door: Jeroen Weijermars
Vraag enkele willekeurige personen op straat of gezond leven in combinatie met sport belangrijk is en de meerderheid zal deze vraag met ‘ja’ beantwoorden. Natuurlijk zullen er ook enkele respondenten zijn die het adagium ‘Liever te dik in de kist, dan weer een feestje gemist’ omarmen, maar de grote meerderheid zal voor een gezond leven kiezen.
Aandacht voor een gezonde leefstijl neemt toe. Naast gezonde voeding hoort daar voldoende sport en bewegen bij. Het is logisch dat er een groeiende belangstelling voor dit thema is, want uiteindelijk word je er gewoon (vitaal) ouder door. Daarbij snijdt het mes aan twee kanten, want als wij een beetje gezond blijven zijn overheden minder geld aan gezondheidszorg kwijt om ons in de eindfase van ons leven op de been te houden.
Het is niet verrassend dat zowel op nationaal als lokaal niveau steeds meer ingezet wordt op de combinatie van gezonde voeding en sport en bewegen
Gezonde combinatie
Eerder schreef ik al eens dat bij gelijkblijvende omstandigheden ons zorgstelsel een budget vraagt van tenminste 150 miljard euro. En natuurlijk vallen er allerlei nuances te maken, zie ook de reacties op de column Welke partij durft? Minder geld naar zorg, meer naar sport. Tegelijkertijd is gezond ouder worden voor alle partijen - burgers en samenleving – aantoonbaar goedkoper dan ongezond leven.
Het is daarom niet verrassend dat zowel op nationaal als lokaal niveau steeds meer ingezet wordt op de combinatie van gezonde voeding en sport en bewegen. Lokaal wordt er meer en meer domeinoverschrijdend beleid gemaakt en wordt sport daarvoor als middel gebruikt. Mede ook omdat naast de gezonde kracht van sport ook de sociaal-economische kracht van sport en de maatschappelijke kracht van sport onderkend wordt.
Welwillendheid van de georganiseerde sport
Maar hoe zet je beleid om naar daadwerkelijke interventies in de maatschappij. Daar kan de georganiseerde sport in de vorm van sportverenigingen een enorme bijdrage aan leveren. Beleidsmakers én sportbestuurders zijn zich daarvan bewust en bij spreekbeurten, congressen of andere bijeenkomsten waar deze twee groepen elkaar treffen, zie en hoor je ook de welwillendheid van de georganiseerde sport. Dus als de wederzijdse bereidheid er is, dan is een gezonde samenleving uitbouwen middels de sportverenigingen een 'kat in het bakkie'?
Sportverenigingen zijn lastige partners om mee samen te werken. De vereniging draait op vrijwilligers en is dus niet altijd beschikbaar tijdens kantoortijden
Helaas is de realiteit weerbarstiger dan de goedbedoelde intenties. Sportverenigingen zijn lastige partners om mee samen te werken. De vereniging draait op vrijwilligers en is dus niet altijd beschikbaar tijdens kantoortijden. Daarnaast weet iedereen die weleens actief heeft meegedaan in een vereniging dat iedere vereniging een eigen dynamiek kent. Dat inlevingsvermogen kost tijd. De reflex - die net zo begrijpelijk is als onverstandig - is dat er door bonden, gemeenten en andere stakeholders in de sport meer en meer ingezet wordt op grote gezonde verenigingen.
Stelsel onder druk
Onze nationale sportstructuur is er één die geschraagd is op een diversiteit van sporten en wordt aangeboden door een bont palet aan sportverenigingen. Dit is een redelijk uniek stelsel dat ons land zowel in de breedtesport als de topsport veel heeft gebracht. Met een veranderende samenleving waarin de 24 uurseconomie, tweeverdieners en toenemende - door de overheid gestimuleerde - individualisering zijn intrede deed, kwam dat stelsel de afgelopen decennia onder druk.
Vrije tijd werd een kostenpost en - in ieder geval gevoelsmatig - schaarser. Daarnaast hebben verenigingen sinds de paarse kabinetten (1994) te maken met een terugtrekkende overheid, maar een toenemende regeldruk. Van de op vrijwilligers draaiende vereniging werd meer en meer verwacht, terwijl ondersteuning via geld minder en minder werd.
Kleine sportverenigingen dragen bij aan een kleurrijk koraalrif van de sport en zorgen voor diversiteit
Hulp
En toch wordt er ook nu weer met het huidige gezondheidsdenken gekeken naar de verenigingen en geeft de overheid min of meer de opdracht: ‘Iedere vereniging moet aantoonbaar - maar niet alleen door sport - bijdragen aan een gezondere samenleving.’
De bereidheid bij verenigingen is groot, maar daarbij is wel hulp nodig. Niet alleen bij de grote georganiseerde clubs, maar juist bij de kleinere verenigingen.
Grotere verenigingen lossen dit vaak op met semiprofessionele krachten, maar bij kleinere clubs gaat dit niet zomaar lukken. Hoewel kleinere sportverenigingen er doorgaans wel het nut en de noodzaak van inzien, hebben zij vaak te weinig mogelijkheden om dit soort extra taken op te pakken en uit te rollen. Deze kleine sportgemeenschappen hebben hun handen reeds vol aan de dagelijkse gang van zaken.
Extra ondersteuning
Hoewel dat misschien voor overheden, bonden en andere organisaties uit de periferie van de sport in eerste instantie minder efficiënt is, pleit ik toch voor extra ondersteuning van juist de kleine verenigingen. Zij dragen bij aan een kleurrijk koraalrif van de sport en zorgen voor diversiteit. Juist dat stelt mensen, vooral jeugd, in staat om de sport te kiezen die bij hen past. Het in het verleden ontstane aanbod waaruit wat te kiezen viel, zorgde ervoor dat sportende basisschoolkinderen in overgrote meerderheid (zo’n 75 procent) dit doet bij een sportclub. En we weten uit onderzoek dat wanneer er eenmaal is kennisgemaakt met sport de kinderen ook in hun latere leven langer blijven sporten.
Het koraalrif van de georganiseerde sport mag best meer waardering, aandacht en ondersteuning krijgen
De afgelopen jaren is er nogal ingezet op het omarmen van de massa. Dit zag je onder meer gebeuren in onderwijs en zorg. Dat dit voordelen heeft is evident, maar het kent ook een keerzijde. Bij de sport zie je dat door schaalgrote de diversiteit van het sportaanbod afneemt. Niet iedereen wil hockeyen, of voetballen. En met name voor de basisschoolleerlingen, die te jong zijn om zelf ongeorganiseerd urban te sporten, is een divers verenigingsaanbod wenselijk.
Het koraalrif van de georganiseerde sport, met diverse en kleurrijke verenigingen, mag daarom best meer waardering, aandacht, ondersteuning en misschien zelfs wat bescherming van de (lokale) overheid, de bonden en de andere betrokken partijen krijgen.
Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast is hij als docent verbonden aan de opleiding Sportkunde van de Haagse Hogeschool en geeft hij daar les op het gebied van sportmanagement, -marketing en -beleid. In zijn vrije tijd is hij lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) met als aandachtsgebied marketing en communicatie. In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, LinkedIn, of www.zjerom.nl