door: Jeroen Weijermars
Het is geen beste zomer. Behalve voor de sport. In de sport regende het medailles. De olympische vlam was nog niet gedoofd en in – wat tegenwoordig de mainstream media heet – tuimelde het land over elkaar heen om de behaalde sportprestaties van de Nederlandse equipe op de Olympische Spelen 2020 te bejubelen. Wat waren ‘we’ goed en wat presteren wij als klein landje toch geweldig op het grootste sporttoernooi van de wereld. De bobo’s slaan elkaar via de social media op de rug, sportmarketeers complimenteren technisch directeur Maurits Hendriks. Vaderlandse sportjournalisten schrijven kolommen vol met positieve berichten.
Voor alle duidelijkheid. Net als ieder andere sportliefhebber heb ik buitengewoon genoten van de sportprestaties van alle sporters en ook uit mijn mond klonk het menigmaal 'Yes, Yes, Yes' als er weer eremetaal gehaald werd. Ook ik vind het geweldig dat we het als klein land goed hebben gedaan en ben trots op de prestaties van ‘onze’ sporters. Met een zevende plaats op de befaamde medaillespiegel heeft Nederland, de Nederlandse sporters, een wereldprestatie geleverd. Vanuit een ander perspectief zijn we zelfs de beste. Een ingezonden brief in ‘de T’ meldde dat we eigenlijk nummer één zijn. Per miljoen inwoners wist Nederland 2,06 medailles te scoren en op afstand volgt Australië met 1,8 medailles.
Management talk
En toch voel ik een ‘maar’. In de eerste plaats had het volledig anders kunnen lopen. Wie herinnert zich de eerste week nog. NRC kopte toen 'Onheilspellend scenario voor olympische ploeg'. De inleiding daaronder verwoordde het heersende gevoel: 'De Olympische Spelen in Tokio zijn nog geen week oud, maar in de eerste dagen ontrolt zich voor de Nederlandse ploeg, voor het oog van de internationale sportwereld, een onheilspellend scenario.' Er was op dat moment best wel wat fout gegaan. Op de persconferentie putten de voortrekkers van de Nederlandse equipe - Van den Hoogenband en Hendriks - zich uit in generieke management talk. Belangrijker nog, aan hen lag het niet. Als er al iets fout was gegaan dan was dat vooral de verkeerde keuze van een ander. Nu met de goede afloop lijkt alles ineens wel aan hen te hebben gelegen.
"Vrijwel alle Nederlands olympiërs begonnen hun sportloopbaan zo rond hun zesde op een sportvereniging. (...) En dát is de basis van het succes"
Terwijl de basis van al dit succes eenvoudigweg niet bij hen lag. De basis van deze successen is de behoorlijk unieke sportinfrastructuur die wij in Nederland als 'gewoon' ervaren: de sportvereniging. Vrijwel alle Nederlands olympiërs begonnen hun sportloopbaan zo rond hun zesde op een sportvereniging. Daar stond – geheel belangeloos – de clubvrijwilliger klaar die het deze toekomstige medaillewinnaars naar de zin maakte. Vrijwilligers die de eerste training gaven en de nog beginnende sporters seizoenen lang motiveerden. En dát is de basis van het succes. Dat deze sportverenigingen er zijn, vinden wij gewoon. Zo gewoon dat daar wel naar gekeken wordt als de politiek, en in hun kielzog de beleidsmakers, met management talk doorspekte gezonde of sociale domeindoelstellingen formuleren, maar nauwelijks als bron van succes (h)erkend worden als het gaat om behaald eremetaal.
Investering per medaille
Natuurlijk zijn de herkende talenten door het topsportprogramma beter geworden. Dat valt niet te ontkennen. En dat mocht ook wat kosten. Daags na de Olympische Spelen becijferde de Volkskrant de investering per medaille. Per sport varieert het, maar het bedrag per gewonnen medaille komt uit op ruim drie miljoen euro. In werkelijkheid meer, omdat er uit allerlei potjes nog meer geld naar de topsport stroomt. Uit de berekening die Volkskrant-scribent Erik van Lakerveld maakt komt er uiteindelijk een prijskaartje van 10,4 miljoen euro per medaille. Is dat erg? Wat mij betreft niet. Blijkbaar heeft ‘de sport’ het er voor over.
Tegelijkertijd is er in de afgelopen decennia een enorme focus op winnen ontstaan. De beste zijn en presteren, dat is een maatschappelijk fenomeen en sportjournalist John Volkers weet dat mooi te verwoorden in zijn afscheids(?)reportage: 'De lange weg die Nederland aflegde om topsportland te worden' waarin Volkers bijna vier decennia teruggaat om het succes van nu te verklaren. De moraal van het verhaal: 'Het gaat om winnen. Wie wint, krijgt gelijk. Problemen verdwijnen, nieuwe mogelijkheden dienen zich aan.'
Juichen voor de buis
Zoals ik schreef… ook ik heb op zijn Sedocs staan juichen voor de buis. Tegelijkertijd breng de focus op winnaars wat mij betreft niet alleen maar goede dingen met zich mee. Door die focus krijgen bonden waarvan vooraf ingeschat wordt dat zij medailles halen op mondiale toernooien eenvoudig weg meer geld. Winnen wordt belangrijker dan meedoen. Overigens is het verband tussen investeringen en medailles nogal grillig. Wie de cijfers over de afgelopen jaren bekijkt, nadat voor dit beleid gekozen is, ziet dat het nogal fluctueert. Soms is behoorlijk geïnvesteerd en worden er nauwelijks medailles gehaald – turnen en judo - en soms is er zelfs nauwelijks geld en toch een medaille, zoals bij het boksen.
"Het ecosysteem van de sport is verworden tot een op neoliberale leest geschoeide markt van vraag en aanbod, gestuurd door medaillewinst"
Nog belangrijker is dat niet ieder kind dat begint te sporten wil meedoen aan de gekozen focussporten. Terwijl deze wel het meest in beeld zijn. Dat zorgt ervoor dat minder succesvolle sporten een beetje in het verdomhoekje dreigen te komen. Deze sporten zijn het kind van de rekening geworden. Minder geld, minder mogelijkheden en de vicieuze cirkel is begonnen. Het ecosysteem van de sport is verworden tot een op neoliberale leest geschoeide markt van vraag en aanbod, gestuurd door medaillewinst. En als we maatschappij breed terugkijken tot de millenniumwisseling weten we inmiddels dat marktdenken niet altijd overal het goede antwoord op is.
Breedtesport als ruggengraat
Dus ja, dat we als land trots zijn op de prestaties is terecht. Maar laten we het momentum goed gebruiken. Nu niet alleen trots zijn op de topsport maar evenzogoed realiseren dat de breedtesport daarvan de ruggengraat is en dit fundament van de sport een impuls geven. Want anders dan in de topsport gaat het in die breedtesport niet zo goed. Teruglopende ledenaantallen, een teruglopend aantal vrijwilligers, toenemende regeldruk vanuit de overheid. Willen we onze sportinfrastructuur ‘in de lucht houden’ dan betekent dat er topsport geen doel op zich moet zijn. Er moet een life line komen tussen de top- en breedtesport.
Dat betekent dat ook voor de basis van de sport er voldoende budget moet worden vrij gespeeld. Dit kan alleen als het huidige enthousiasme wordt omgebogen naar politieke en beleidsmatige sportbrede aanpak. Geen management talk maar boter bij de vis. Dus eindelijk een sportwet die zorgt voor een wettelijke kader voor topsport, breedtesport en bewegen. En daar hoort geld bij. Voldoende geld zodat sportverenigingen hun kerntaak kunnen blijven voortzetten. Voldoende geld zodat een divers sportaanbod geboden kan (blijven) worden. Voldoende geld zodat accommodaties up to date en uitnodigend zijn om te gaan sporten. Voldoende geld zodat het door kader van de door vrijwilligers gedragen sportverenigingen kennis op het gebied van sport en besturen kan verwerven of vergroten.
Waar het feitelijk om gaat is dat het huidig enthousiasme gebruikt wordt om de focus te verbreden van topsport in het bijzonder naar sport in het algemeen. Het is nu het moment dat er een sterke verbinding tussen de topsport en de breedtesport kan worden gemaakt.
Zo kan de medailleregen van Tokio de gehele sport in het zonnetje zetten en ontstaat er vruchtbare grond voor de volgende oogst van eremetaal.
Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast is hij als docent verbonden aan de opleiding Sportkunde van de Haagse Hogeschool en geeft hij daar les op het gebied van sportmanagement, -marketing en -beleid. In zijn vrije tijd vervult hij al ruim 35 jaar verschillende bestuursfuncties waaronder 8 jaar lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV). In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, LinkedIn, of www.zjerom.nl