Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Kleine verenigingen grote motor achter groeiende sportpopulatie 4 juni 2019

door: Jeroen Weijermars

De woensdagochtend voor de Europese verkiezingen verwachtte ik in mijn regionale dagblad een voorpagina vol nieuws en achtergronden over de verkiezingen die een dag later zouden plaatsvinden. Maar wat schetste mijn verbazing dat het onvolprezen Leidsch Dagblad niets over de verkiezingen van het Europese parlement liet optekenen maar openende met de kop: 'Sportverenigingen minder in trek in puberteit'… Sport als belangrijkste bijzaak van het bestaan.

De aanleiding die de kop vormde was een destillaat uit het NOC*NSF rapport: Zo sport Nederland. Inmiddels heb ik genoeg grijze haren om te beseffen dat - behalve als ‘ons Oranje’ een toernooi wint - slecht nieuws beter verkoopt dan goed nieuws. Maar de kop boven het artikel had ook kunnen zijn: 'Jeugd sport meer dan ouderen in verenigingsverband' dan wel 'Het aantal sporters neemt toe' of met nog meer nuance 'Sportdeelname stijgt, ledenpercentage stabiel'. Toch kiezen veel media er vaak voor om juist het negatieve over de sportdeelname bij de georganiseerde sport te belichten maar de positieve zaken onbelicht te laten.

Van de negen paragrafen die gaan over de demografische ontwikkelingen in de sport pikt de krant de enige negatieve eruit en laat al het goede nieuws liggen

Pubers doen andere dingen
Wanneer er geen positieve zaken te melden zijn dan is dat zo. Facts and figures moeten de boventoon voeren. Toch lijkt het hier meer op bewust framen. Want van de negen paragrafen die gaan over de demografische ontwikkelingen in de sport pikt de krant de enige negatieve eruit en laat al het goede nieuws liggen. Nogmaals, het is een feit; er is een behoorlijke daling van sportdeelname in verenigingsverband bij de categorie pubers (64% naar 45%). Maar die daling vinden we ook terug als het gaat om ongeorganiseerd sporten door pubers. Weliswaar in mindere mate (9%) maar pubers hebben gedurende die periode blijkbaar andere dingen om te doen. 

JohnElffers638-1Naast de daling bij pubers is het minstens zo interessant om te zien dat vanaf circa 40 jaar er weer een lichte toename is. De pubers van eerst komen weer een beetje terug als vaders en moeders van de eigen jeugd? Want die jeugd sport massaal in verenigingsverband. In de categorie 10 tot en met 14 jaar zelfs 64%. En ook onder de krasse knarren van boven de 70 jaar neemt sporten in verenigingsverband licht toe. 

Ik ben geen nieuwe Bagdad Bob of Comical Ali. Deze Iraakse minister van informatie gaf op televisie nog steeds te kennen dat de strijd voor het Iraakse regime voorspoedig verliep terwijl de Amerikanen met hun tanks de stad als overwinnaars binnenreden. 

Jong geleerd, oud gedaan
Ik ben dus geen spindocter van de sport maar wel een warm pleitbezorger van de georganiseerde sport en teleurgesteld als de nuance ontbreekt. Want het is een gegeven dat de georganiseerde sport qua participanten stabiliseert en in relatie tot de ongeorganiseerde sport aan marktaandeel inlevert. Tegelijkertijd is het diezelfde georganiseerde sport die er voor het belangrijkste deel aan bijdraagt dat de jongste jeugd van Nederland in beweging komt. Jong geleerd is oud gedaan. Hoewel niet in de eerder genoemde sportrapportage is bekend dat kinderen die jong gaan sporten langer actief blijven als sporter. 

Als we Nederland gezond willen houden, zullen we de kinderen een goed sportaanbod moeten bieden

Dat betekent dat sportverenigingen belangrijk blijven. Anders dan sportbeleidsbepalend Nederland op lokaal niveau weleens lijkt te denken, komen kinderen niet in beweging door twee strepen op het asfalt te trekken en daar ‘start’ en ‘finish’ bij te schrijven. Er zal een aantrekkelijk en veilige sportomgeving moeten zijn om dit wel te bewerkstelligen. Daar hebben verenigingen en lokale overheden een gezamenlijke rol in. Zie daarvoor ook mijn eerdere column De gouden driehoek van de sport in de veranderende samenleving.

Niet alleen kwantiteit
XL20OpenPodiumJW-1Als we Nederland gezond willen houden, wat inmiddels toch wel een breed gedragen maatschappelijke ambitie is, zullen we de kinderen dus een goed sportaanbod moeten bieden. Een divers sportaanbod ook. Want zoals iedere consument weet: uit één kan je niet kiezen. Daarmee wil ik maar zeggen dat steden en dorpen niet alleen voor kwantiteit moeten kiezen maar ook voor diversiteit. Kwantiteit zijn de grote verenigingen, diversiteit zijn verschillende soort sportverenigingen. Want niet ieder kind wil immers voetballen, tennissen, golfen gymnastieken of hockeyen. Dat is de top vijf uit de meest recente Lidmaatschappenrapportage van sportkoepel NOC*NSF. Ik heb overigens eigenhandig de sportvissers eruit gewipt omdat de jeugd hier onevenredig ondervertegenwoordigd is.

Sommige kinderen willen kiezen voor kleinere sporten maar vrijwel altijd in verenigingsverband. Dus daarom is het zo belangrijk dat ook kleine sporten op lokaal niveau ondersteund blijven worden. Er zijn ook kinderen die kiezen voor minder voor de hand liggende sporten zoals frisbee, cricket, bowlen, schermen of boogschieten om maar eens wat bonden te noemen die minder dan 10.000 leden hebben. En met een totaal ledenbestand van minder dan 10.000 is het logisch dat de verenigingen ook kleiner zijn. Uit efficiencyoverwegingen kan je natuurlijk deze sportverenigingen links laten liggen. Ik pleit er juist voor ze te omarmen. Net als bij cultuur is een verscheidenheid in het aanbod de sleutel tot succes. Zoals bij cultuur de diversiteit in cultuuraanbod zorgt voor ieder wat wils door het in stand houden van bijvoorbeeld kleine podia, zorgt diversiteit in sportaanbod voor een hoger ledenaantal als het om sportdeelname bij de jeugd gaat.

Juist kleine verenigingen kunnen baat hebben bij een Open-Club gedachte

Stip aan de horizon
Nadeel van de op vrijwilligers draaiende kleine sportvereniging is dat deze doorgaans moeite hebben het hoofd boven water te houden vanwege het gebrek aan diezelfde vrijwilligers en gebrek aan ondersteuning. Kleine verenigingen zijn meestal bezig met de operationele zaken en weinig met een stip aan de horizon. In haar column in Sport & Strategie (maart 2019, editie 1) van onderzoekster Marieke Reitsma, (Mulier Instituut) schrijft zij dat juist kleine verenigingen baat kunnen hebben bij een Open-Club gedachte. 

'Als kleine vereniging met overal tekort aan heb je daar toch helemaal geen tijd voor?', schrijft zij haar eerste gedachte. Tijdens een evaluatieonderzoek bleek dat juist door verbindingen te zoeken en samenwerkingen aan te gaan er oplossingen voor problemen zijn te vinden.

XL20OpenPodiumJW-2Biodiversiteit
Van de natuur weten we inmiddels dat biodiversiteit van belang is. Het houdt ons ecosysteem aan de gang. Als we met elkaar ook het ecosysteem van de sport aan de gang willen houden moeten we de ongeorganiseerde sport toejuichen en de georganiseerde sport omarmen.

We hebben elkaar nodig. Als de lokale overheden de toegevoegde waarde van de diversiteit zien en deze verenigingen dan ook nog willen helpen met het goed opzetten van samenwerkingen met buurt, andere (sport)verenigingen alsmede het onderwijs dan treedt er voor alle partijen een win-situatie op. De belangrijkste daarvan is die voor de jongste jeugd. Zij kunnen kiezen en in een sportvereniging naar smaak instromen. En het is geen probleem dat zij rond de pubertijd weer even uitstromen. Als ze uiteindelijk maar in beweging blijven. Met jong startende sporters is de kans daarop het grootst.

Met dat in het achterhoofd zie ik dan ook in ‘mijn regionale krant’ bij de volgende verkiezingen de belangrijkste kolommen gevuld met nieuws over sport. Want ook dan is het nog steeds de meest belangrijke bijzaak van het bestaan. Mag de kop dan dikgedrukt zoiets zijn als: 'Kleine verenigingen grote motor achter groeiende sportpopulatie'. Wishfull thinking? Wie weet. Maar beter onbewust positief denken dan bewust negatief schrijven.

Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast is hij als docent verbonden aan de opleiding Sportkunde van de Haagse Hogeschool en geeft hij daar les op het gebied van sportmanagement, -marketing en -beleid. In zijn vrije tijd is hij lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) met als aandachtsgebied marketing en communicatie. In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, LinkedIn, of www.zjerom.nl

« terug

Reacties: 2

Piet van Loon - orthopeed, Houding Netwerk Nederland
04-06-2019

Het blijft kennelijk zeer moeilijk om de zeer tegenstrijdige berichtgeving over 'sport bij de jeugd' en haar plaats voor het op peil houden van de volksgezondheid te duiden. Ook onze kinderen werden tot in de jaren 60 - voor we alles waar kennelijk spruitjeslucht aanhing weggooiden - vanaf de wieg lichamelijk opgevoed volgens de kennis uit de gezondheidsleer. Schoolgymnastiek, schoolbanken en goede orthopedische (hoe groeit een kind?) kennis waren daar erkende hygieneonderdelen in. We bereikten zo net als in grote delen van Europa een veel gezonder en duurzamere beroepsbevolking, zeker in vergelijking met juist de USA, de latere grote 'sportnatie'. Het bewegingsapparaat raakte door veel buikligging, veel spelen, stoeien en ravotten, wegblijven bij zitten en hangen, veel lopen (naar school!) geoefend en voorbereid op latere eisen. Hoe goed bedoeld 'sport' ook is, in de thuisopvoeding en in het onderwijs hoort er door ieder opgelet te worden of de ontwikkeling van de lichaamshouding en optimaal kunnen bewegen (soepelheid, veelzijdige beweeglijkheid, alzijdige krachtontwikkeling) op orde komt voor dat een kind volwassen is. Op de klassieke gymnastiek na is deze begeleidingsfunctie naar  kernwaarden van lichamelijke gezondheid (heus de geest doet dan vanzelf mee) niet in de georganiseerde sport geborgd. Het gaat binnen een soort niet om diversiteit in de natuur, maar om optimalisatie in groeiprocessen voor ieder nieuwe individu. 

Houdingnet deed mee aan onderzoek bij 250 kinderen tusen 14-18 jaar in Deventer, waar tegen de 80% de Finger Floortest niet haalde (hamstrengen!) en bijna  60% op ongezonde houdingen (hyperkyfose bij bukken) gescoord werd. Deze combinatie van factoren maakt 'sport' zelfs ongezond, omdat het de blessurekans enorm vergroot. Iets wat zowel in de topsport als bij Defensie grote zorgen is gaan geven over de duurzame inzetbaarheid van de nu opgroeiende generaties. Alle door het RIVM aan de sedentaire leefstijl hangende aandoeningen tot kanker aan toe blijven doorstijgen in aantal. 

Goede marketing voor sportdeelname is prima, maar pas echt als de preventie in de eerste levensfase weer op orde is.

Loek Jorritsma
04-06-2019

Zolang het beleidsterrein en het begrip SPORT niet voldoende is gedefinieerd, acht ik uitspraken over de gezondheidsbevorderende betekenis van sport van weinig betekenis. Wanneer zelfs e-sport in aanmerking kan komen en sportvissen formeel wel tot deze 'familie' behoort moeten uitspraken van enige bescheidenheid worden voorzien.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst