door: Marc Hoeben | 3 september 2015
De drempel is hoog en zou wel wat lager mogen liggen: Linda Schouten (Sportservice Noord-Holland) schreef samen met Marijke Vellekoop (GGZ Noord-Holland-Noord) een ‘white paper’ onder de noemer ‘toegankelijkheid van sportverenigingen voor mensen met psychische problemen.’ Zij pleiten voor een regisserende rol van lokale overheden, om de angst en vooroordelen bij zowel sportclubs als mensen met psychische klachten weg te nemen.
Het idee voor het schrijven kwam voort uit persoonlijke interesse, vertelt Linda Schouten. Ze is bewegingswetenschapper en psychologe en zag in haar werk bij de Sportservice Noord-Holland hoe moeilijk mensen met psychische klachten aansluiting vonden bij het reguliere aanbod van sport.
Nauwelijks doorstroming
“Deze mensen zijn dikwijls actief, maar dan via bijvoorbeeld runningtherapie of het BigMove GGZ-programma. Bij BigMove volgen ze een groepsprogramma onder begeleiding van psychologen en fysiotherapeuten. Ook runningtherapie wordt door heel Nederland gedaan en richt zich op mensen met depressieve of psychotische klachten. Het verminderen van de klacht staat centraal. Soms hebben ze twaalf sessies, soms is het wel een jaar lang. Maar vanuit deze groepen zie je nauwelijks een doorstroming naar bijvoorbeeld atletiekverenigingen.”
Hoe komt dat? Dat was de vraag die Schouten en Vellekoop steeds meer ging bezighouden. “Wij zijn, met hulp van een laatstejaars student van InHolland, onderzoek gaan doen. We hebben gekeken wie de therapie volgden en wat hen belemmerde om door te stromen. Dat leverde interessante informatie op en zo kwamen we op het idee om een white paper te schrijven. We wilden de kennis graag delen. Het is heel bruikbaar voor gemeenten, buurtsportcoaches en zorgverleners.”
De voornaamste conclusie: er is weinig ondersteuning om de stap naar gewone sportclubs te maken
Schouten verrichtte het onderzoek vanuit de ‘kennisfunctie sport,’ die door de provincie Noord-Holland wordt ondersteund. De voornaamste conclusie van het tweetal is dat er weinig ondersteuning is om de stap naar gewone sportclubs te maken. “Dat gebeurt nauwelijks vanuit de groepen runningtherapie en ook vanuit de GGZ gaan mensen niet uit zichzelf de drempel over.”
Tweedeling
Volgens Schouten en Vellekoop valt er een tweedeling te maken. “Je hebt mensen met psychische klachten van tijdelijke aard, zoals een depressie. Met redelijke eenvoudige informatie en coaching zouden ze de overstap vanuit runningtherapie moeten kunnen maken. Bij de andere groep heb je het over ernstige vormen van autisme en psychotische klachten. Dan heb je meer begeleiding nodig en is het bijvoorbeeld goed om na te denken over een concept als ‘sportmaatjes.’ Dat bestaat al voor mensen met een lichamelijke beperking, maar zou je ook kunnen gebruiken voor mensen met psychische klachten. Het is al uitgetest in Friesland - met CIOS-studenten - als extra ondersteuning voor de integratie in sportclubs. Maar het beste is toch als de maatjes mensen van de sportclubs zelf zijn. Dan vervullen ze eigenlijk de rol van ambassadeur van hun vereniging en sport.”
"Als je zegt dat jouw club open moet zijn voor iedereen, dan moet je dit ook willen"
Vanzelfsprekend is het niet, weet Schouten, dat clubs hiervoor openstaan. “Maar het is de tendens dat sportclubs maatschappelijke taken oppikken. Als je zegt dat jouw club open moet zijn voor iedereen, dan moet je dit ook willen. Niet omdat de gemeente het verplicht stelt, maar omdat je de intrinsieke motivatie hebt. Het kan een win-winsituatie van zijn. Ik ken het voorbeeld van GGZ-cliënten in Noord-Holland die bij een club zijn gaan tennissen. Daar wordt ook een tegenprestatie van ze gevraagd, in de vorm van banenonderhoud of het helpen bij de groenvoorziening. Zo bestaan er genoeg creatieve oplossingen.”
Schouten benadrukt wel het bevorderen van de doorstroming richting het reguliere sportaanbod met behulp van de juiste kennis. “Er zit soms wel pressie op vanuit gemeenten omdat er op dagactiviteiten wordt gekort. Dat kan mooi worden opgevangen door nieuwe activiteiten bij sportclubs, maar wel met hulp van de GGZ. Ze kunnen elkaar versterken en dan kan er ook een betere inschatting worden gemaakt of de club en de cliënt hier aan toe zijn. Er zal trouwens sowieso altijd een afweging moeten worden gemaakt door behandelaar en cliënt samen, over in welke fase van het herstel deze zit. Soms is het nog te spannend en onverstandig om dit te willen.”
Angst bij sportclubs
Ze merkt dat onder sportclubs angst kan leven voor een instroom van mensen met psychische klachten. “Je hebt te maken met stigma’s. Dat zie je bijvoorbeeld bij mensen met een drankprobleem. Vragen clubs zich af of dat nou wel kan, in een omgeving met kinderen. Bij clubs leven diverse veronderstellingen die niet reëel zijn.”
Ongeveer de helft, is de inschatting van Schouten na een enquête, van mensen met psychische klachten heeft interesse in sportactiviteiten. “Ze zijn ook best bereid ervoor te rijden. Dus zo groot is die behoefte. Je moet je ook voorstellen: ze hebben vaak lichamelijke klachten, voortkomend uit overgewicht en diabetes.”
Voor het laatste zetje is een rol weggelegd voor gemeenten, denkt Schouten. “Het is nog niet eenvoudig clubs te vinden die hiervoor openstaan. Dus daar ligt een taak voor de gemeente, om daar zicht op te krijgen. Bovendien is het van belang dat ze de GGZ verleiden om samen te werken met de sportclubs, het is mooi om die twee kanten samen te brengen.”
Voor meer informatie: Toegankelijkheid sportverenigingen voor mensen met psychische problemen | White paper op het gebied van Wmo & Sport