Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

De civil society in het sportdomein laat zich niet vangen in een dictaat van de overheid 12 maart 2019

Over overheidsbemoeienis bij lokale dynamiek in het sportdomein

door: Marian ter Haar

De Volkskrant publiceerde op vrijdag 15 februari een artikel over het proefschrift van Michel van Slobbe, nieuwsgierig ging ik later die ochtend naar de publieke verdediging ervan in het Academiegebouw van de Universiteit van Utrecht. Michel is de laatste uit een groep interessante promovendi. Na Jan-Willem van der Roest, Maikel Waardenburg, Frank van Eekeren, Ali Karatas, Marianne Dortants nu Michel van Slobbe als laatste uit de school van professor Paul Verweel die vorig jaar overleed. Het debat deze ochtend was de moeite waard, hij zou genoten hebben. Het proefschrift inspireerde tot interessante en relevante vragen, hier volgt een impressie.

Het proefschrift behelst een etnografische studie van een voetbalclub in het multiculturele Utrechtse Overvecht. Een club die ontstond in een andere wijk en in een tijd waarin Utrecht bevolkt werd door voornamelijk witte gezinnen. Daarna is dat sterk veranderd en is voetbalvereniging Onder Ons verhuisd naar Overvecht. De witte Nederlanders van het eerste uur bezetten tot het einde toe de strategische posities in de club. Maar langzamerhand - en met lede ogen - zien deze ‘gevestigden’ dat hun invloed tanende is. De ontmoetingsplek moet steeds meer gedeeld worden met Nederlanders met een migratie-achtergrond en andere culturele voorkeuren. Dat geeft spanningen in de club, die ook kampt met zwaar weer door financiële en bestuurlijke problemen. Het voortbestaan van de club wordt bedreigd. De gemeente besluit de club te steunen onder voorwaarde dat ze aandacht besteedt aan de integratie van de etnische groepen in haar gelederen.

De theedoos blijkt zoek, de deur wordt niet open gedaan als kinderen willen plassen en teams gaan met elkaar op de vuist

Tegenstellingen lopen op
Van Slobbe volgt het proces dat zich na het ‘redden’ van de vereniging, onder meer door de steun van de gemeente, ontvouwt. Hij neemt zitting in het bestuur van de vereniging en vanuit die directe betrokkenheid onderzoekt hij wat zich voltrekt. Hoe positief het streven van de gemeente ook is de integratie van de etnische groepen te willen stimuleren, de tegenstellingen tussen de beide groepen nemen toe. 

In de interacties en dynamiek die Van Slobbe beeldend en invoelend beschrijft, wordt duidelijk dat de tegenstellingen tot grote hoogte oplopen. De theedoos blijkt zoek, de deur wordt niet open gedaan als kinderen willen plassen en teams gaan met elkaar op de vuist. Alle conflicten worden in het debat gezien als etnische tegenstellingen, van integratie komt weinig terecht. De dynamiek verhevigt als de groep die een ‘buitenstaanders’-positie heeft zich niet schikt en de strijd aangaat voor een grotere aandeel in de zeggenschap over de club. De groep ‘gevestigden’ met de superieure positie voelt zich bedreigd en vertrekt.

XL9ColumnXL-MtH-1‘Gevestigden’ en ‘buitenstaanders’
Bovenstaande observatie, zo schrijft Van Slobbe, kenmerkt zich door een opdringende omgeving met - in termen van Elias (2005) - ‘buitenstaanders’ en de lokale overheid als derde actor. De strijd tussen de zich in de kantine verschansende ‘gevestigden’ van voetbalvereniging Voetbal Vereniging ‘Onder Ons’ met de voetballende ‘buitenstaanders’. Beide groepen maken deel uit van wat Elias een ‘figuratie’ noemt en tegenwoordig als sociaal netwerk betiteld wordt. Elias beschrijft netwerken van mensen die onderling van elkaar afhankelijk zijn op manieren die zij zelf vaak slechts gedeeltelijk overzien (Elias, 1971). Van Slobbe beschrijft een ontwikkeling van de situatie zo dat de macht in het bestuur verschuift van de ‘gevestigden’ naar de ‘buitenstaanders’. 

De spanningen en incidenten leiden er toe dat de witte Nederlanders besluiten de club te verlaten. ‘Onder Ons’ wordt omgedoopt tot Voetbal Vereniging ‘De Dreef’, waarmee de ‘buitenstaanders’ zelf ‘gevestigden’ worden. De tenues, de uiterlijke cultuurdragers, krijgen een nieuwe kleur en veranderen van zwart-wit in rood-wit-blauw. Deze ontwikkeling beëindigt de spanningen en markeert een nieuw tijdperk. Eén die mogelijk niet strookt met de idealen van de gemeente bij hun steun. Het inzetten van middelen heeft niet het gewenste integratie-effect gehad, wel het voortbestaan van de club met een wijkfunctie.

Het precaire evenwicht tussen de etnische groepen is door het ingrijpen door de overheid verstoord

Interessant debat over ‘bemoeienis’ gemeente, breder perspectief op verschillen
Het debat dat de verdediging van Van Slobbe’s onderzoek bespreekt brengt een aantal interessante overwegingen met zich mee, waarbij ik me op deze plaats beperk tot de betekenis van de gemeentelijke bemoeienis. Uit de verdediging is de bemoeienis van de gemeente met de governance van de vereniging interessant voor betrokkenen in de praktijk rondom de sport. 

Van Slobbe betoogt in zijn proefschrift dat het precaire evenwicht tussen de etnische groepen door het ingrijpen door de overheid is verstoord. Het is de vraag of een dergelijk ingrijpen niet te zeer politiek van aard is, zo stelt Lucas Meijs - hoogleraar Strategische Filantropie en Vrijwilligerswerk bij de Rotterdam School of Management, (Erasmus Universiteit) - als aftrap in het debat. Wordt hier de democratie van de vereniging vervangen door de dictatuur van de gemeente? Had er binnen de vereniging niet een debat gevoerd moeten worden of is dit het antwoord waarbij het concept van de Open Club moet leiden tot minder dictatuur van de meerderheid, zo vraagt Meijs. 

XL9ColumnXL-MtH-2Van Slobbe bestrijdt dat de gemeente een uitkomst heeft willen afdwingen. Wel heeft de gemeente het proces van ‘meedoen en meepraten’ willen beïnvloeden. Uiteindelijk, zo stelt Van Slobbe, is de private dynamiek dominant. Het wezen van de club is juist dat het een plek is waar je eigen politiek kunt bedrijven.

Met deze aftrap is de toon gezet. Martijn Koster (1978), universitair docent Antropologie en Ontwikkelingsstudies aan de Radboud Universiteit Nijmegen, vraagt of de gemeentelijke bemoeienis als een vorm van boundary work gezien kan worden die in het netwerk de interactie tussen beide groepen positief kan beïnvloeden. Van Slobbe, die als bestuurder betrokken was, legt uit dat hij zichzelf als het ware in een tussenruimte positioneerde, overigens samen met anderen die ook trachtten de spanning op te lossen met toekomstgerichte voorstellen. Echter naarmate de tijd verstreek liepen spanningen op, met name door de etnische verschillen. Alle conflicten en spanningen werden zo benoemd, reageerde Van Slobbe.

Was het debat niet anders gelopen als de bestuursleden naast grote verschillen in etniciteit ook grote verschillen qua opleidingsniveau vertoonden?

Dit was voor Patricia Zanoni - hoogleraar Organization Studies aan Universiteit Utrecht - aanleiding wat dieper te spitten in de aard van het conflict. Was Van Slobbe tot de kern van het conflict gegaan? Zij betoogde dat de invloed van de multiculturele aard met de dynamiek in de samenleving ten gevolg grote invloed heeft. Zij vraagt of deze ‘buitenwereld’ enigszins weggeschreven lijkt te zijn van het conflict. Van Slobbe meent dat deze dynamiek in het debat in de kantine en aan de bestuurstafel zichtbaar is. Zanoni prefereert desondanks een bredere lens dan alleen etniciteit waarbij ook aandacht is voor aspecten als leeftijd, opleiding, gender. 

Schermafbeelding 2019-03-09 om 18.12.42Mark Bovens - hoogleraar Public Administration aan Universiteit Utrecht en lid van de WRR - gaat daar op verder en vraagt zich af of de diversiteit bij de Nederlanders met een migratieachtergrond in herkomst, etniciteit, generatie, verblijfsduur en opleidingsniveau niet van invloed is op de spanning. Net als de overeenkomsten met de witte mensen uit de vereniging. Waarbij het goed mogelijk is dat personen van elkaar kunnen verschillen in het ene opzicht maar gelijk zijn in een ander opzicht. Bovens vraagt af of het debat niet anders was gelopen als de bestuursleden naast grote verschillen in etniciteit ook grote verschillen qua opleidingsniveau vertoonden? Van Slobbe bevestigt het vermoeden van Bovens en stelt dat dit niet bijgedragen heeft aan het vinden van gemeenschappelijkheid.

Wil Pansters - hoogleraar Sociale Wetenschappen aan Universiteit Utrecht - maakt de cirkel rond door terug te gaan naar de opening van Meijs over de bemoeienis van de gemeente bij de governance van de vereniging. Is de overheid mede gesterkt in haar rol door het concept Open Club niet een te dominante actor en zo een bedreiging van de autonomie van de vereniging? Leidt deze dominantie, met de interventie van de gemeente er niet toe dat de zelforganisatie verdwijnt, vraagt Pansters. Is deze externe machtsfactor in het lokale domein een vorm van wat Foucault omschreef als een vorm van macht die tot de capillaire haarvaten van de samenleving is doorgedrongen? (wat Meijs eerder die ochtend omschreef als de democratie van de vereniging wordt vervangen door de dictatuur van de stichting). 

Van Slobbe herkent de zorg maar zegt op grond van deze casus dat het hier niet gaat om het afdwingen van bepaalde resultaten. De bemoeienis van de gemeente is eerder gericht op de geleiding, het proces van de lokale dynamiek en informele praktijken onverlet de uitkomst ervan. Hij ziet hierin eerder een subtiele overheid. Op grond van zijn studie ziet hij eerder dat de civil society in het sportdomein zich niet laat vangen in een dictaat van de overheid.

Paul Verweel zou tevreden zijn.

Marian ter Haar is stafmedewerker kwaliteit bij Kenniscentrum Sport. Zij promoveerde in 2014 met haar proefschrift ‘Communicatie en Improvisatie; omgaan met dynamiek en complexiteit bij de ontwikkeling en implementatie van een gezondheidsinterventie’. Voor meer informatie: marian.terhaar@kcsport.nl.

« terug

Reacties: 3

Ary Hordijk
13-03-2019

Interessante analyse die de sportformateur, de gemeente, de sport en andere stakeholders kan helpen in het proces naar de gewenste lokale sportakkoorden.  

Kevin van Pernis
14-03-2019

Ik was deze ochtend ook aanwezig en heb eveneens genoten van de interactie tussen Michel en de 'hoogleraar opponenten'. Wat ik in dit type onderzoek lastig vind en zelf ook tegenaan ben gelopen is hoe je bepaalde groepen mensen duidt en op basis waarvan je nu precies onderscheid kan maken. En is dat eigenlijk wel relevant? Wat zijn 'witte gezinnen'? Hoe wit is wit en hoe zwart is zwart? Wit zegt niet per definitie iets over etnisch-culturele achtergrond. En toch halen we elke dag weer het fenotypisch kenmerk huidskleur aan. Ik begrijp ook goed de vragen over andere variabelen zoals opleidingsniveau. Uiteindelijk denk ik dat het gaat om een waardenhomogeniteit bij alle mensen van de club. Opzoek gaan naar de waarden waar je elkaar vindt vanuit je eigen culturele achtergrond. En daar waar het schuurt proberen dit naast elkaar te laten bestaan (simpel voorbeeldje dat ik bij een gemengde vereniging tegenkwam: twee tosti apparaten, één voor halal tosti's en één voor 'gewone' tosti's).Voor mijzelf haal ik verder uit deze studie dat het concept Open Club opleggen of vanuit een ongezonde motivatie (financiële problemen bijv.) ermee aan de slag gaan, nooit het gewenste resultaat zal opleveren.

Michel van Slobbe
15-03-2019

Goed punt, Kevin!

Richt je aandacht en energie als verenigingslid, teamlid en bestuurder vooral op datgene wat overeenkomstig is bij alle leden en gedeeld wordt, en wat je kunt aanleren en overdragen aan nieuwe leden (in jouw termen waardenhomogeniteit. Mijn studie (http://www.uitgeverijparthenon.nl/parthenon_slobbe.html) laat onder meer zien dat sociaal onderscheidende kenmerken (o.m. etniciteit., leeftijd, opleiding, geslacht, geloofsovertuiging) en gerelateerde groepsvorming belangrijk worden als sprake is van sociale ongelijkheid in de vereniging. De verschillen en onderscheidende kenmerken worden dan uitvergroot en dit zet de onderlinge verhoudingen op scherp met uitsluiting als gevolg. En deze dynamiek (figuratiedwang) is krachtiger dan het individuele handelen.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst