Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Waarheidsvinding 19 oktober 2012

door: Bram Brouwer

Sinds de openbaarmaking van het Armstrong dopingdossier horen we voortdurend dat de waarheid in het wielrennen nu boven tafel moet komen. Weinigen lijken echter te begrijpen wat dat is: ‘dé waarheid’. Daarom bespreken we het begrip waarheid, aan de hand van de Contador-case, die een unieke uitspraak bevat: u bent veroordeeld, maar u heeft het niet gedaan.

Begin 2012 veroordeelde het Court of Arbitration for Sport (CAS) wielrenner Contador voor doping en motiveert dit met: ‘The Panel concluded that both the meat contamination scenario and the blood transfusion scenario were, in theory, possible explanations for the adverse analytical findings, but were however equally unlikely. In the Panel’s opinion, on the basis of the evidence adduced, the presence of clenbuterol was more likely caused by the ingestion of a contaminated food supplement.’ [1]

Het CAS vindt dus bloedtransfusie en vleescontaminatie mogelijk, maar onwaarschijnlijk en denkt dat Contator clenbuterol binnen kreeg via een voedingssupplement.

Zelfs Pat McQuid, voorzitter van de internationale wielerunie, verdedigde Contador. Volgens hem werd de Spanjaard niet gestraft voor dopinggebruik (bewuste handeling), maar ‘slechts’ voor de aanwezigheid van clenbuterol (onbewuste handeling) [6]. Volgens de World-Anti-Doping-Code (WADC) is dat voldoende om sporters te straffen. Dopinggebruik aantonen is dan niet meer nodig. Dat voorkomt bewijsproblemen bij de antidopingautoriteiten [3, 10]. Dus Jan aantreffen bij de overleden Els is dan voldoende hem als moordenaar te veroordelen, ook als Els een hartaanval kreeg. Dan heeft het OM immers geen bewijsprobleem.

Waarheidsconcepties
Met het voorgaande is de Contador-case een volstrekt unicum: veroordeeld worden, terwijl zelfs de veroordelende instantie (CAS) motiveert dat de overtreding niet gepleegd is. Het gaat dan om waarheidsvinding. Dat lijkt eenvoudiger dan het is. We onderscheiden drie waarheidsconcepties: correspondentie, coherentie en constructivisme [2, 5]. We bespreken ze hierna. De filosofische vraag of dé waarheid wel bestaat en of we die kunnen kennen, laten we buiten beschouwing.

De corresponderende waarheid verwijst naar de werkelijkheid, zoals het echt is: dé waarheid. Dus Jan heeft Els echt vermoord. De ware bewering ‘Contador is dopinggebruiker, als hij doping gebruikte’ is echter nutteloos. Die geldt voor iedereen, net als de ware uitspraak ‘U bent een moordenaar, als u een moord pleegde’. Ze leren ons niets nieuws. Getuigen die beweren dat gebruik/de moord te hebben gezien, verklaren ook niet over de werkelijkheid (die bestaat niet meer), maar over hun interpretatie daarvan. Anders kunnen ze elkaar nooit tegenspreken. Er is immers maar één waarheid. Dat betekent dat de eed van getuigen in een rechtszaak om slechts de waarheid en niets dan de waarheid te verklaren, per definitie een meineed is.

Op dit waarheidsniveau spelen validiteit (onderzoeken we wat we echt willen weten) en betrouwbaarheid (in welke mate is ons onderzoek repliceerbaar) een belangrijke rol. Dus, hoewel correspondentie de waarheidsconceptie is die we graag willen kennen, is ze ook de meest problematische. We weten het nooit zeker. Methodologie (waarheidsvinding) is in wetenschappelijke studies dan ook het grootste en moeilijkste deel ervan.

Coherente waarheid gaat over beweringen die we eerder ook als waar aannamen: ervaring. Zoals: komkommers zijn gezond. Dat is immers altijd zo. Die coherentie werd echter verbroken toen in 2011 in Duitsland plotseling mensen overleden, naar men eerst dacht door het eten van met de EHEC-bacterie besmette komkommers [8].

Zonder waarheidscoherentie kunnen we echter niet leven. Dan moeten we iedere handeling steeds opnieuw op juistheid controleren. We zouden snel gek worden. Maar het EHEC-voorbeeld laat zien dat coherentie geen garantie geeft. We moeten dus waar mogelijk onze coherente waarheid constant proberen te verankeren in de corresponderende werkelijkheid: klopt het (nog) wat we doen of denken.

Een probleem van coherentie is, dat als vaak genoeg wordt beweerd dat een onware bewering waar is, die vanzelf ‘waar’ wordt (coherent). En als die ‘waarheid’ eenmaal sterk genoeg is, lijkt verankering in de werkelijkheid niet meer nodig. Wat je zeker weet, onderzoek je niet. Zonde van de tijd en het geld. Het zou ons geloof en daarmee ons zelfbeeld kunnen aantasten. Immers als het tegendeel blijkt, was je kennelijk een beetje dom.

Maar als je vanuit een machtspositie binnen dat geloof mensen hebt gesanctioneerd, was je niet alleen een beetje dom, maar de kl…zak die mensen sanctioneerde op basis van foute ideeën. Die kl...zak wil niemand zijn. Je kunt dat geloof dan maar beter handhaven, zelfs tegen beter weten in. Een verminderde of omgedraaide bewijslast is dan erg praktisch, maar tevens hét bewijs van irrationaliteit.

Als dus vaak genoeg wordt beweerd dat doping wielerprestaties verbetert, wordt dat vanzelf ‘waar’. Tegengesteld bewijs wordt vervolgens genegeerd, gebagatelliseerd of zo geïnterpreteerd dat ze bij de bestaande opvatting past (Tunnelvisie) [7]. En de tijd en het geld voor het verifiëren van anti-dopingopvattingen kun je beter gebruiken voor het opsporen van dopingzondaren. Dit is dan ook precies wat we in de praktijk zien.

Vrijwel alle ‘wetenschappelijk’ onderzoek in de anti-dopingwereld gaat over hoe dopinggebruik op te sporen. De vraag of doping wel doping is, komt niet of nauwelijks aan de orde. Dit soort verschijnselen zien we vooral bij emotionele belevingen, zoals sport. Die moeten voor ons gevoel ‘eerlijk’ zijn, waarbij we ons niet meer afvragen of dat gevoel juist is.

Coherentie ‘helpt’ ons dus om onze ideeën over doping vorm te geven, maar dat betekent niet dat ze waar zijn. Ze helpt ons echter niet dopingzondaren te straffen. Dus, ook coherentie helpt ons in juridische (doping)kwesties vaak niet verder. Er is dan een praktische oplossing nodig: constructivisme.

De constructivistische of juridische waarheid, is de waarheid die wordt vastgesteld door een daartoe bevoegde instantie, aan de hand van daarvoor opgestelde regels, volgens een daarvoor bestemde procedure. Herken de rechter, de wet en de rechtszaak (CAS-arbiters, de WADC en de arbitragezitting). Het is het domein van Juristen en wordt in onze juridiserende samenleving steeds vaker als dé waarheid gezien. Dat wordt zichtbaar als bijvoorbeeld de jurist Bram Moszkowicz aanschuift in het tv-programma Pauw en Witterman en de discussie overneemt met: ‘Met alle respect, maar …’. Vervolgens introduceert hij zijn juridische waarheid als dé waarheid. Zo is het, zo staat het in de wet! Daar valt niet over te discussiëren en dat gebeurt dan ook vrijwel nooit.

Constructivisme gaat echter niet over dé waarheid, maar over een maatschappelijk construct dat zegt hoe wij de waarheid op dit moment, in onze samenleving graag zien. Daarom kreeg Joop Zoetemelk in de jaren zeventig ‘slechts’ tien minuten tijdstraf voor dopinggebruik, terwijl Contador in 2012 twee jaar schorsing krijgt. Dat in Nederland niet, maar in België dopinggebruik wel in het strafrecht is opgenomen, toont het verschil tussen samenlevingen. Als de rechter Jan veroordeeld voor de moord op Els, bewijst dat slechts dat de rechter dat denkt, maar niet dat Jan de dader is. Het is echter prettig om dat te denken. Het geeft het gevoel dat er ‘recht is gedaan’, zodat we rustig kunnen slapen.

Maar Jans veroordeling is gebaseerd op een constructie van de werkelijkheid en niet op de werkelijkheid zelf. Misschien had Jan gewoon de schijn tegen. In een rechtstaat, met goede regels, juiste procedures en deskundige rechters vallen geconstrueerde en corresponderende waarheid vaak samen, maar dat is niet gegarandeerd. Daarom moeten we net als bij coherentie onze constructen waar mogelijk in de werkelijkheid blijven verankeren. Zo niet, dan kunnen er juridische dwalingen ontstaan, zoals in de Lucia de Berk-case [4]. Daarin werd een onschuldige verpleegkundige op basis van onjuiste constructen veroordeeld tot Nederlands grootste massamoordenares ooit.

Een probleem is dat juristen niet worden opgeleid in waarheidsvinding. Zo ontstaat de vreemde situatie dat in het juridisch domein – waarin waarheidsvinding cruciaal is – de professionals daarin niet zijn opgeleid. Ze begrijpen er vaak niets van. Dat bleek toen juriste Lilian Helder – juridisch woordvoerder van de PVV – in een Tweede Kamerdebat onderzoek afkraakte dat twee groepen met verschillende interventies (taakstraf vs. gevangenisstraf) vergeleek. Dat was appels met peren vergelijken. De groep die gevangenisstraf kreeg, kreeg immers geen taakstraf en anders om.

Dan kon het nooit goed onderzoek zijn, aldus Helder. Dat interventieverschil de kern is van experimenteel onderzoek, begreep Helder niet. Zelfs niet nadat collega Kamerleden haar hierop wezen (filmpje). Deze situatie kan slechts in stand blijven omdat juristen denken de wijsheid in pacht te hebben. De lezer weet ondertussen beter.

De dopingpraktijk
De vraag; ‘waarom Contador voor dopinggebruik werd bestraft, terwijl vrijwel iedereen denkt dat hij niet gebruikte?’ kunnen we nu beantwoorden. Deel één van de vraag verwijst namelijk naar het juridische en deel twee naar het corresponderende waarheidsdomein. Beiden domeinen kunnen contradictionaire antwoorden geven. In het juridische domein is Contador schuldig omdat volgens de anti-dopingregels de aanwezigheid van clenbuterol, hoe weinig ook, gelijkstaat aan dopinggebruik. Dus Els dode lichaam in Jans omgeving maakt hem automatisch de moordenaar.

In het correspondentiedomein echter, vindt zelfs het CAS, dat Contador niet gebruikte. De clenbuterol kwam dan in zijn urine door contaminatie met een voedingssupplement. Dan is Contador onschuldig. Je kunt immers niet zien wat er allemaal in je eten zit. Dat bleek bij het EHEC-voorbeeld. De getroffenen kregen de doodstraf.

Alleen in het juridische domein kan de redenering ontstaan dat, hoewel Contador geen doping gebruikte, hij daar reglementair toch schuldig aan is. Jan is dan geen moordenaar omdat hij Els vermoorde, maar omdat de regels dat zeggen. Ook de CAS-arbiters beschouwen hun juridische waarheid als dé waarheid en verankeren die niet meer in de door henzelf als waarschijnlijker geachte werkelijkheid. We denken dat Jan Els niet vermoorde, maar veroordelen hem toch vanwege de regels. In het dagelijks spraakgebruik noemen we dit ‘regels zijn regels’. Je hebt gewoon pech als die regels in jouw nadeel uitvallen, wat de gevolgen ook zijn.

Het oordeel over het ‘regels is regels’ adagium laat ik aan u als lezer over. Maar als u het ‘regels is regels’ adagium voor Contador accepteert, vindt u het dan ook terecht dat homo’s in Oeganda levenslang krijgen [9]. En als u het niet met de Oegandese wet eens bent – zoals veel Nederlanders – waarom meet u dan met twee maten.

Bovenstaande is geen kritiek op de juridische waarheidsconceptie. Integendeel, die is nodig om onze maatschappij te laten functioneren. Zonder constructivisme is het vrijwel onmogelijk misdadigers te veroordelen. Coherentie en correspondentie voorzien daar immers zelden in. Mijn kritiek betreft juristen en dopingbestrijders die hun waarheid als dé waarheid beschouwen en die vervolgens verzuimen in de werkelijkheid te verankeren, ook als dat wel kan (zoals bij Contador). Dan worden mensen veroordeeld op basis van een geloof. Dat leidt altijd tot willekeur, ook bij dopingkwesties.

Dit laatste blijkt uit de Contador-case, die van het antidopingbeleid een tombola maakt. Daarin trok de Spanjaard de ‘hoofdprijs’. Sporters beseffen nog steeds niet, dat zij de volgende ‘winnaar’ kunnen zijn. Doping gebruik is daar niet meer voor nodig, onbewust iets verkeerds eten is voldoende. Mijn advies om die ‘hoofdprijs’ te ontlopen is: stop met eten en drinken. Okay, je bent over een week dood, maar dan wel clean.

Literatuurlijst
1. CAS (2012). Media Release 2012-02-06 Contador Lausanne: Court of Arbitration for Sport.
2. Crane, T. (2009). De wereld. In D.Papineau (Ed.), Filosofie [Philosophy] (pp. 8-41). Kerkdriel: Librero b.v.
3. Dedecker, D. (2012). Het laboratoriumoordeel als godsoordeel. De Juristenkrant, 13.
4. Derksen, T. (2006). Lucia de B.: Reconstructie van een gerechtelijke dwaling. Diemen: Uitgeverij Veen-Magazines.
5. Derksen, T. (2011). De ware toedracht: Praktische wetenschapsfilosofie voor onderzoekers. Diemen: Uitgeverij Veen-Magazines BV.
6. Hc (2012, March 5). Pat MacQuid verdedigt Contador. Het Nieuwsblad
7. Rassin, E. (2007). Waarom ik altijd gelijk heb: Over tunnevisie [Why I'm always right: on confirmation bias]. Schiedam: Scriptum Psychologie.
8. Volkskrant (2011, 8 Juni). EHEC-bacterie toch op komkommer in Duitsland.
9. Volkskrant (2012, 2 Februari-02-2012). Homo’s in Oeganda krijgen nog meer straf.
10. WADA (2009). World Anti-Doping Code Montreal: World Anti-Doping Agency.

Bram Brouwer is ruim dertig jaar schaatstrainer en was een van de eerste gediplomeerde wielrentrainers in Nederlanden. Hij heeft 15 jaar professioneel duursporters begeleid en is daarna psychologie gaan studeren aan de Open Universiteit. Hier studeerde hij in 2009 cum laude af als arbeids en organisatiepsycholoog op het onderwerp ‘Doping als drogreden’ en behaalde de basisaantekening sportpsychologie. Momenteel werkt hij aan zijn proefschrift met als werktitel ‘De mythen van epo bij wielrennen’. Daarnaast werkt hij in zijn eigen praktijk, als adviseur/coach voor mensen en organisaties die willen presteren en verzorgt lezingen over deze onderwerpen. Voor meer informatie: info@brambrouwer.nl of www.brambrouwer.nl
« terug

Reacties: 1

-
01-02-2013
Voor de meeste mensen geldt: "Perceptie is waarheid".

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst