door: Jacques van Rossum
Er wordt de laatste tijd heel veel gesproken over grensoverschrijdend gedrag in de sport en meestal gaat het alleen over de slachtoffers. Wanneer gaan we nu eindelijk eens iets doen aan de boosdoeners, en in het verlengde daarvan, aan de kwaliteit van de coachopleidingen bij de sportbonden? In plaats daarvan hoor je mensen pleiten voor nieuw, ‘onafhankelijk onderzoek’. Dat is volgens mij helemaal niet nodig! Dat werkt slechts vertragend. Er moet iets gedáán worden. Er moet vanuit de allang beschikbare kennis eindelijk eens áángepakt worden!
Op 14 oktober (NPO Radio 1, in het programma ‘Spraakmakers’) spreekt een atleet (die anoniem wil blijven) zich op de zender ‘live’ uit over het gedrag van een soort van hoofdcoach (lees: ‘opperbaas’) van de Nederlandse atletiekafvaardiging naar de Olympische Spelen van Rio (2016). Hij had de vertrouwenspersoon hierover ingelicht en vertelt dat hij de dag erna door die 'opperbaas' gebeld werd… Vervolgens komt in de radio-uitzending Anneke van Zanen (voorzitter NOC*NSF) aan de telefoon die meldt dat zoiets tegenwoordig niet meer mogelijk is omdat er sinds Rio wel het een en ander is 'ingeregeld' - een term die duidelijk maakt dat er maatregelen zijn genomen om dit soort loslippigheid (lees: ‘domme onhandigheid’ of misschien beter ‘grensoverschrijdend gedrag’) tegen te gaan.
"Wat ik mis in dit soort gesprekken is wie de sport eigenlijk onveilig maakt"
Helaas geen woord over de maatregelen die genomen zijn om de boosdoener (lees: ‘de opperbaas’) tot de orde te roepen, of beter, hem uit de sport te verwijderen... Wat ik mis in dit soort gesprekken is wie de sport eigenlijk onveilig maakt. Als dat duidelijk is, dan kan de bijl aan de wortels gezet worden. Met wortel en tak uitroeien, is wellicht een nog toepasselijker term. Ik besluit de kranten van de afgelopen tijd nog eens terug te lezen, leg de stukjes die ik heb uitgeknipt, in chronologische volgorde.
Wake-upcall
Het Parool, 7 oktober 2021: ‘Gaat na de turnwereld nu de beerput in het voetbal open?’ - een artikel over grensoverschrijdend gedrag van coaches in het vrouwenvoetbal, in de Verenigde Staten, in Australië en in Venezuela. Ik lees ook de woorden ‘wake-upcall voor Nederlandse clubs’, een uitspraak die wordt toegeschreven aan oud-international Leonne Stentler. Een terechte verzuchting. In diezelfde krant, een dag eerder, een berichtje over die casus in Venezuela: een 55-jarige trainer die tussen 2008 en 2017 bij de nationale bond werkte, wordt door 24 topvoetbalsters beschuldigd.
Ook in Het Parool, op diezelfde dag, een uitgebreide recensie van een film, Slalom, waarin een jong skitalent slachtoffer wordt van misbruik door haar coach. De maker, regisseur Charlène Favier, ‘vertelt een verhaal dat raakt aan haar verleden’ - ze zegt dat ze wel competitief geskied heeft, ‘maar het misbruik overkwam me bij een andere sport.’
Op 8 oktober zegt de huidige coach van het Nederlands vrouwenvoetbalteam, Mark Parsons, dat hij niets van het nu openbaar gemaakte grensoverschrijdend gedrag wist toen hij coach Paul Riley opvolgde bij Portland Thorns. Hij zegt: ‘Pas nadat ik was aangesteld, is mij duidelijk gemaakt dat de coach was ontslagen nadat er een onderzoek was geweest vanwege een incident. En dat hij nooit meer bij de club mocht werken. [...] Ze wilden geen verdere toelichting geven, ook niet over de aard van het incident.’
Geen Sarina-plus
En Parsons, overigens op dit moment ook nog in dienst bij Portland Thorns (een club in de Noord-Amerikaanse profcompetitie), heeft het daar kennelijk bij gelaten. Hij heeft dus kennelijk niet uitgezocht of ‘het incident’ wellicht repercussies zou kunnen hebben op de draagkracht en weerbaarheid van (een deel van) zijn selectie. Misschien is Parsons dan toch geen ‘Sarina plus’, ben ik geneigd te denken. Parsons lijkt zich immers niet allereerst gericht te hebben op de speelster als persoon, maar eerder de speelster als sporter te zien. Hij had in dat artikel in Het Parool verder nog een, bij nader inzien, intrigerende opmerking: ‘Het is afschuwelijk voor onze sport en met name voor de slachtoffers.’ Let wat mij betreft even op de volgorde!
'Als een sporter wint, dan wordt er vaak benadrukt wat hij of zij er allemaal voor heeft moeten laten en hoe hard het is'
Dan komt op 11 oktober weer iets in de krant. Onder de kop ‘Misstanden turnsport - Wat is er tot nu toe met de aanbevelingen gedaan?’ spreekt oud-turnster Anouk Visser-Jong zich uit over wat er sinds het rapport 'Ongelijke Leggers' vijf maanden geleden verscheen, is gedaan. Want NOC*NSF geeft op deze maandag een persconferentie. Anouk Visser-Jong hoopt dat NOC*NSF excuses aanbiedt. Want, zegt de oud-turnster: ‘NOC*NSF heeft bijgedragen aan de heersende prestatiecultuur, met medaillespiegels en loservluchten. Als een sporter wint, dan wordt er vaak benadrukt wat hij of zij er allemaal voor heeft moeten laten en hoe hard het is. Daarmee geven ze het beeld dat een topsporter kapot moet gaan om uitzonderlijke prestaties te kunnen leveren. Dat is genormaliseerd en draagt bij aan een cultuur waarin grensoverschrijdend gedrag kan plaatsvinden.’
Smileys in plaats van punten
En dan verschijnt op 13 oktober weer een omvangrijk stuk in Het Parool, dit keer onder de titel: ‘KNGU - Vooral bij de jeugd meer aandacht voor plezier’, met vervolgens een quote van de directeur van de gymnastiekunie, Marieke van der Plas: ‘Het moet niet alleen gaan om de medailles’. Verderop in het artikel is te lezen dat er toch echt al iets aangepakt is: ‘Ik ben ervan overtuigd dat een verantwoord pedagogisch klimaat en goede prestaties hand in hand kunnen gaan. Daarvoor hebben we de eerste wijzigingen al doorgevoerd. We organiseren geen nationale kampioenschappen meer voor 8-jarigen, doen bij de jeugd meer wedstrijden in teamverband en op jonge leeftijd krijg je nu smileys in plaats van punten. Want dat puntensysteem is erg negatief: iedere fout leidt tot aftrek.’
Verdomd: de KNGU is veranderingen aan het doorvoeren. Maar zullen dergelijke maatregelen het grensoverschrijdend gedrag voorkomen? Wie is eigenlijk de boosdoener van de ellende waarmee sporters en oud-sporters al vele jaren tobben?
Ik keek onlangs een documentaire terug die op 1 september 2020 op ARTE werd uitgezonden: ‘Kindesmissbrauch im Spitzensport’. Daarin wordt een omvangrijk probleem in het Engelse jeugdvoetbal (bij jongens!) getoond, en verder voorbeelden in het turnen en het zwemmen. Vastgesteld wordt verder dat er vele jaren sprake was van actief toedekken van ernstig grensoverschrijdend gedrag van coaches bij USA Swimming.
"Zoek op internet maar eens naar de woorden: ‘bullying’ en ‘dance’"
Ook in andere Amerikaanse sportbonden wordt grensoverschrijdend gedrag gemeld: bij het volleybal, het turnen, het gewichtheffen, het kunstschaatsen, taekwondo, boksen. Over deze omvangrijke ellende werd begin 2020 in de Verenigde Staten een senaats-'hearing' gehouden. Elders in de documentaire worden voorbeelden in het (veld)hockey, het schoonspringen en het schermen genoemd. Er wordt een voorbeeld uit het motor-crossen aangehaald waar de in Frankrijk opgezette structuur om het probleem te voorkomen, niet bleek te functioneren.
Half oktober kwam een bericht door op Radio 1 dat er ook grensoverschrijdend gedrag was gevonden in de danssport. Hiermee werd bedoeld: de ‘Latin Dance’. Deze vorm van dans valt onder NOC*NSF. Maar de dansopleidingen (lees: klassiek ballet, moderne dans en jazzdans, maar ook ‘street dance’) vallen niet, zoals bijvoorbeeld in Engeland, onder de sport, maar zijn onderdeel van de kunst (en zijn onderdelen van de opleiding aan een dansacademie, in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Tilburg). Of daar ook wel eens grensoverschrijdend gedrag voorkomt, in deze kunstzinnige omgeving? De vraag stellen is haar bijna beantwoorden: zoek op internet maar eens onder de woorden: ‘bullying’ en ‘dance’.
Waarom onderzoek...
