Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Met watertrappelen kom je niet voorruit! 22 april 2014

door: Jan Rijpstra

De buitenzwembaden maken zich op voor het nieuwe zomerseizoen. In diverse gemeenten zijn discussies gevoerd over het wel of niet open houden van een zwembad. Landelijk komt de KNZB met een eigen zwemmethode gebaseerd op de borstcrawl en staat de samenwerking in het Nationaal Platform Zwembaden–Nationale Raad Zwemdiploma’s (NPZ-NRZ) - waarin de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), de Vereniging van Recreatieondernemers Nederland (Recron) en KNZB tot elkaar zijn veroordeeld - op springen. Het is te begrijpen dat er grote zorgen in de zwembranche zijn over deze ontwikkelingen. Toch ligt de oplossing dichterbij dan menigeen denkt maar het vergt wel lef en de vaardigheid om over de eigen schaduw heen te kunnen stappen.

Allereerst het zwemdiploma. Nederland kent een uitmuntende aanpak van het leren zwemmen. Internationaal gezien zijn we de absolute koploper als het gaat om het aantal kinderen dat een zwemdiploma heeft gehaald (circa 98%) En als men mag afzwemmen en het nationale zwemdiploma behaalt dan weet ieder kind en iedere volwassene waar het aan toe is en dat dit diploma voor kwaliteit staat.

Maar is het nationale zwemdiploma ‘beschermd’? Als het aan de KNZB ligt niet meer. Zij komen met een eigen methode en spraken eerder al over een eigen diplomalijn. Dit levert mogelijk het nodige geld op wat voor een bond die veel uitgaven aan de topsport heeft een welkome bijdrage is. Daar is op zich niets mis mee. Waar ik wel moeite mee heb is het feit dat er geen overleg is geweest met de huidige aanbieder van het nationale zwemdiploma.

Jammer want op zich is een discussie over ons nationale zwemdiploma en de vraag waar een diploma voor bedoeld is rechtvaardig. In Nederland kennen we de publieke en private zwembaden, zwemverenigingen en zwemscholen. Ook zij willen graag de zwemcursussen aanbieden en het diplomazwemmen organiseren, want ook voor hen zijn het inkomsten.

Mijn idee is om het nationale zwemdiploma in stand te houden maar dat andere organisaties - waaronder de KNZB met haar verenigingen én de publieke en private partijen - onder licentie het zwemdiploma mogen aanbieden. Op het diploma komt dan het logo van de aanbieder te staan en dat van de nationale raad voor de zwemdiploma’s. Dus ik stel voor om het nationale zwemdiploma als ‘Rome’ en de verschillende wegen er naar toe als ‘methode’ vrij te laten. Met het licentiesysteem wordt de kwaliteit van het diploma gegarandeerd en kan eenieder en ook de KNZB hier van profiteren.

Een ander aspect betreft de opleidingen tot zwemonderwijzer. Ook hier heeft Nederland een goede naam en in het buitenland nemen ze graag kennis van onze methodieken. Zo gaat de vorig jaar opgerichte Dutch Don’t Drown Foundation deze kennis vooral in ontwikkelingslanden waar veel water is inzetten, omdat daar veel kinderen verdrinken omdat ze niet kunnen zwemmen. Door ter plekke instructeurs volgens de Nederlandse methodiek op te leiden, hoopt men het aantal verdrinkingsgevallen sterk terug te dringen.

Helaas komt het nog te vaak voor dat er instructeurs zijn die dingen doen die niet mogen en zijn de kinderen de dupe. Tijdens de opleiding zal hier meer aandacht aan moeten worden geschonken en als men stage gaat lopen of gaat werken is een verklaring omtrent het gedrag noodzakelijk. Het toezicht op de zwemopleidingen en het verlenen van een licentie zou ook hier door de branche in gezamenlijkheid georganiseerd moeten worden met de gewenste onafhankelijkheid.

Een derde punt betreft het keurmerk Veilig en Schoon. Dit keurmerk laat de gebruikers zien dat een zwembad aan een hoge standaard van veiligheid en hygiëne voldoet. Dit keurmerk is voor de zwembadbranche erg belangrijk en kan verder worden ontwikkeld zodat nog meer accommodaties hier hun voordeel mee kunnen doen en bezoekers met vertrouwen naar het zwembad kunnen komen.

Vorig jaar is het eerste brancherapport over een tak van sport verschenen: 'Brancherapport zwemmen', opgesteld door het Mulier Instituut. De verzameling van data, analyses en aanbevelingen zijn het waard om het in 2012 op initiatief van NPZ-NRZ, Fontys Sporthogeschool en het Mulier Instituut opgerichte Expertise Centrum Zwemmen (EZC) in stand te houden. Dit ECZ kan op de terreinen van licenties, toezicht, onderzoek, bouw- en inrichting van zwembaden het kenniscentrum worden.

Hoe dit alles georganiseerd moet worden? Laten we een voorbeeld nemen aan onze oosterburen. Daar was een aantal jaren geleden net als hier sprake van een grote versnippering aan organisaties rondom het zwemmen. Met de komst van het Deutsche Gesellschaft für das Badewesen hebben alle partijen zich ondergeschikt gemaakt aan dit gezamenlijke nieuwe instituut. Nu is Duitsland geen Nederland en is de situatie hier op onderdelen echt anders, we kunnen wel leren van de bereidheid om als afzonderlijke organisatie een stap terug te doen om als geheel verder te komen.

Een aantal mensen uit de zwembadbranche 1) hebben de handschoen inmiddels opgepakt en de koppen bij elkaar gestoken. Om hun zorgen te uiten en partijen op te roepen tot samenwerking hebben zij een pamflet opgesteld. Zij willen verder, Nederland is een waterland en met betrekking tot het zwemmen een uniek land in al haar facetten. Het pamflet is bedoeld om verder te gaan, er is genoeg gewatertrappeld en het is tijd om snelheid te maken. Onderstaand pamflet spreekt voor zich.

Zwemkracht 2014
Een grote groep professionals uit de zwembranche 1) maakt zich ernstig zorgen. Met dit pamflet willen zij een nieuw en positief geluid laten horen: samen werken aan een krachtige branche!

Wij maken ons zorgen over…     
• afnemende zwemveiligheid en -vaardigheid;
• groeiende bewegingsarmoede bij de schoolgaande jeugd;
• het feit dat steeds minder mensen blijven zwemmen;
• de toegankelijkheid van het zwemmen, bijvoorbeeld omdat vanwege bezuinigingen tarieven omhoog gaan of zwembaden sluiten;
• gebrek aan interesse voor zwemvaardigheid bij de rijksoverheid en bij het onderwijs;
• de teloorgang van één nationaal zwemdiploma waar de sector pal voor staat en waar burgers op kunnen en durven vertrouwen;
• de bestuurlijke verdeeldheid tussen grote partijen in de sector, het gezichtsverlies voor de sector en de impasse die daarvan het gevolg is;
• het imago van de zweminstructeur, dat steeds slechter lijkt te worden.

Wij vinden dat….
1. leren en kunnen zwemmen van vitaal belang is voor de Nederlandse samenleving;
2. goed leren zwemmen hét instrument is om verdrinking te voorkomen;
3. zwemmen is de sport- en bewegingsactiviteit bij uitstek om mensen een leven lang actief te laten blijven;
4. zwemvoorzieningen toegankelijk, schoon, veilig en duurzaam moeten zijn en dat met een solide en breed gedragen keurmerk kunnen uitdragen;
5.  burgers moeten kunnen vertrouwen op een helder nationaal zwemdiploma en zwemonderwijs door gecertificeerde aanbieders die durven en kunnen investeren in innovatie en kwaliteit;
6. tevreden klanten de basis zijn voor een gezonde zwembranche, nu en in de toekomst;
7. een krachtige branche zich met één mond moet presenteren naar de overheid en samen met die overheid zorgt voor optimale veiligheid en kwaliteit;
8. vakmanschap het grootste goed is van de branche en actief door alle betrokkenen dient te worden bevorderd;
9. er meer moet worden geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering, kennisontwikkeling en kwaliteitsbewaking;
10. een sterk imago van de branche in het belang is van alle betrokkenen.

Noot 1
De initiatiefnemers voor de beweging Zwemkracht14 zijn: Koen Breedveld, Peter Goedhart, Ronald ter Hoeven, Erik Koudijs, Jan Rijpstra, Marcel Jagersma, Hans van der Schraaf en Kees van Zanten. Zij schrijven dat dit pamflet de aanzet is om de samenwerking in de zwembranche anders te organiseren. Ze nodigen iedereen uit de branche uit om hierover mee te praten en het pamflet te ondertekenen op www.zwemkracht14.nl (binnen enkele dagen hebben meer dan honderd personen dit reeds gedaan).


Het pamflet is een oproep uit de branche zelf die begaan is met het zwemmen in Nederland. Het is een indirecte oproep aan de bestuurlijke partners binnen NPZ-NRZ om de knellende en niet van deze tijd zijnde bestuursvorm op te heffen en op een andere voet verder te gaan. Alleen watertrappelen is voorbij, het wordt tijd om nieuwe slagen te maken om vooruit te komen!

Jan Rijpstra is vanaf mei 2010 voorzitter van de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO). Als consultant op het terrein van sport en lichamelijke opvoeding adviseert hij diverse organisaties, houdt hij inleidingen en leidt discussies. Eerder was hij onder meer elf jaar lid van de Tweede Kamer voor de VVD en was hij gedurende die periode onder meer woordvoerder sport. Uit die tijd dateert zijn betrokkenheid met de zwembadbranche. Hij vervulde en vervult verschillende bestuursfuncties in de sport en doet momenteel promotieonderzoek naar de relatie tussen Sport en politiek en met name de rol van het Nederlandse parlement.

« terug

Reacties: 1

-
22-04-2014
Klasse initiatief. Je stelt het kind centraal en boven eigenbelangen van allerlei eilanden. Samenwerking en synergie ontstaat waar versnippering en separatie verdwijnen. Dit vraagt om moedig leiderschap en over schaduwen heenstappen. Wie volgt?

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst