passend. Naar mijn idee zou er een verschuiving moeten optreden van een uitgangspunt als ‘de baas moet het zeggen’ naar een uitgangspunt als ‘de persoon die het weet mag het zeggen’. In veel gevallen zal niet de directeur of bestuurder het inhoudelijke antwoord weten, maar de professional die dagelijks met de materie bezig is. Sportbestuurders en directies dienen dus een organisatievorm en -cultuur te creëren waarbij de professional kan doen waarvoor hij opgeleid is en waar zijn passie zit.
"Voor de professional geldt dat deze snel, wendbaar, creatief, innovatief en experimenteel moet kunnen handelen en kunnen werken binnen een dynamisch netwerk"
Nederland is een kennisland bij uitstek en wij leiden op verschillende manieren zeer goede sportprofessionals op. Het gaat er dus om dat deze professionals meer in de lead komen en relatief autonoom kunnen werken op basis van vertrouwen, verantwoordelijkheid en uiteraard rekenschap. Het is aan het management om te voorzien in een werkomgeving die hiervoor psychologisch veilig is.
Co-creatie
Voor de professional geldt dat deze snel, wendbaar, creatief, innovatief en experimenteel moet kunnen handelen en kunnen werken binnen een dynamisch netwerk. Deze eigenschappen zijn terug te vinden in het acroniem ‘VACINE’ (velocity, agility, creativity, innovation, network, experimentation; Hinssen, 2017). Het is niet altijd eenvoudig om zowel autonoom te werken en tegelijkertijd in interactie met de organisatie en je netwerk te zijn terwijl juist op het snijvlak hiervan de echte co-creatie plaatsvindt die voor de sport zo belangrijk is. Hierop moet de organisatie en de professional zich ontwikkelen.
We zien dit soort netwerksamenwerkingen steeds vaker. Bijvoorbeeld bij de triangulaire visie in het onderwijs waarbij onderwijs, onderzoek en het werkveld dichtbij elkaar georganiseerd worden. Andere voorbeelden zijn modellen als Triple Helix, Quadruple Helix en Living Labs waarbij overheid, kennisorganisatie en werkveld samen werken aan innovaties.
Professionals in de lead
De professionele sportorganisatie van de toekomst is naar mijn idee dus een netwerk georiënteerde organisatie die continu in verbinding staat met relevante partijen zoals kennisinstituten, bedrijfsleven en overheden. Het is een organisatie die haar interne organisatie congruent met de visie en missie heeft vormgegeven en waarin ontwikkeling centraal staat op basis van een collectieve ambitie. In deze organisatie zijn professionals in de lead waarbij gestuurd wordt op autonomie en interactie en gewerkt wordt op basis van vertrouwen, verantwoordelijkheid en rekenschap in een vellige omgeving.
Volgende keer het antwoord op de vraag van Joris Hermans aan Johan Steenbergen:
Beste Johan, we horen de laatste tijden, en dit is natuurlijk niet van de laatste tijd, dat binnen sport sprake is van grensoverschrijdend gedrag en onheuse bejegening. Er zijn hierop de afgelopen jaren tal van onderzoeken uitgevoerd en ook wel beleid op geformuleerd. Nu wordt er een breed onderzoek uitgevoerd. De uitkomsten moeten we natuurlijk nog afwachten, maar zou jij eens iets kunnen zeggen waar men binnen zo’n onderzoek rekening mee zou moeten houden en zou er niet, zoals we in de gezondheidszorg hebben, een soort ethische commissie moeten worden geformeerd zodat we als sportwereld structureel hierover kunnen nadenken (in plaats van reactief te moeten zijn op het moment dat zaken zich voordoen)?