Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Een korte evaluatie van een lange sportzomer 28 augustus 2012

door: Henk Kraaijenhof

Eerst het EK, dan de Tour en als toetje de Olympische spelen in Londen. Als trainer kijk je toch met een ander oog naar dergelijke evenementen dan de gemiddelde kijker.

Sport heeft - als belangrijkste bijzaak van de wereld - een ongewoon kenmerk: het kent voor de kijker een onvoorspelbare factor. Dit is zelfs misschien wel de essentiële eigenschap van de sport: de verrassing. Als trainer probeer je het verassingselement natuurlijk zo klein mogelijk te houden.

En ja, soms valt die verrassing mee, maar vaak valt het tegen. En dat komt omdat wij lineair denken. We stonden in 2010 in de finale van het WK voetbal, dus moet in 2012 het EK een eitje zijn. Er doen maar liefst achttien Nederlandse renners mee aan de Tour de France dus daar moet zeker een etappewinnaar bij zitten. We hebben in Nederland meer geld in de sport geïnvesteerd dan ooit tevoren, dus komen we na de Olympische Spelen in de top tien van de wereldlandenranglijst. Jammer, drie vliegers die in ieder geval niet opgingen. Dit is namelijk niet zoals de topsport werkt en trouwens: in weinig werkvelden werkt het op deze manier.

De veel geroemde Top 10-ambitie is dus niet gehaald. Sterker nog, we zijn van een twaalfde plaats na Beijing 2008 naar een dertiende plaats gezakt na de afgelopen Spelen in Londen. Ondanks dat we meer medailles wonnen dan vier jaar geleden, hetgeen aangeeft dat de concurrentie sterker is geworden. Er is ook behoorlijk wat meer geld geïnvesteerd dan in de aanloop naar Beijing, het budget ging van 172 naar 211 miljoen. Je zou denken genoeg om onze positie te handhaven of zelfs te verbeteren. Ook het topsportklimaat scoort in de laatste vier jaar slechter dan in de aanloop naar Beijing, zo blijkt uit een onlangs gepubliceerd rapport. Geen nood, we leven in Nederland, dus er worden geen conclusies getrokken uit deze cijfers. We houden immers wel van afrekenen, van verantwoording nemen en van transparantie, maar alleen niet als het over onszelf gaat.

Sportprestaties zijn gelukkig niet te koop, hooguit kun je randvoorwaarden kopen, die heten niet voor niets zo, anders zouden deze wel kernvoorwaarden heten.

In tegenstelling tot voorgaande Olympische Spelen is er dit keer een contingent mentale coaches, coach-coaches, en sportpsychologen meegegaan naar London. Kennelijk zijn zij niet in staat geweest een positieve bijdrage te leveren aan het olympische prestatieniveau van de sporters die in Londen - waar het telt, namelijk onder druk - hun beste jaarprestaties zouden moeten neerleggen. Je vraagt je af hoe dat in Sydney ging: 25 medailles en zonder een legertje mental coaches erbij, om nog maar niet te spreken van Fanny Blankers-Koen , Ard Schenk en Kees Verkerk, Anton Geesink,  Ellen van Langen en al die andere olympische kampioenen die niet eens wisten wat een mental coach was.

Sommigen van u denken wellicht dat mental coaching of sportpsychologie een soort van magie is en dat is ook een beetje waar. Een collega van mij heeft als definitie van een mental coach: ‘iemand die je wel ziet en hoort als er succes is en die onzichtbaar wordt als er gefaald is’.

Hetzelfde probleem van het presteren op het juiste moment gold eigenlijk ook al voor het EK voetbal en de Tour. Een goed jaar gedraaid, behalve toen het er echt op aankwam. We hadden gehoopt en verwacht dat door meer focus op het mentale aspect het aantal ‘net-niet’-prestaties verminderd zou worden. Maar wie kijkt naar de prestaties van de werpers en sprinters in de atletiek, de zeilers, de beachvolleyballers, de BMX-ers, judoka’s , enz. ziet dat ze fysiek rond die periode zeker in staat waren om een topprestatie neer te leggen. Het enige dat ze hoefden te doen is hun voorafgaande prestaties te evenaren, nog niet eens boven zichzelf uit te stijgen.

Ook altijd weer aardig om te constateren is dat vrouwen het olympisch gezien steevast beter doen dan de mannen. Het lijkt er dan ook niet op dat Ranomi en Marianne mentale hulp nodig hebben, zij hadden immers al jong de winnaarsmentaliteit waar iedereen het over heeft.

Het mooie van de Olympische Spelen is dat ze - als het niet gaat om de sport - juist wel weer zo voorspelbaar zijn: ‘deze Spelen zijn de beste Spelen die we ooit hebben gehad’. De vaderlandse politiek vindt - zeker met het oog op de aanstaande verkiezingen - dat sport hoog op de prioriteitenlijst moeten komen, is het niet door daden dan in ieder geval door woorden.

Als je nagaat dat de spelen van 2028 nu al miljoenen hebben gekost aan ‘voorbereiding’. Denk aan de task forces, werkgroepen, projectgroepen en stichtingen die zich tegen het olympisch idee aanschurken. En dat in deze tijd van bezuinigingen in een land dat al verzadigd is met sportaccommodaties? Een voorbeeld; 120 kunststofatletiekbanen, één finalist, maar dan afkomstig uit Curaçao, die bovendien traint in de Verenigde Staten. En vergeet niet dat Inge de Bruijn en Pieter van den Hoogenband al olympisch kampioen waren voor het hypermoderne zwembad in Eindhoven er was. De huidige toppers zijn zeker geen producten van nieuwe faciliteiten.

Steen, staal, glas en beton maken geen kampioenen.

Het IOC zelf blijft voorspelbaar in zijn macht: haast geen filmpje van Usain Bolt of Epke Zonderland te vinden, maar u had die toch al op uw harde schijf gezet en met kennissen gedeeld, mag ik hopen. En over dat gerommel met kaartjes door IOC-leden van vlak voor de Spelen hoor je nu niets meer.

En dan natuurlijk doping een ‘Dauerbrenner’ zoals de Duitsers zeggen en opium voor de massa. Zoals de organisatie zelf aangaf: een lab van 30 miljoen, 150 wetenschappers aan het werk, 6.200 dopingtests en wel 13 positieve tests, waaronder 1 op cannabis, 1 op geraniumolie en 3 op plaspillen. Kosten daarom: ongeveer zo’n 3 miljoen per positieve test. Waar blijft het noodzakelijke gevoel voor realiteit en proportie? 13 positieven ofwel 0.2%, ver af van de gebruikelijke 1-3% ofwel 10% van het ‘normale’ aantal. De schoonste Spelen ooit dus of een complete failure, wat denkt u ervan?

De nazomer en herfst zullen rustig worden na de sportverzadiging van de toch nog hete zomer van 2012. De sport komt dan weer terug naar de menselijke maat en daar waar het thuis hoort: bij de sport.

Henk Kraaijenhof is vooral bekend als atletiekcoach. Zo was hij was onder meer coach van Nelli Fiere-Cooman, Merlene Ottey, Troy Douglas en Letitia Vriesde. Verder was hij consultant van de Engelse rugbybond, coördinator van de krachttraining van het Nederlands herenhockeyteam, conditietrainer van o.a. tennisser John van Lottum en tennisster Mary Pierce, consultant bij voetbalclub Juventus en bondstrainer van de KNAU bij de heren, dames en junioren. Kraaijenhof is ook één van de oprichters van NLcoach, de belangenbehartiger van trainers en coaches.

