door: Peter Murphy & Bennie Douwes
Max Verstappen rijdt sinds 2015 in de Formule 1. Zijn doorbraak kwam veel sneller dan voor menig ander coureur. Dat unieke pad naar de top in het autoracen wordt uitgebreid belicht in de documentaire ‘Max Verstappen: Whatever it Takes’. Een titel die weerspiegelt welke diepe motivationele drijfveren er achter Max schuil gaan. Ongeacht wat het kost de beste van de wereld willen worden. Een wil die al van jongs af bestond en tot in het extreme werd gefaciliteerd. Al was het omdat vader Jos dezelfde drive kent.
Het is geen geheim dat Max Verstappen niet heel erg te spreken is over de Formule 1-documentaire ‘Drive to Survive’, zoals deze op Netflix verscheen. De makers zouden hem als arrogant hebben afgeschilderd en zijn woorden hebben verdraaid. Het vroeg om een weerwoord en dat is er met ‘Whatever it Takes’ gekomen. De driedelige docuserie van Ziggo biedt door de grote openheid een uniek kijkje achter de schermen van het leven van Verstappen. Van zijn successen in de kartsport tot de overwinningen in de Formule 1. Het is echter vooral een persoonlijke verslaglegging waarbij de kijkers Max beter leren kennen als persoon, in plaats van als de opzienbarende Formule 1-coureur.
Voor ons een mooie gelegenheid om de docuserie te analyseren in het licht van Verstappens diepe motivationele drijfveren, natuurlijke handelingsvoorkeuren, alsmede de hierachter schuil gaande dynamiek.
"Wie goed naar hem luistert merkt zijn bedachtzaamheid op. Wat er buiten het vuur van de wedstrijdsport wordt gezegd, is goed doordacht"
Voorkeuren in denken en doen
In ‘Whatever it Takes’ is geregeld een open en soms ook uitbundige Verstappen te aanschouwen. Toch zien wij hem niet als een extraverte persoonlijkheid. Inmiddels gepokt en gemazeld weet hij voor de camera’s goed zijn verhaal te doen en de uitspattingen met vrienden zijn er vooral om af en toe van de spanning en druk in het Formule 1-circuit te ontladen. Dergelijke beelden zijn enerverender en blijven eerder op het netvlies hangen dan een Max die rustig op zijn kamer in zijn eigen wereldje vertoeft. Maar wie goed naar hem luistert merkt zijn bedachtzaamheid op. Wat er buiten het vuur van de wedstrijdsport wordt gezegd, is goed doordacht.
Een voorkeur voor introversie die Verstappen in de documentaire meerdere malen met de woorden 'ik ben niet zo’n prater' luister bijzet. In een interview met De Telegraaf laat Max optekenen dat hij liever op de achtergrond blijft. Waar Lewis Hamilton zich uitgebreid in de media mengt, laat de Red Bull-Racing coureur weten dat hij liever niet zijn privéleven op straat gooit. Sterker nog, het zou hem niet verbazen als hij zich helemaal terugtrekt aan het einde van zijn carrière: 'Wie weet, als ik eenmaal klaar ben met racen, dat ik op de delete-knop druk en weinig meer laat horen.' Oftewel, Verstappen kent van nature geen grote behoefte om zich met de buitenwereld te verbinden.
Verder is de wijze waarop hij de dingen beleeft concreet. Het gaat over zaken die er daadwerkelijk zijn en niet over wat er zou kunnen zijn. Het betekent dat je Max ook langs die weg coacht, wat zijn de zintuiglijke waarnemingen in het hier en nu? Hoe sluiten deze aan bij eerdere ervaringen en voorkomen we dat twee keer dezelfde fout wordt gemaakt? Zo bouwt Verstappen in zijn leven en op elk circuit aan een schatkist van best practices waaruit hij telkens kan putten. Het is al van jongs af aan zijn koersbepaler die hem richting geeft en steeds verder brengt.
Nuchterheid
Max benoemt zijn realiteitszin zelf als ‘down to earth’. Hij combineert het met een uitgesproken nuchterheid. De dingen zijn zoals ze zijn, daar hoef je geen doekjes om te winden. Kritische noten gelden ongeacht wie het betreft en wat het voor de betrokkenen betekent. Het is de logica van een meer rationele denker, die gericht is op de zaak en niet op het inschatten van de gevoelens van de persoon. Max maakt het allemaal niet heel veel uit. 'Je vindt mij óf leuk, of helemaal niet', zegt de coureur in een interview.
'Ik zeg waar het op staat, maar ik zeg lang niet alles wat ik denk'
Verstappen ziet zichzelf vooral als een pragmatisch persoon: ‘Ik laat volgens mij niet veel emotie zien.’ Zijn no nonsens-karakter en directheid hebben voor controversiële momenten gezorgd. Niet alleen rond de race, maar ook door uitspraken daarbuiten. Toch vindt de Red Bull-coureur een beetje nuance wel belangrijk: ‘Ik besef dat je niet alles kan zeggen. En dat doe ik ook zeker niet. Ik zeg waar het op staat, maar ik zeg lang niet alles wat ik denk.’
Wat we niet zien, maar achter de schermen wel gebeurt, is hoe Max zich als weinig anderen nauwgezet op elke race voorbereidt. Zo wordt invulling gegeven aan een zekere controlebehoefte, die voortvloeit uit zijn dominante linkerhersenhelft. We noemden al zijn schatkist aan eerdere ervaringen die hij onbewust met zich meedraagt. De gedetailleerde herinneringen die hierbij horen worden samengebracht met waarnemingen in het hier en nu. In eerste instantie om eerder gemaakt foutjes te voorkomen, maar ook om te bepalen waar op het circuit het - gegeven de staat van de auto - op welke manier nog beter kan. Het zintuiglijk waarnemen van de omgeving (bijvoorbeeld hoe de auto reageert) en dit door logisch redeneren meteen technisch kunnen interpreteren is een bijzondere kwaliteit. Niet alleen Verstappen maar ook zijn Red Bull-crew spint hier garen bij.
Motorische stijl
Door de verbinding van lichaam en geest zijn cognitieve, emotionele en motorische voorkeuren niet los van elkaar te zien. De hierboven weergegeven profieleigenschappen duiden op de inzet van oog-hand-(voet)-coördinatie als motorische hoofdstijl. Bewegingsaansturing vanuit de fijne motoriek. Dat wat de ogen zien voeren de behendige handen en voeten automatisch uit, met de grote lichaamsspieren in een ondersteunende rol. Een belangrijke motorische behoefte die daarbij hoort is dat de ogen de handen kunnen zien. De handen bevinden zich daarom iets verder van het lichaam. In andere sporten zien we dat de motorische voorkeursstijl om individueel maatwerk in het handelen en indien van toepassing in de afstelling van het materiaal vraagt. Iets dat in de racesport niet anders zal zijn.
"Zijn visuele systeem maakt vooral gebruik van hoogfrequente signalen. Het hangt samen met een smaller blikveld en neemt contrasten gemakkelijk waar"
De oog-hand-(voet)-coördinatie van Max' motorische hoofdstijl gaat gepaard met scherp zien. Als je weet waar je op moet letten is deze voorkeur in focus aan de oogbewegingen te zien, die zich bij Max gemakkelijk op het doel van de actie vastzetten. Zijn visuele systeem maakt vooral gebruik van hoogfrequente signalen. Het hangt samen met een smaller blikveld en neemt contrasten gemakkelijk waar. Dit alles maakt dat bewegingen aangepast kunnen worden op het moment dat de blik de focus heeft. Voor mensen waarbij laagfrequente signalen de belangrijkste rol in het waarnemingssysteem vormen werkt het anders.
Talentprogramma
De FIA (Federation Internationale de l’ Automobile) organiseert jaarlijks een talentprogramma voor uitverkoren Europese talenten in alle takken van de autoracesport. Zo ook destijds, in samenwerking met de KNAF, in ons land. In de ochtend kregen de jonge coureurs instructies hoe ze bepaalde bochten op het circuit het beste kunnen nemen. Daarvoor werden pylonen langs de zijkant van de baan geplaatst. De opdracht was om in aangegeven volgorde scherp naar de pylonen te kijken om op basis daarvan tot de ideale lijn voor de betreffende bocht te komen.
In de middag was er een ActionTypes-sessie om zelfinzicht en zelfsturing te bevorderen. Daarbij deden dezelfde coureurs testjes om hun cognitieve, emotionele en motorische voorkeuren te achterhalen. Zo ook eentje gericht op de wijze van waarnemen. Ontstaat er coördinatie bij het scherp naar een punt kijken of is dat juist het geval als globaal een groter vlak wordt gescand? Mensen verschillen in de wijze waarop hun visueel systeem werkt, in dit geval door het gebruik van hoog- respectievelijk laagfrequente signalen. Zo ook de jonge coureurs. Bij hen die geen coördinatie bij het scherp kijken naar een punt (hoogfrequente signalen) en wel bij het scannen van een groter vlak (laagfrequente signalen) hadden, gingen figuurlijk de ogen open. Ze kregen in de gaten waarom bij hen de instructie met de pylonen op het circuit niet werkt.
Op de vraag hoe ze het die ochtend hadden gedaan, was het antwoord van dat deel van de groep: ik heb het een aantal ronden geprobeerd, maar het ging totaal niet. Daarna lieten ze de pylonen voor wat ze waren en deden ze het op hun eigen manier. Het gebruik van laagfrequente signalen hangt samen met uitademen, het heeft een breder blikveld nodig om beweging te detecteren en wil aan de hand daarvan een ritmische relatie met het eigen lichaam aangaan. Dit alles maakt dat bewegingen aangepast kunnen worden op het moment dat (anders dan bij het scherpe zien van bijvoorbeeld Verstappen het geval is) de blik de focus juist loslaat.
Rijstijl
Het profiel van Max heeft zo ongeveer het ultieme van precieze fijnmotorische bewegingsaansturing in zich. En door al zijn races, trainingen en de daarbij onder zeer variabele omstandigheden en hoge druk opgedane ervaringen worden zijn vaardigheden op een steeds hoger en bestendiger niveau gebracht. De crashes waarbij de Red Bull-coureur betrokken was zijn dan ook niet zo zeer terug te voeren op zijn rijvaardigheden maar meer op zijn rijstijl. Hier komt het verschil tussen direct (verticaal) en indirect (horizontaal) handelen naar voren. Directe mensen zijn rechtstreeks met de intentie van hun handelen verbonden, ze willen impact leveren. Indirecte mensen zijn daarentegen in eerste instantie op de situatie gericht. Ze willen deze zo gunstig mogelijk beïnvloeden om van daaruit efficiënt naar de intentie te gaan.
"Verstappen is niet bang om het kleinste gaatje te pakken. Waar andere coureurs denken dat je niet kunt inhalen, ziet Max grote mogelijkheden in de kleinste kansen"
Dit onderscheid in voorkeurshandelen speelt niet alleen in het dagelijks leven, het speelt ook in elke sport zijn typisch eigen rol. Zo ook in de racesport. Een directe coureur zet bij een gaatje al snel zijn auto er in waardoor een situatie ontstaat die in de actie opgelost moet worden. Meestal gaat de voorligger er niet vanuit dat de coureur probeert in te halen op een stuk van het circuit waarop dat nauwelijks is te doen. Er ontstaat dan een vergroot risico op crashes, de voorligger kan uit een schrikreactie gaan handelen waardoor er contact kan plaatsvinden.
Verstappen is niet bang om het kleinste gaatje te pakken. Waar andere coureurs denken dat je niet kunt inhalen, ziet Max grote mogelijkheden in de kleinste kansen. De wijze waarop hij Ferrari-coureur Charles Leclerc in twee opeenvolgende pogingen attaqueerde om in de slotfase van de Grand Prix van Oostenrijk (2019) de overwinning voor de neus van de Monegask weg te kapen spreekt boekdelen (zie de fotoreeks hieronder). Verstappen zet zijn Red Bull in bocht drie naast de Ferrari van Leclerc om zo de nodige impact te leveren. Waar het in lap 68 nog niet lukt, neemt hij een ronde later net wat meer risico’s door iets later af te remmen. Ondanks een touchering en een ‘under investigation’ neemt Verstappen de leiding in de race.
Niet alleen bij inhaalpogingen kun je zien of een coureur direct of indirect is, vaak is het ook af te lezen aan de verdedigende acties. Een verticale coureur zal agressiever handelen bij het verdedigen van zijn positie dan een horizontale coureur. De crash tussen Max Verstappen en zijn toenmalige teamgenoot Daniel Ricciardo in Baku 2018 illustreert dit. In onderstaande afbeeldingen is uitgewerkt hoe direct op de intentie gericht (je komt er niet langs) Verstappen handelde toen Ricciardo hem wilde inhalen.
"Directe coureurs zijn heel populair omdat races met hen vaak opwindend tot sensationeel zijn"
Deze verticale rijstijl is niet alleen goed terug te zien bij Max Verstappen, maar was dat ook bij bijvoorbeeld Ayrton Senna. Directe coureurs zijn heel populair omdat races met hen vaak opwindend tot sensationeel zijn. Bij indirecte coureurs is dat minder het geval, ze zoeken naar een gunstige uitgangspositie om in te halen en rijden van nature minder vaak op het randje van wat er mogelijk is en wat volgens de regels mag. Duidelijke voorbeelden hiervan zijn Michael Schumacher en Alain Prost. Maar ook zij zijn net als Senna wereldkampioen geworden. De ene rijstijl geeft dus niet meer of minder kans dan de andere.
Ontwikkelingstraject
Het drieluik toont ook het pad waarlangs Max Verstappen zich tot één van de allerbeste coureurs heeft ontwikkeld. Als vierjarige al in een kart en via de jongste debutant in de Formule 1 tot memorabele zeges op datzelfde niveau. Een traject ingegeven door vader Jos, waarbij vanaf het prille begin werkelijk alles tot in het extreme werd gefaciliteerd. Een benadering die vergelijkingen oproept met die van o.a. golfer Tiger Woods en de schakende Polgar-zusjes, maar die doorgaans tot fikse teleurstellingen en het risico van mentale beschadigingen leidt.
Waarom het bij Verstappen, ondanks enkele onverkwikkelijke voorvallen, wel tot resultaat heeft geleid zit hem waarschijnlijk in een karaktereigenschap die hij toevalligerwijs met zijn vader gemeen heeft: de diep gewortelde drive om de beste te willen worden. We volgen Max zijn eigen woorden. ‘Het is simpel. Ik ben heel vastberaden om te winnen, ik zou er alles voor doen. Dit is mijn leven en mijn passie. Voor sommige mensen lijkt dat misschien arrogant, maar ik ben hier gewoon om te winnen.’
"De angst om niet te winnen en niet de beste te zijn, drijft mensen met de extrinsieke variant van competitie om tot het uiterste te gaan"
Diepe motivationele drijfveren
We herkennen hierin de diepe motivationele drijfveer competitie extrinsiek. Het is het plezier om te winnen en de beste te willen worden dat voor tonus en energie zorgt. Diepe motivationele drijfveren zijn aangeboren en verbonden met het emotioneel systeem. Wat achter de drijfveer competitie zit is de basisemotie angst. De angst om niet te winnen en niet de beste te zijn, drijft mensen met de extrinsieke variant van competitie om tot het uiterste te gaan. Ze gaan voor de winst, wat het ook mag kosten. Tot op en over het randje. Andere mensen, ook topsporters, kennen andere diepe drijfveren (bijvoorbeeld relatie of ontwikkeling) en daarmee ook andere motivatiebehoeften om te presteren.
Tegenvallende resultaten vallen de Red Bull Racing-coureur dan ook zwaar, omdat hij altijd het onderste uit de kan wilt halen. Als Max emoties de vrije loop laat dan is dat als iemand om voor hem onbegrijpelijke redenen zijn kansen de grond in heeft geboord. Hoe koel hij normaliter is, met des te meer agressie kan hij zich onder dergelijke omstandigheden laten gaan.
Concluderend
Interessant is ook hoe vader en voormalig Formule 1-coureur Jos van Max een betere versie van zichzelf wilde maken en er gaandeweg achter komt dat zijn zoon, buiten de gedeelde drijfveer, fundamenteel anders in elkaar zit. ‘Bij het zien van sommige beelden moest ik even slikken, het raakte mij. Het was confronterend als ik bijvoorbeeld redelijk fel was’, aldus Jos Verstappen. De documentaire heeft niet voor niets de treffende titel ‘Whatever it Takes’ meegekregen.
Een coach weet veel, maar hij weet nog veel meer niet. Om een deel van die leemte op te vullen kan ActionTypes worden ingezet en het werkt. Diepe drijfveren en handelingsvoorkeuren helpen daarbij de valkuilen van Be Like Me of One Size Fits All te vermijden. Met de hieruit voortvloeiende inzichten is de trainer-coach (en zijn ook ouders van talenten) beter in staat te begrijpen hoe het bij de individuele sporter werkt. Zo ontstaat de basis voor de ontwikkeling van het volledige potentieel. En om een eventueel misverstand te voorkomen, de sporter krijgt daarmee niet wat hij wil maar wat hij nodig heeft.
De auteurs danken Thije Greven voor zijn bijdrage aan dit artikel.
Peter Murphy (1947) geldt in de (inter)nationale sportwereld als expert, docent en spreker op het gebied van topsport, coachen en teambuilding. Gehard als wedstrijdcoach op nationaal, Europees, wereld- en olympisch niveau kan hij door zijn specialiteit als geen ander de link leggen tussen de route naar succes en presteren op het moment dat het er echt om gaat. Murphy is van huis uit fysiotherapeut en heeft een groot deel van zijn sportieve leven doorgebracht in de volleybalsport – eerst als speler en later als trainer/coach. In 1978 en in 1985 werd hij verkozen tot Volleybalcoach van het Jaar. Als bondscoach van het Nederlands vrouwenteam (1982-1986 en 1990-1994) veroverde hij in 1991 een zilveren medaille en in 1985 een bronzen medaille op het Europees kampioenschap. Voor die laatste prestatie werden ‘Murphy’s meiden’ door de sportpers uitgeroepen tot Sportploeg van het Jaar. Zijn team behaalde in 1992 tijdens de Olympische Spelen in Barcelona een zesde plaats. In 1994-1995 was hij assistent-coach bij het nationaal heren volleybalteam. Tijdens de WK 1994 in Athene werd onder leiding van Joop Alberda een zilveren medaille behaald. Van 1986 tot 1990 was Murphy werkzaam als technisch directeur van de Nederlandse Volleybal Bond. In die functie was hij betrokken bij het Bankrasmodel, dat de herenploeg onder leiding van Arie Selinger (bondscoach van 1986 tot 1989 en in 1992) en later Joop Alberda (1993-1996) wereldfaam zou bezorgen. Op internationaal niveau (1988-2017) maakte hij deel uit van de technische commissie van de wereldvolleybalbond FIVB waar hij de supervisie over de WK en Olympische Spelen analyses had. Vanaf 1996 tot medio 2010 is Murphy werkzaam geweest voor NOC*NSF als prestatiemanager Topsport en Talentontwikkeling met als specialiteit teamdisciplines. Ook was hij medeontwikkelaar en begeleider van het Mastercoach in Sports traject voor de bondscoaches. In de periode 2010-2013 startte hij voor het Rabobankcyclingteam het coach de coachtraject op en begeleidde de ploegleiders naar de rol van rennercoach. Bij het Sport Management Institute(SMI) is Murphy docent bij de modulen Sport, Management en Organisatiekunde en Sport, Leiderschap en Competentiemanagement. Hij zette de de ActionTypes Academy Nederland op met een aantal succesvolle producten nl. de leergang Praktisch werken met ActionTypes® en de cursus Diepe Motivationele Drijfveren. Van 2011 tot medio 2018 begeleidde Murphy de Ajax 1 coachstaf bij specialistische ondersteuning t.b.v. de teamdynamics/ontwikkeling en bij het opbouwen van een spelervoorkeuren-profiel Ajax 1-spelers. Samen met Jan Huijbers schreef hij het succesvolle standaardboekwerk 'Totaalcoachen' in 2006. In 2015 schoof co-writer Bennie Douwes aan en verscheen er een revisie onder de naam TotaalcoachenXL (500 blz). In 2009 verscheen het boek 'De excellerende sportcoach' dat hij samen met Rogier Offerhaus schreef.
Bennie Douwes (1957) studeerde aan de Rijksuniversiteit in Groningen af in de economische wetenschappen. Wat hem binnen en buiten zijn oorspronkelijke vakgebied altijd heeft geboeid is de ontwikkeling van menselijk potentieel. Als sportliefhebber heeft hij zijn sporen ruimschoots verdiend, aanvankelijk als tafeltennisspeler, daarna in diezelfde sport al snel als trainer en coach. Douwes kan bij de senioren bogen op ervaringen op nationaal en internationaal niveau, maar zijn voorliefde voor talentontwikkeling heeft hij nooit verlaten. Hij rondde met succes de internationale opleidingen ActionTypes bij Bertrand Théraulaz en Ralph Hippolyte af en werkt sinds 2010 intensief met Peter Murphy samen. Daarbij richten zij zich in het bijzonder op het direct toepasbaar maken van ActionTypes op de sportvloer en het als coach van de coach achter de schermen ondersteunen van een aantal topsport – en onderwijstrajecten. Douwes is als seniordocent verbonden aan de ActionTypes Academy.