Op 14 oktober staat in Het Parool een kort bericht. Demissionair staatssecretaris Paul Blokhuis (ministerie van Volksgezondheid en Sport) meldt tijdens het Kamerdebat over misstanden in de turnsport: ‘Er komt een onafhankelijk onderzoek naar lichamelijk, psychisch en emotioneel geweld binnen de topsport, om te bepalen wat er in de topsportcultuur moet veranderen om de kans op grensoverschrijdend gedrag te verminderen.’ Het moet me van het hart: als je daar nu nog onderzoek voor moet doen, heb je toch verdomd weinig van de signalen over de afgelopen anderhalf jaar opgevangen. En hoezo zou dat onderzoek moeten gaan aangeven wat er moet veranderen? Ook dat weten we toch allang? Er zijn vele signalen van slachtoffers, en er is een omvangrijke wetenschappelijke literatuur naar goed (lees: veilig en verantwoord) coachgedrag.
"Wanneer gaan we nu eindelijk eens iets doen aan de boosdoeners, en in het verlengde daarvan, aan de kwaliteit van de coachopleidingen bij de sportbonden?"
Wat dat coachgedrag met de sporter doet en wat er gebeurt met de ouders is heel nauwkeurig opgeschreven door een slachtoffer van een zwemcoach. Ela Hutten schreef haar persoonlijke verhaal op in ‘Onder water’ (2017); ook haar ouders komen aan het woord - een aanrader!
Wie coachgedrag eens in beeld wil hebben, zou kunnen kijken naar de documentaire ‘Over the limit’, een documentaire die in 2017 op het IDFA werd getoond. Over de manier waarop wereldkampioene in de ritmische gymnastiek Margarita Mamun behandeld wordt door de hoofdpersoon (een ‘opperbaas’). Verder is in dit verband ook de bekroonde speelfilm ‘Whiplash’ (2014) zeker het bekijken waard. De film werd onlangs (13 maart 2021) nog op BBC 2 uitgezonden. De VPRO-gids (5 sterren!) schreef toen: ‘Voortreffelijke muziekfilm waarin jonge, ambitieuze jazz-drummer het opneemt tegen zijn veeleisende en meedogenloze docent.’
Zelfreflectie
Wanneer gaan we nu eindelijk eens iets doen aan de boosdoeners, en in het verlengde daarvan, aan de kwaliteit van de coachopleidingen bij de sportbonden? Want er is een wetenschappelijk onderbouwd en dus zeer verantwoord antwoord op het veelal bedroevende niveau van denken dat coaches tentoonspreiden. Ik formuleerde dat ruim een jaar geleden in een interview met Sport Knowhow XL. Toen pleitte ik voor zelfreflectie.
Het wordt zo langzamerhand wel tijd, denk ik, om de bal niet bij de individuele coach te leggen (in de hoop dat die verstandig genoeg is om in de spiegel te kijken) maar om die individuele coach bij te scholen en in een structuur te brengen waarin samenwerking met anderen (‘intervisie’) een normaal onderdeel van het functioneren wordt. Helaas heeft de afgelopen tijd mij niet het vertrouwen gegeven dat zo'n verandering in goede handen zal zijn van de sportbonden en/of NOC*NSF. Zouden hier de ALO’s een nuttige rol kunnen spelen?
"Een prachtig voorbeeld van hoe het zou kunnen, kinderen helpen ('coachen') om iets moeilijks onder de knie te krijgen"
Rolmodel
In de documentaire ‘Small Wonders’ (1995) maakt een viooldocente in een achterstandswijk in New York duidelijk hoe je bij jonge kinderen de liefde voor muziek kunt stimuleren, en hoe dat tot 'hard werken' leidt. Docente Roberta Guaspari-Tzavaras is veeleisend, maar wel vanuit de keuze die kinderen zelf maken. Meryl Streep vertolkte op sublieme wijze deze docente in de speelfilm ‘Music of the heart’ (1999): ‘The story of a schoolteacher's struggle to teach violin to inner-city Harlem kids.’ Een prachtig voorbeeld van hoe het zou kunnen, kinderen helpen ('coachen') om iets moeilijks onder de knie te krijgen. Als je toch op zoek bent naar een rolmodel…
Er zijn, ook in Nederland, wel degelijk op hoog niveau presterende coaches, die precies weten wat hun taak is. Ik hoorde een verdomd heldere (en mooie!) boodschap, op een zonnige zondagmiddag in de afgelopen maand september, in het radioprogramma De Perstribune (5 september 2021, 13-14 uur). De bondscoach van de Nederlandse hockeyvrouwen (olympisch kampioen; wereldkampioen; Europees kampioen) is niet de eerste de beste. Zij, Alyson Annan, werd een uur lang geïnterviewd en formuleerde onderweg ook de taak van de begeleiders van de nationale selectie. Ze zei: ‘Wij bewaken hun proces [...] Wij hebben hun in staat gesteld om verantwoordelijkheid te nemen over het spel, hun leven, over hun keuzes. Dat is heel belangrijk om succesvol te zijn; zij voelen zich verantwoordelijk.’ De zeer succesvolle coach presenteert zich niet als ‘opperbaas’, maar als mede-vormgever van een proces dat bedoeld is om tot excellent presteren van de sporters te leiden.
Naar de top leiden
Een ander voorbeeld: de Amerikaanse basketbalcoach Geno Auriemma gaf in een boek in vele en velerlei concrete voorbeelden aan hoe dat gaat, een ‘college’-vrouwenteam naar de absolute top leiden. Het boek ‘Geno; In pursuit of perfection’ (2006) dateert uit de periode dat hij, over twintig seizoenen, ‘slechts’ 83,4% van de wedstrijden won, en zijn team ‘slechts’ vijf keer nationaal Amerikaans kampioen werd. Nu, anno 2021, is het winpercentage over de seizoenen 21 tot en met 35 liefst 94,5% en is hij nog zes keer landskampioen geworden.
Hiermee is hij de legendarische basketbalcoach John Wooden, die tien keer landskampioen van de Verenigde Staten werd met de mannen van UCLA (University of California, Los Angeles), gepasseerd. Geno Auriemma behaalde in 35 seizoenen elf keer de landstitel en won over die gehele periode van 35 seizoenen 88,5% van de wedstrijden met het team van UConn (University of Connecticut). Een illustratief voorbeeld van hoe opmerkelijke prestaties niets te maken hebben met wat de ‘boosdoeners’ voor de voeten wordt geworpen.
"In ‘Gifted Children’ worden drie doorslaggevende kenmerken genoemd van personen die naar perfectie streven"
Coach Geno's werkwijze gaat uit van kennis van de beweegredenen van zijn speelsters. Hij probeert de achtergrond van gedrag te begrijpen. Hij werkt, viel me ineens op, op soortgelijke manier als waarop ooit, lang geleden, Ellen Winner een prachtig wetenschappelijk boek schreef over ‘hoogbegaafden’. In ‘Gifted Children’ worden drie doorslaggevende kenmerken genoemd van personen die naar perfectie streven: ‘precocity’ (voorlopen op anderen; sneller leren, eerder oppikken); ‘an insistence on marching to their own drummer’ (eigen gang en tempo willen bepalen; eigenwijs en soms zelfs koppig zijn); ‘a rage to master’ (ongelooflijk gericht op iets onder de knie krijgen; uitproberen, experimenteren - en dus is het soms ook nodig om ze wat af te remmen). Wanneer je als begeleider/coach/docent van zo iemand (sporter, danser, musicus, …) de genoemde kenmerken niet als leidraad neemt voor je begeleidingsgedrag, zal het onvermijdelijk gaan schuren en botsen. In de relatie met zo'n persoon is een ‘opperbaas’ dus ook kansloos om een sporter (danser, musicus, ...) naar optimale te prestaties te begeleiden. En dan wordt, ook uit onmacht, een ‘opperbaas’ gemakkelijker dan je zou denken een ‘boosdoener’...
Er is volgens mij dus helemaal geen ‘onafhankelijk onderzoek’ nodig. Dat werkt slechts vertragend. Er moet iets gedaan worden. Er moet vanuit de allang beschikbare kennis aangepakt worden!
Bronnen
- Auriemma, G. (2006), Geno, In pursuit of perfection (with Jackie MacMullan). New York, NY: Warner Books.
- Hutten, E. (2017). Onder water. Amsterdam: Balans.
- Music of the heart (1999), speelfilm; regie: Wes Craven; 118 min.
- Over the limit (2017), documentaire; regie: Marta Prus; 74 min.
- Small wonders (1995), documentaire; regie: Allan Miller; 77 min.
- Whiplash (2014), speelfilm; regie: Damien Chazelle; 102 min.
- Winner, E. (1996). Gifted children; Myths and realities. New York, NY: Basic Books.
Jacques van Rossum is gepensioneerd, en als ‘critical friend’ op de achtergrond betrokken bij een handvol coaches en enkele sportclubs. Van 1974 tot 2012 was hij verbonden aan de faculteit Bewegingswetenschappen (VU, Amsterdam). Verder was hij van 1997 tot 2013 als onderzoeker betrokken bij de professionele dans, bij de dansopleidingen van De Theaterschool (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten), zowel bij de HBO-dansopleidingen als bij de dans-vooropleiding (‘Nationale Ballet Academie’).