« terug

Reacties: 4

-
28-08-2012
Een zeer interessant artikel. Er staan veel goede stukken in, maar het onderstaande citaat riep wat vragen bij mij op. "Ook altijd weer aardig om te constateren is dat vrouwen het olympisch gezien steevast beter doen dan de mannen. Het lijkt er dan ook niet op dat Ranomi en Marianne mentale hulp nodig hebben, zij hadden immers al jong de winnaarsmentaliteit waar iedereen het over heeft." Dit stukje tekst leest lekker weg, maar als ik erop inzoom dan vraag ik mij twee verschillende dingen af: Is een winnaarsmentaliteit aangeboren of komt het door een goede opvoeding waarin ouders hun kinderen leren doorzetten en niet opgeven? In dat geval kunnen sportpsychologen en mental coaches wel degelijk van invloed zijn. Niet door met de sporters te werken en deze een winnaarsmentaliteit aan te leren, maar door ouders van sportende kinderen te informeren. Daarnaast impliceert het citaat dat vrouwen van nature over een grotere winnaarsmentaliteit beschikken en daarom olympisch gezien beter presteren dan de mannen. Ik vraag mij of dit juist is?
-
28-08-2012
Zeer goed artikel en een herkenbare analyse. Dank voor je evaluatie Henk, ik hoop dat je een breed publiek trekt en het leidt tot debat.
-
28-08-2012
Altijd goed om kritisch te evalueren, want de sportzomer was inderdaad niet altijd succesvol. Toch vind ik het jammer dat Kraaijenhof er niet meer als trainer naar kijkt. Bij de redeneringen in het artikel heb ik namelijk een aantal kritische kanttekeningen. 1) De medaillespiegel als evaluatie-instrument van topsportbeleid blijft naar mijn mening wat kort door de bocht. In de VS wordt de spiegel opgemaakt naar totaal aantal medailles, in Europa in eerste instantie op basis van de gouden medailles. Het verschil tussen goud, zilver en brons is soms klein, met vier extra medailles kan je de prestaties niet direct slechter noemen omdat er een gouden minder bij zit. De conclusie hieraan verbinden dat de concurrentie sterker geworden is, lijkt mij onlogisch. De medailles zijn gewoon net iets anders over de verschillende landen verdeeld. 2) De redenering dat investeren in mental coaches niet loont snap ik dan ook niet. Op alle vlakken ontwikkelt de sport zich: technisch, tactisch, fysiek en ook mentaal. Alle toplanden investeren hierin, zo ook Nederland. Dat in het verleden ook gepresteerd werd zonder mental coaches, zegt weinig over hun toegevoegde waarde in het heden. In de tijd van Fanny Blankers-Koen had de concurrentie ook geen mental coaches. 3) Er waren een aantal net-niet prestaties, maar er waren ook sporters die boven zichzelf uitstegen! Als wij als land een aantal keer derde worden, dan is het toch niet vreemd dat je ook een aantal keer vierde wordt? 4) Het is bekend dat er drie voorspellers zijn die een indicatie vormen voor het aantal topsportprestaties van een land. Landen met een grote economie, veel inwoners en veel investeringen in topsportbeleid doen het altijd goed. Als je van deze criteria ranglijsten maakt, dan presteert Nederland al jaren veel beter dan te verwachten valt. Wij doen dus iets goed. Dat wij relatief hoog scoren bij de vrouwensport kan wellicht te maken hebben met de mate van emancipatie van de vrouwensport in ons land ten opzichte van veel landen elders in de wereld? Ik ben het eens dat het jammer is dat het IOC commercie steeds vaker voor sportieve belangen laat gaan. Ook slaat men inderdaad door in de strijd tegen doping. Ik zou de mentale coach echter nog niet afschrijven. Ook denk ik dat investeren in topsport wel degelijk succesvol kan zijn, maar laten wij niet vergeten dat de concurrentie ook niet stil zit. De beste manier om een sprong te maken in het medailleklassement blijkt echter nog altijd het organiseren van de Spelen zelf te zijn. Ik zeg: top 5 ambitie in 2028... Hans Slender, Docent/onderzoeker sportmanagement
-
31-08-2012
Nog even een aantal korte notities bij de bijdragen van o.m. Hans Slender. 1. de keuze voor de medaillestand als criterium of een land het goed doet of niet komt niet uit de koker van de trainers. Wij weten als geen ander hoe beperkt dit criterium is. Toch, als organen als IOC en NOC dit criterium wel hanteren, rest ons weinig anders als deze toetssteen te gebruiken. Het komt een beetje raar over als je meer medailles haalt en dit ziet als een bevestiging van een goed beleid, maar als je minder medailles haalt dit criterium plotseling marginaliseert. Het gaat net als bij de beurskoersen zelden om grote verschuivingen vanwege de vele parameters die van invloed kunnen zijn op het resultaat. Maar juist in de topsport gaat het om de kleine marges tussen winst en verlies, tussen succes en falen.Je kunt niet zeggen, hij won goud op de 100 meter, maar het verschil met de tweede was niet statistisch significant of was marginaal. Zelden wint iemand de 100 meter met een volle seconde voorsprong. 2. Investeren betekent niet per definitie het aantrekken van meer mental coaches, net zoals een bond niet beter gaat functioneren door een groter bondsbureau, meer beleidsmedewerkers of meer managers. Waarom wel mental coaches (afgezien van de belachelijke term op zich), maar dan geen technische coaches of tactische coaches. Het mentale aspect is namelijk een geintegreerd onderdeel van de dagelijkse training en als dat niet adequaat gebeurt, bijv. door gebrek aan opleiding van trainers op dit gebied, moeten we van nood mental coaches meenemen om ter elfder ure het kalf te redden terwijl het in Londen aan het verdrinken is? Een kansloze zaak zoals de feiten bewijzen. Investeer in kerntaken, niet in randzaken! 3. Het boven zichzelf uitstijgen gebeurt op basis van voorafgaande behaalde prestaties. Je kunt in die marge presteren (voldoen aan de verwachtingen op basis daarvan), daar bovenuit stijgen of juist ver beneden die prestatie blijven. Een rekensom leert ons dan wat het geval is.Ooit publiceerde ik een artikel over dit fenomeen van resp. "buigers", "bloeiers" en "brekers" in de sport Daar waar het gaat om het relatief goed presteren van de Hollandse dames, dit blijft een subjectief interpreteerbaar feit, waarnaar vanuit verschillende gezichtspunten kan worden bekeken. Wie denkt dat de emancipatie in Nederland voltooid is moet nog eens goed kijken naar de statistieken in politiek, bedrijfsleven, raden van bestuur of de academische wereld. De sportwereld zou hierop dan wel een hele positieve uitzondering zijn. Er bestaat een geweldig filmpje van een hele jonge Ranomi als winnares in het zwembad. Zijn het de ouders die daarin een rol hebben hebben gespeeld? Vaak zie je dat bij broers of zussen van toppers die winnaarsmentaliteit een stuk minder aanwezig is ondanks, mag je hopen, dezelfde opvoeding. Het is echter een utopie om te denken dat we de ouders van die tienduizenden 4 tot 12 jarige "talentjes" zouden kunnen (moeten of willen) informeren hoe zij een positieve bijdrage zouden kunnen leveren aan deze winnaarsmentaliteit binnen de opvoeding van hun kinderen. Daarnaast is er ook nog de vormende rol van vriendenkring, klasgenootjes, onderwijzer en niet te vergeten de trainer. Henk Kraaijenhof

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst