door: Bram Brouwer
Op 6 oktober jl. publiceerde Sport Knowhow XL een column van mijn hand 1 waarin ik mijn proefschrift ‘De mythe van de rode bloedcel’ 2 samenvatte. Het werd een van de meest gelezen columns op Sport Knowhow XL van dit jaar. Naast ondersteunende reacties kreeg ik, zoals verwacht, veel kritiek. Die, deels overgelaten aan de vrije krachten van het internet, soms disproportioneel was. Samengevat ben ik uitgemaakt voor een incompetente klootzak (overigens niet door Sport Knowhow XL-lezers) en afgestudeerd aan een universiteit die het niveau van een volksuniversiteit nauwelijks ontstijgt. Ik zou atleten tot dopinggebruik aanzetten en Armstrongs misdaden schoonpraten. Als psycholoog zou ik niet over inspanningsfysiologische, laat staan over medische, zaken mogen schrijven. Mijn onderzoek zou niet aantonen dat epo en bloeddoping niet werken. En wielrenners zouden, in tegenstelling tot mijn bevindingen, wel degelijk harder fietsen sinds epo in het peloton kwam. Afsluitend zou mijn proefschrift irrelevant zijn. Het reglement verbiedt doping immers of die prestaties nu wel of niet verbetert. Hierna bespreek ik de kritiek.
Over het eerste deel van de kritiek kan ik kort zijn. Als u mij een klootzak vindt, is dat uw goed recht. Incompetentie gaat echter over mijn werk. Het is dan blijkbaar onduidelijk dat mijn proefschrift eerst door de academische molen moest, waarin het werd beoordeeld door specialisten uit verschillende wetenschappelijke disciplines: psychologie, inspanningsfysiologie, hemorheologie, geneeskunde, (bio)mechanica, stromingsleer, etc. Waren die allemaal incompetent? Ook gaat mijn proefschrift primair over gezonde goedgetrainde atleten en slechts zijdelings over medische zaken. En, als u vindt dat ik atleten tot dopinggebruik aanzet, heeft u mijn proefschrift niet gelezen. Wat Armstrong betreft probeer ik zijn ‘misdaden’ slechts te beoordelen met reële en niet met emotionele argumenten.
Voor de kwaliteit van mijn universiteit verwijs ik naar de Keuzegids Universiteiten 20163. In het overzicht van de beste Nederlandse universiteiten - beoordeeld door studenten en experts - is mijn Open Universiteit dit jaar voor de eerste plaats met banddikte door de Wageningen University verslagen, nadat we vorig jaar de eerste plaats deelden.
"Ik heb mij bijna acht jaar verdiept in de voor mijn proefschrift benodigde kennis"
Aan die universiteit ben ik cum laude afgestudeerd als psycholoog en als wetenschapper. Daarbij nam ik vijftig jaar wieler- en schaatsportervaring mee in mijn bagage, zowel als atleet en als trainer. Verder heb ik 35 jaar beroepservaring als meet- en regeltechnicus. De kennis daaruit vormde een belangrijk fundament voor mijn studie. En ik heb mij bijna acht jaar verdiept in de voor mijn proefschrift benodigde kennis.
Geen bewijs
Het is juist dat mijn proefschrift2 niet aantoont dat epo en bloeddoping (-transfusies) niet werken, ze werken namelijk wel. Epo stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen en is een fantastisch medicijn voor patiënten met een tekort aan deze cellen. Bloedtransfusies kunnen na ernstig bloedverlies levensreddend zijn. Ook bij gezonde mensen verhogen epo en bloedtransfusies het aantal rode bloedcellen in het bloed.
De vraag in mijn onderzoek was echter of de argumenten kloppen, dat gezonde goedgetrainde duuratleten met die extra rode bloedcellen evident beter presteren in echte wedstrijden. Volgens een commissie, onder leiding van ex-minister van justitie Winnie Sorgdrager, was dat voordeel zo groot dat wielrenners zonder deze doping beter konden stoppen met hun sport, althans in de decennia rond de eeuwwisseling4.
Bedoelde de kritiek dat mijn studie niet aantoont dat epo en bloeddoping de prestaties van gezonde goedgetrainde duuratleten in echte wedstrijden niet evident bevoordelen? Maar dat is een cirkelredenering: aannemen wat juist ter discussie staat. Hier - aannemen, maar niet bewijzen - dat epo en bloeddoping duurprestaties verbeteren, om vervolgens te beargumenteren dat mijn studie niet aantoont dat dat niet zo is.
"Tot het tegendeel is aangetoond is de vermeende prestatiebevorderende werking van epo en bloeddoping op duurprestaties een mythe"
Het proefschrift geeft diverse voorbeelden van zulke drogredeneringen. In de wetenschap accepteren we pas dat een middel of methode werkt, nadat dat evident is aangetoond (evidence based practice). Mijn studie laat zien zo’n evidence based practice voor epo en bloeddoping bij gezonde duuratleten in echte wedstrijden ontbreekt2. Ook liet mijn studie zien dat het vanuit een gecombineerde hemorheologische en inspanningsfysiologische visie aannemelijker is dat epo en bloeddoping duursportprestaties van gezonde goedgetrainde atleten benadelen. Tot het tegendeel is aangetoond is de vermeende prestatiebevorderende werking van deze doping op duurprestaties een mythe.
Renners fietsen wél harder
Het is juist dat wielrenners harder fietsen sinds epo in het peloton kwam. Net als schaatsers, hardlopers en zwemmers presteren zij in de loop der tijd steeds iets beter. Dat is kenmerkend voor sport. Het tempo van die prestatieontwikkeling varieert echter. Soms geven specifieke ontwikkelingen een plotselinge boost aan het prestatieniveau in een sport, zoals de klapschaats bij schaatsen. Met andere woorden, wielrenners presteerden in de loop der tijd steeds iets beter, zowel vóór als na de introductie van epo (~1990).
Om de effectiviteit van epo op wielerprestaties te bestuderen moeten we dan niet beoordelen of wielrenners sinds de introductie van epo (~1990) sneller fietsen, maar of de introductie van die doping de ontwikkeling in wielerprestaties een bijzondere boost gaf. Maar zelfs als zo’n boost wordt aangetoond, bewijst dat niet dat epo die veroorzaakte. Er zijn vele factoren die een plotselinge prestatiestijging in een sport kunnen creëren en die niets met epo of bloeddoping te maken hebben5; 6. Ik noemde al de introductie van de klapschaats. Het proefschrift laat zien dat de ontwikkeling in wielerprestaties in de jaren negentig geen boost kreeg. Vergeleken met voorgaande jaren tachtig vlakte die ontwikkeling juist iets af en was begin jaren tachtig het sterkst5; 6. Kunstmatige epo bestond toen nog niet. De aanname dat wielerprestaties zich sinds de komst van epo evident beter ontwikkelden is dan een mythe.
"Het tv-programma Pauw gaf een schoolvoorbeeld van de speculaties en onbewezen aannames die de mythes over epodoping al decennia in stand houden"
Aan de vooravond van mijn promotie gaf het tv-praatprogramma Pauw een schoolvoorbeeld van de speculaties en onbewezen aannames die de mythes over epodoping al decennia in stand houden. In de voorbereiding op mijn promotie kon ik die avond niet naar de studio komen, zodat journaliste Nynke de Jong iets over mijn proefschrift mocht zeggen. In tegenstelling tot de bevindingen uit het proefschrift fietsten wielrenners volgens De Jong wel degelijk evident sneller sinds epo in het peloton kwam. Ze ‘bewees’ dat door te verwijzen naar Marco Pantani. Op weg naar Alpe d’Huez zou deze Italiaan zo snel geklommen hebben dat hij in de bochten zelfs moest bijremmen. Er zijn echter vele redenen waarom renners bijremmen, zeker als het parkoers omzoomd wordt door duizenden uitbundige wielerfans. En, mogelijk klom de Italiaan zo snel omdat hij een excellent klimmer was. De Jongs ‘bewijs’ zegt niets over de effectiviteit van epo bij wielrennen.
Vervolgens zegt De Jong dat we ondertussen weten dat epo minder effectief is voor duurprestaties, maar juist kortdurende explosieve prestaties bevordert, sprints dus. Ze had dat ‘s middags bij collega’s gecheckt. Dus niet Pantani, maar onze Dafne Schippers zou op haar 100 en 200 meters baat bij epo hebben. Volgens een biologieleraar op een middelbare school zouden zelfs zijn vierdeklassers dat kunnen weerleggen. Immers, bij de korte explosieve prestatie van Schippers speelt zuurstof nauwelijks of geen rol, terwijl epo juist de zuurstoftoevoer zou bevorderen.
De Jongs optreden, niet gehinderd door enige kennis van zaken, was een schoolvoorbeeld van tunnelvisie: zoeken naar bevestiging van wat je al dacht of de feiten zo verdraaien dat ze toch binnen jouw opvatting passen. Het ontging de journaliste blijkbaar dat ze met deel twee van haar betoog deel één ontkrachtte. Immers Schippers en niet Pantani zou voordeel bij epo hebben. Blijkbaar presteerde Pantani dan toch zo goed omdat hij een begenadigd klimmer was en niet door de epo. Voor een serieus tv-programma als Pauw was De Jongs optreden volgens mij een blamage. Ze faciliteerde de instandhouding van de dopingmythe met onzin die door de gemiddelde kijker niet eenvoudig weerlegd kan worden.
Regels zijn regels
Tot slot bespreken we de kritiek, vooral uit de juridische en de antidopingwereld, dat mijn proefschrift irrelevant is. Middelen en methoden van de verboden lijst mogen volgens de dopingregels eenvoudigweg niet gebruikt worden, of ze prestaties wel of niet verbeteren. Dat lijkt een valide argument, maar is het niet.
Bij een rood stoplicht stoppen we, ook midden in de nacht als er geen ander verkeer is. Het altijd opvolgen van die regel (wet) bevordert zowel de verkeersveiligheid als ons vertrouwen dat andere weggebruikers dat ook doen. Met andere woorden, de altijd bij-rood-stoppen-regel is functioneel gefundeerd in de werkelijkheid. We hebben de overheid gemachtigd overtredingen van die regel te sanctioneren: het legitimiteitsbeginsel. Bij twijfel over de regels hebben westerse rechtstaten democratische procedures die foute regels corrigeren. Hoewel dit systeem niet perfect is, werkt het meestal redelijk goed. We kunnen dan met recht claimen dat Nederland een rechtsstaat is.
"Dopingregels moeten functioneel gefundeerd zijn in de werkelijkheid. Zo niet, dan mogen we de legitimiteit van die regels betwisten"
Voor de dopingregels moet hetzelfde gelden. Ze moeten functioneel gefundeerd zijn in de werkelijkheid. Zo niet, dan mogen we de legitimiteit van die regels betwisten. Evenzo betwisten wij de Oegandese regels die zeggen dat homo’s levenslang in het gevang moeten. En, het onthoofden van ongelovigen is volgens de regels die IS hanteert gerechtvaardigd. Wij betwisten dat. Het verbod op epo en bloeddoping in de sport ontstond wel degelijk uit het argument dat deze doping duuratleten in wedstrijden oneerlijk bevoordeelt. Als dat argument onjuist blijkt, is de rechtvaardigingsgrond van dat verbod in het geding en daarmee de legitimiteit om op basis van dat verbod te sanctioneren.
Gezondheidsargument
En, het gezondheidsargument dan, zullen critici beargumenteren. Begin jaren negentig overleden immers plotseling veel Nederlandse en Belgische wielrenners door epogebruik. Daar moeten we atleten tegen beschermen. Lopez7 onderzocht deze bewering minutieus en stelde vast dat die epododen een mythe zijn. Johannes Draaijer was de enige actieve Nederlandse beroepswielrenner die op 27 februari 1990 plotseling overleed en wordt steeds als voorbeeld gebruik voor deze epododen8. Draaijers echtgenote zou gehersenspoeld zijn om epo als doodsoorzaak te verdoezelen7.
Incompetente (waar lazen we dat eerder) Nederlandse en Belgische pathologen probeerden de echte doodsoorzaak van al die dode renners onder de pet te houden7. Draaijer overleed echter aan een erfelijk afwijking, waaraan ook zijn broer lijdt9. Zijn familie moet vijfentwintig jaar na zijn dood nog steeds omgaan met beschuldigingen als zou Draaijer zijn dood zelf veroorzaakt hebben door bedrog.
In werkelijkheid zijn de gezondheidsrisico’s van epo en bloeddoping beperkt, zeker bij topatleten. De gezondheidsrisico’s van de sancties op het gebruik van deze doping zijn aanzienlijk groter. Ze kunnen tot sociale uitsluiting leiden en dat is een van de ergste dingen die we sociale wezens als mensen kunnen aandoen. Ook kunnen we ons afvragen of het ethisch verantwoord is mensen te sanctioneren die slechts zichzelf benadelen. In de reguliere maatschappij zijn we geneigd zulke mensen - zoals drugsgebruikers - te helpen. Tegelijk accepteren we dat er in de sport kwakzalvers opereren die de gezondheid van atleten met onzinnige kuren in gevaar brengen, maar die niet op de verboden lijst staan10-13.
De regels-is-regels-redenering lijkt een gelegenheidsargument te zijn, voortkomend uit een zelfrechtvaardigingsproces voor bestaande opvattingen en in het verleden vertoond gedrag, zoals het sanctioneren van atleten. Het bagatelliseren c.q. irrelevant verklaren van mijn bevindingen zijn dan de te verwachten reactie. Niet de opvatting en dat gedrag zijn dan fout, maar mijn bevindingen. Kort omschreven: tunnelvisie.
"Al jaren geleden toonde Jan Willem Soek in zijn proefschrift aan dat het antidopingbeleid strijdig is met de mensenrechten"
Mensenrechten
Het probleem in dopingkwesties is dat het legitimiteitsbeginsel in het dopingbeleid wordt geclaimd door een niet democratisch gecontroleerde privaatrechtelijke organisatie. Dat vergroot de kans op ongebreidelde machtsuitbreiding en toenemende sanctionering. Dat is precies wat we bij het dopingprobleem zien. Al jaren geleden toonde Jan Willem Soek14 in zijn proefschrift aan dat het antidopingbeleid strijdig is met de mensenrechten. En ondanks - of misschien wel dankzij - dat dit beleid vooral op mythes gebaseerd lijkt te zijn, verzwaren de sancties steeds meer.
Het lijkt een strijd tegen windmolens te zijn. Een dergelijke strijd is niet te winnen, maar kan slechts escaleren. De steeds omvangrijker wordende dopingkwesties van de laatste tijd lijken daar op te wijzen.
Wetgeving
Momenteel lobbyt de Nederlandse Dopingautoriteit om, in navolging van andere Europese landen, hun dopingreglement in de Nederlandse wetgeving te implementeren. Dat zou hun macht vergroten en dat is nodig in hun strijd tegen doping. Dat is opmerkelijk, omdat diezelfde antidopingwereld al jaren betoogt dat hun antidopingbeleid succesvol is. Mogelijk beseft de Dopingautoriteit dat het legitimiteitsbeginsel voor hen als privaatrechtelijke organisatie uiteindelijk niet houdbaar is en probeert ze via een wettelijke basis die legitimiteit sterker te funderen.
Op basis van het voorgaande zal duidelijk zijn dat ik de hiervoor beschreven ontwikkeling zeer ongewenst vind. Nederland ageert - zoals onze koning kortgeleden in China - veelvuldig tegen schendingen van de mensenrechten elders in de wereld. Ook huisvest Nederland het Vredespaleis, het internationale strafhof en diverse internationale mensenrechteninstituties. Het zou erg slordig zijn als een dergelijk land wetgeving aanneemt waarvan tevoren vaststaat dat die strijdig is met de mensenrechten en vooralsnog is gebaseerd op mythes. Dat andere Europese landen ons daarin voorgingen is geen geldig argument. Als die anderen in de sloot springen, hoeven wij dat toch niet ook te doen. Naar mijn oordeel zijn de antidopinginstanties een grotere bedreiging voor de sportgemeenschap dan doping zelf.
Ik sluit af met u op 12 december a.s. uit te nodigen voor de Debatnacht in het Arminius, congres & debatcentrum aan het museumpark in Rotterdam. Tijdens een van de programmaonderdelen ga ik onder leiding van oud-sportjournalist Guus van Holland in debat met de Dopingautoriteit over de vermeende werking van doping bij duuratleten. Ik hoop u daar te ontmoeten.
Referentielijst
1. Brouwer, B. (2015). Waarom Lance Armstrong zijn tourzeges op eigen kracht behaalde. Retrieved 17-11, 2015, from here
2. Brouwer, B. (2015). De mythe van de rode bloedcel: Verbetert erythropoëtine (epo) of bloeddoping de prestaties van wielrenners en andere duuratleten? (Ph D thesis). Rotterdam/Heerlen: 2010 Uitgevers/Open Universiteit. isbn: 978-94-90951-17-7
3. Anonymus. (20156). Keuzegids Universiteiten 2016: Centrum Hoger Onderwijs Informatie. isbn: 9789087610623
4. Sorgdrager, W., Bottenburg, M. v., Goedhart, E., Monsma, M., Verhoogt, P., Meulen, M. v. d., & Gerritsen, M. (2013). Meedoen of stoppen: Eindrapport van de Commissie Anti-Doping Aanpak: Onderzoek naar de dopingcultuur in het Nederlandse wegwielrennen bij de heren. Woerden: KNWU.
5. Lodewijkx, H. F. M., & Brouwer, B. (2011). Some empirical notes on the epo epidemic in professional cycling. Research Quarterly for Exercise and Sport, 82(4), 740-754.
6. Lodewijkx, H. F. M., & Brouwer, B. (2012). Tour, Giro, Vuelta: Rapid progress in cycling performance starts in the 1980's. International Journal of Sports Medicine, 2(3), 24-31. doi: 10.5923/j.sports.20120203.02
7. López, B. (2011). The invention of a ‘Drug of mass destruction’: Deconstructing the EPO myth. Sport in History, 84-109. doi: 10.1080/17460263.2011.555208
8. Kimmage, P. (1990). Rough Ride: Behind the wheel with a pro cyclist (revised and updated) (2007 ed.). London: Yellow Jersey Press. isbn: 978-0-224-08017-0
9. Meeren, P. v. d. (2013, 08-03). Johannes, nog dagelijks dichtbij, Leeuwarder Courant.
10. Driel, M. v., & Volkers, J. (2015, 14-11). Twee dozijn pillen voor Sven, Volkskrant, p. 42.
11. ANP, & NRC. (2015, 16-11). Schaatsen: Kramer boos om lekken medische gegevens, NRC.
12. Driel, M. v. (2015, 16-11). NOC*NSF: wees terughoudend met vitaminen, Volkskrant.
13. Langen, Z. J. (2015, 18-11). Topatleet zoekt kwakzalver, Volkskrant.
14. Soek, J. W. (2006). The strict liability principle and the human rights of the athlete in doping cases. (PhD dissertation), Erasmus Universiteit, Rotterdam.
Dr. Bram Brouwer is ruim 35 jaar schaatstrainer en was een van de eerste gediplomeerde Nederlandse wielrentrainers. Hij heeft 15 jaar professioneel duursporters begeleid en is psychologie gaan studeren aan de Open Universiteit. Hier studeerde hij in 2009 cum laude af als arbeids- en organisatiepsycholoog op het onderwerp ‘Doping als drogreden’ en behaalde de basisaantekening sportpsychologie. Bram is gepromoveerd op zijn proefschrift ‘De mythe van de rode bloedcel’, waarin hij de argumenten onderzocht die zouden aantonen dat epo- en bloeddoping duurprestaties sterk bevorderen. Ook is Brouwer auteur, adviseur/coach en verzorgt hij lezingen over diverse onderwerpen. Voor meer informatie: brambrouwer@outlook.com of www.brambrouwer.nl. Twitter: @DrBramBrouwer