door: Henk Kraaijenhof
Eerst het EK, dan de Tour en als toetje de Olympische spelen in Londen. Als trainer kijk je toch met een ander oog naar dergelijke evenementen dan de gemiddelde kijker.
Sport heeft - als belangrijkste bijzaak van de wereld - een ongewoon kenmerk: het kent voor de kijker een onvoorspelbare factor. Dit is zelfs misschien wel de essentiële eigenschap van de sport: de verrassing. Als trainer probeer je het verassingselement natuurlijk zo klein mogelijk te houden.
En ja, soms valt die verrassing mee, maar vaak valt het tegen. En dat komt omdat wij lineair denken. We stonden in 2010 in de finale van het WK voetbal, dus moet in 2012 het EK een eitje zijn. Er doen maar liefst achttien Nederlandse renners mee aan de Tour de France dus daar moet zeker een etappewinnaar bij zitten. We hebben in Nederland meer geld in de sport geïnvesteerd dan ooit tevoren, dus komen we na de Olympische Spelen in de top tien van de wereldlandenranglijst. Jammer, drie vliegers die in ieder geval niet opgingen. Dit is namelijk niet zoals de topsport werkt en trouwens: in weinig werkvelden werkt het op deze manier.
De veel geroemde Top 10-ambitie is dus niet gehaald. Sterker nog, we zijn van een twaalfde plaats na Beijing 2008 naar een dertiende plaats gezakt na de afgelopen Spelen in Londen. Ondanks dat we meer medailles wonnen dan vier jaar geleden, hetgeen aangeeft dat de concurrentie sterker is geworden. Er is ook behoorlijk wat meer geld geïnvesteerd dan in de aanloop naar Beijing, het budget ging van 172 naar 211 miljoen. Je zou denken genoeg om onze positie te handhaven of zelfs te verbeteren. Ook het topsportklimaat scoort in de laatste vier jaar slechter dan in de aanloop naar Beijing, zo blijkt uit een onlangs gepubliceerd rapport. Geen nood, we leven in Nederland, dus er worden geen conclusies getrokken uit deze cijfers. We houden immers wel van afrekenen, van verantwoording nemen en van transparantie, maar alleen niet als het over onszelf gaat.
Sportprestaties zijn gelukkig niet te koop, hooguit kun je randvoorwaarden kopen, die heten niet voor niets zo, anders zouden deze wel kernvoorwaarden heten.
In tegenstelling tot voorgaande Olympische Spelen is er dit keer een contingent mentale coaches, coach-coaches, en sportpsychologen meegegaan naar London. Kennelijk zijn zij niet in staat geweest een positieve bijdrage te leveren aan het olympische prestatieniveau van de sporters die in Londen - waar het telt, namelijk onder druk - hun beste jaarprestaties zouden moeten neerleggen. Je vraagt je af hoe dat in Sydney ging: 25 medailles en zonder een legertje mental coaches erbij, om nog maar niet te spreken van Fanny Blankers-Koen , Ard Schenk en Kees Verkerk, Anton Geesink, Ellen van Langen en al die andere olympische kampioenen die niet eens wisten wat een mental coach was.
Sommigen van u denken wellicht dat mental coaching of sportpsychologie een soort van magie is en dat is ook een beetje waar. Een collega van mij heeft als definitie van een mental coach: ‘iemand die je wel ziet en hoort als er succes is en die onzichtbaar wordt als er gefaald is’.
Hetzelfde probleem van het presteren op het juiste moment gold eigenlijk ook al voor het EK voetbal en de Tour. Een goed jaar gedraaid, behalve toen het er echt op aankwam. We hadden gehoopt en verwacht dat door meer focus op het mentale aspect het aantal ‘net-niet’-prestaties verminderd zou worden. Maar wie kijkt naar de prestaties van de werpers en sprinters in de atletiek, de zeilers, de beachvolleyballers, de BMX-ers, judoka’s , enz. ziet dat ze fysiek rond die periode zeker in staat waren om een topprestatie neer te leggen. Het enige dat ze hoefden te doen is hun voorafgaande prestaties te evenaren, nog niet eens boven zichzelf uit te stijgen.
Ook altijd weer aardig om te constateren is dat vrouwen het olympisch gezien steevast beter doen dan de mannen. Het lijkt er dan ook niet op dat Ranomi en Marianne mentale hulp nodig hebben, zij hadden immers al jong de winnaarsmentaliteit waar iedereen het over heeft.
Het mooie van de Olympische Spelen is dat ze - als het niet gaat om de sport - juist wel weer zo voorspelbaar zijn: ‘deze Spelen zijn de beste Spelen die we ooit hebben gehad’. De vaderlandse politiek vindt - zeker met het oog op de aanstaande verkiezingen - dat sport hoog op de prioriteitenlijst moeten komen, is het niet door daden dan in ieder geval door woorden.
Als je nagaat dat de spelen van 2028 nu al miljoenen hebben gekost aan ‘voorbereiding’. Denk aan de task forces, werkgroepen, projectgroepen en stichtingen die zich tegen het olympisch idee aanschurken. En dat in deze tijd van bezuinigingen in een land dat al verzadigd is met sportaccommodaties? Een voorbeeld; 120 kunststofatletiekbanen, één finalist, maar dan afkomstig uit Curaçao, die bovendien traint in de Verenigde Staten. En vergeet niet dat Inge de Bruijn en Pieter van den Hoogenband al olympisch kampioen waren voor het hypermoderne zwembad in Eindhoven er was. De huidige toppers zijn zeker geen producten van nieuwe faciliteiten.
Steen, staal, glas en beton maken geen kampioenen.
Het IOC zelf blijft voorspelbaar in zijn macht: haast geen filmpje van Usain Bolt of Epke Zonderland te vinden, maar u had die toch al op uw harde schijf gezet en met kennissen gedeeld, mag ik hopen. En over dat gerommel met kaartjes door IOC-leden van vlak voor de Spelen hoor je nu niets meer.
En dan natuurlijk doping een ‘Dauerbrenner’ zoals de Duitsers zeggen en opium voor de massa. Zoals de organisatie zelf aangaf: een lab van 30 miljoen, 150 wetenschappers aan het werk, 6.200 dopingtests en wel 13 positieve tests, waaronder 1 op cannabis, 1 op geraniumolie en 3 op plaspillen. Kosten daarom: ongeveer zo’n 3 miljoen per positieve test. Waar blijft het noodzakelijke gevoel voor realiteit en proportie? 13 positieven ofwel 0.2%, ver af van de gebruikelijke 1-3% ofwel 10% van het ‘normale’ aantal. De schoonste Spelen ooit dus of een complete failure, wat denkt u ervan?
De nazomer en herfst zullen rustig worden na de sportverzadiging van de toch nog hete zomer van 2012. De sport komt dan weer terug naar de menselijke maat en daar waar het thuis hoort: bij de sport.
Henk Kraaijenhof is vooral bekend als atletiekcoach. Zo was hij was onder meer coach van Nelli Fiere-Cooman, Merlene Ottey, Troy Douglas en Letitia Vriesde. Verder was hij consultant van de Engelse rugbybond, coördinator van de krachttraining van het Nederlands herenhockeyteam, conditietrainer van o.a. tennisser John van Lottum en tennisster Mary Pierce, consultant bij voetbalclub Juventus en bondstrainer van de KNAU bij de heren, dames en junioren. Kraaijenhof is ook één van de oprichters van NLcoach, de belangenbehartiger van trainers en coaches.