door: Jeroen Weijermars
De kracht van de herhaling wordt vaak geroemd door marketeers. En in de sport heeft men daar ook een handje van. Sommige uitspraken worden zo vaak herhaald dat na verloop van tijd niemand meer zich afvraagt of de stelling nog wel klopt. Begin 2015 beloofde ik een aantal veel gehoorde uitspraken - soms clichés - van sportbesturend Nederland tegen het licht houden. Daarmee kijkend of bestuurders nu echt een punt hebben of papegaaien zijn. Eerder schreef ik over 'Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst' en 'Een fusie? Daar zijn onze leden nog niet aan toe…' Vandaag: 'Jongeren willen niet besturen'.
Hoe pijnlijk ook, in het gewone maatschappelijke leven behoor ik met mijn 44 jaar niet meer bij de jongeren. Maar in de sportbestuurderswereld ligt dat wezenlijk anders. Daar ligt mijn leeftijd nog steeds ruim onder de gemiddelde leeftijd van de sportbondsbestuurders, zijnde 53 jaar (Inventarisatie diversiteit in sportbesturen 2010) Maar zegt dat iets over de bestuurdersambities van jongeren, of misschien meer over een beperkt vertrouwen in jongeren dan wel over iets anders?
"Iedereen is een product van zijn of haar tijd"
Elke 15 jaar een nieuwe generatie
Om antwoord op die vraag te geven moet je eigenlijk weten hoe generaties tegen elkaar aan kijken. Hierover zijn boeken over vol geschreven, en het zou iets te ambitieus zijn dat in deze column volledig uiteen te zetten. Voor de leesbaarheid van dit betoog introduceer ik hierbij wel het begrip 'generatiedenken'. Niet zelf bedacht maar ontwikkeld in de jaren negentig door de Nederlandse socioloog Hans Becker 1. Hij liet zien dat mensen ervaringen die ze tussen hun tiende en vijfentwintigste levensjaar hebben meestal de rest van hun leven met zich meedragen. Zo is iedereen een product van zijn of haar tijd en ontstaat er pakweg elke vijftien jaar een nieuwe generatie van mensen die dezelfde maatschappelijke ervaringen opdoen en zo overeenkomsten hebben in houding en gedrag. Op basis van die indeling onderscheidt Becker inmiddels vijf generaties en de zesde is in wording:
- Vooroorlogse generatie (geboren in 1910-1930);
- Stille generatie (geboren in 1931-1940);
- Protestgeneratie (geboren in 1941-1955);
- Verloren generatie (geboren in 1956-1970);
- Pragmatische generatie (geboren in 1971-1985);
- Grenzeloze generatie (geboren in 1986-2001).
Met die wetenschap kan je kort door de bocht stellen dat in een sportbestuur waar mensen tussen de 20 en 70 jaar actief zijn er vier generaties vertegenwoordigd zouden kunnen zijn. Sterker nog, zouden móeten zijn. Want een bestuur hoort toch enige afspiegeling te geven van de vereniging dan wel bond waar zij verantwoording over draagt. De realiteit is anders. De vijftigers en zestigers zijn oververtegenwoordigd en bepalen daarmee de hoge gemiddelde leeftijd.
Een sportmanager is nog geen sportbestuurder
Komt dat nu door het niet willen van de jongere generaties? Ik denk het niet. Sportmanagementopleidingen bestaan er al ruim tien jaar, op inmiddels bijna alle grote HBO’s in Nederland worden sportmanagers klaargestoomd. Een kritische lezer zal stellen dat een sportmanager nog geen sportbestuurder is maar ze hebben ontegenzeggelijke raakvlakken in hun rollen.
"99% van de studenten die de minor 'Marketing en management van een sportvereniging' volgt lid is van een sportvereniging. Slechts 1% vervult een bestuursfunctie"
Dichterbij huis zie ik aan de Johan Cruyff University te Amsterdam ieder semester dat er zo'n dertig studenten meedoen aan de minor 'Marketing en management van de georganiseerde sport' (voorheen 'Marketing en management van een sportvereniging'). Deze wordt elk half jaar gegeven en bij de niet-wetenschappelijke steekproeven die mijn collega’s en ik daar houden blijkt dat 99% van de studenten die deze minor volgt lid is van een sportvereniging. Maar slechts 1% van hen vervult een bestuursfunctie. Toch volgen allen een minor die hen veel leert over het besturen van een sportorganisatie. Een mooie constatering is dat circa 10% van de HBO-studenten aangeeft dat zij de ambitie hebben om een bestuursfunctie in de sport te vervullen.
Verfrissende kijk
Er lijkt dus een onontgonnen potentieel te zijn dat nog niet wordt bereikt. Bovendien lukt het de huidige bestuurders slecht om de jongere generatie bij het besturen van hun sport op bonds- of verenigingsniveau te betrekken. En dat is zonde. Want ervaringen uit onder andere het bedrijfsleven leert dat jongeren een verfrissende kijk op zaken kunnen hebben. Zo kunnen zij dus ook een nieuwe kijk op oude issues binnen de sport hebben.
M.i. zit de uitdaging onder meer in het feit dat sportorganisaties heden ten dage nog steeds worden geleid vanuit rigide besturen met een beperkt aantal personen in formele posities. Terwijl juist de relatief nieuwe generaties, zeker zij die ná 1990 geboren zijn, gewend zijn aan veel minder rigiditeit.
Deze groep - ook wel digital natives genoemd - is opgegroeid met eerst MSN, later Hyves en thans Facebook en gewend aan virtuele netwerken. Hun vriendenkring is misschien wel op dezelfde wijze opgebouwd als mijn generatie en generaties daarvoor gewend zijn, maar de vriendenkring wordt wezenlijk anders onderhouden. Daarnaast richten zij hun werkzame leven ook behoorlijk anders in dan wij in voorgaande generaties gewend zijn. Bij de jongere generaties wil een toenemend aantal, zeker de hoger opgeleide, flexibel werken binnen netwerkorganisaties. Deze generatie kent geen werkgevers voor het leven maar een leven vol werkgevers. Ze zien flexwerken niet als een bedreiging maar als gegeven en vaak zelfs zegen. Kortom, ze willen op veel fronten meedoen en toegevoegde waarde leveren, en zo zien zij bijvoorbeeld sociale media als opportunity en niet als threat.
Maar net als buiten de sportwereld botst dit denken nog wel eens met bestaande structuren. Vorige generaties hadden het deze structuren immers wel doordacht opgezet vanuit de toenmalige behoeften zoals: solidariteit, inspraak , duurzaamheid en zekerheid. En nu moet het ‘ineens’ losser, flexibeler en volatieler. En dit wordt vaak verward met ad hoc, niet doordacht en impulsief.
Combinatie waardevol
Dat staat haaks op wat wij van een bestuurder verwachten: lange termijn voor ogen houden, denken op hoofdlijnen en overzicht houden. Toch hoeft het ene het andere niet te bijten. De verworven kennis van de oudere generatie is juist door het internet voor iedereen beschikbaar. De ervaring daarentegen pluk je niet van het internet. Die doe je op door ‘met je benen in de modder te staan’, de praktijk. Dit maakt de combinatie van ervaren bestuurders met jongere bestuurders juist zo waardevol.
"Veranderingen worden slecht begrepen door de oude garde"
Zeker voor de georganiseerde sport die al met veranderingen te kampen heeft. Veranderingen zoals de sporter die zich minder als lid maar meer en meer als consument gedraagt. De sporter die ‘sport hopt’ van de ene naar de andere sport. De sporter die meer op zoek is naar een netwerk dan naar een vereniging. Het zijn precies deze veranderingen die vaak slecht worden begrepen door de oude garde. Zij hebben immers de hoogtijdagen van de sport, gebaseerd op het verenigingsleven, meegemaakt waar op ‘oude waarde’ zoals een sport en sportclub voor het leven het fundament van waren.
Een bestuursfunctie, dat willen jongeren best. Jongeren willen meebesturen maar niet op basis van oude waarden. Zij zoeken inspirerende medebestuurders en besturen bij voorkeur tijd en plaats onafhankelijk.
Uitdaging aangaan
Dus wil je als bestuurder jongere generaties aan je binden, dan zal je de uitdaging aan moeten gaan en juist de bestuurlijke structuur waar je aan gewend bent ter discussie moeten durven stellen. Niet op basis van jouw kennis maar juist op basis van hun kennis. Wil je jongere bestuurders aantrekken dan zal je het gesprek aan moeten gaan (en dat is wat anders dan hen zeggen wat ze moeten doen), veranderingen moeten willen omarmen en de kunst van het loslaten moeten willen begrijpen.
Want ook voor bestuurders geldt: 'Als je doet wat je deed blijft alles zoals het was'. Het enige voordeel daarvan is dan dat ik in sportbestuurlijke gremia voorlopig nog onder de gemiddelde leeftijd zal blijven.
Noot:
1. Generaties en hun kansen, H.A. Becker, Meulenhof 1996, 223 p.
Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast geeft hij als parttime docent aan de Johan Cruyff University les in de vakken sportmanagement, sportmarketing en media. In zijn vrije tijd is hij lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) met als aandachtsgebied marketing en communicatie. In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, Linkedin of www.zjerom.nl